ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ9142

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
180706/HA RK 11-64
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de kantonrechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 19 april 2011 een verzoek tot wraking ingediend tegen de kantonrechter in een aanhangige civiele procedure tussen Pré Wonen en verzoeker. De kantonrechter had op 28 april 2011 laten weten niet in de wraking te berusten. Tijdens de zitting op 26 mei 2011 zijn verzoeker, de kantonrechter en Pré Wonen gehoord. Verzoeker stelde dat de kantonrechter vooringenomen was en niet onpartijdig zou zijn, wat zou kunnen leiden tot een oneerlijke behandeling van de hoofdzaak. Hij baseerde zijn verzoek op de kritische vragen die de kantonrechter had gesteld en de opmerkingen die hij als niet ter zake doende beschouwde.

De kantonrechter verdedigde zich door te stellen dat haar taak is om kritisch naar de argumenten van partijen te kijken en dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De rechtbank oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden geen grond vormden voor de vrees dat de kantonrechter partijdig zou zijn. De rechtbank benadrukte dat de subjectieve gevoelens van verzoeker niet doorslaggevend zijn en dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn.

De rechtbank concludeerde dat verzoeker tijdens de comparitie niet daadwerkelijk een verzoek tot wraking had gedaan, maar slechts had gesproken over de mogelijkheid van wraking. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af en besloot dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 180706/HA RK 11-64
datum beslissing: 7 juni 2011
Op verzoek van:
[naam verzoeker], verzoeker.
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 19 april 2011 heeft verzoeker de wraking verzocht van [naam kantonrechter], hierna te noemen: de kantonrechter, in de bij deze rechtbank, sector Kanton, aanhangige zaak met zaak/rolnummer 501483/CV EXPL 11-2969 tussen Pre Wonen als eiseres(hierna: Pré Wonen) en [verzoeker] als gedaagde, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De kantonrechter heeft op 28 april 2011 schriftelijk laten weten niet in de wraking te berusten.
1.3 Verzoeker, de wederpartij (hierna ook:Pré Wonen) en de kantonrechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 26 mei 2011. Verzoeker, de kantonrechter en Pré Wonen zijn verschenen en gehoord.
2. De standpunten van belanghebbenden
2.1 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd, dat de kantonrechter ter zitting vooringenomen was. Het ontbreekt de kantonrechter aan de noodzakelijke onpartijdigheid. Verzoeker vreest dat de hoofdzaak jegens hem daardoor niet eerlijk (onafhankelijk en onpartijdig) zal worden behandeld. Dat de kantonrechter vooringenomen en partijdig is, blijkt uit haar vraagstelling op de comparitie, de door haar gemaakte opmerkingen en de vragen die zij achterwege heeft gelaten. De kantonrechter maakte niet terzake doende opmerkingen en ging niet serieus in op door verzoeker aangedragen verweren en gestelde gebreken. Zij noemde door verzoeker aangedragen feiten ‘niet relevant’. De kantonrechter heeft hetgeen verzoeker heeft aangedragen, belachelijk gemaakt.
2.2 Verzoeker heeft voorts tijdens de comparitie van 14 april 2011 in de hoofdzaak reeds mondeling een verzoek tot wraking ingediend, maar de kantonrechter is hier aan voorbij gegaan.
2.3 De kantonrechter heeft tijdens de behandeling van het verzoek tot wraking –samengevat – het volgende tot haar verweer aangevoerd.
2.4 Tijdens de voornoemde comparitie heeft verzoeker aangegeven dat hij een verzoek tot wraking zou indienen als de vordering van Pré Wonen zou worden toegewezen. De kantonrechter heeft dit, net als de griffier, opgevat als een aankondiging of dreiging van wraking, maar niet als een verzoek tot wraking. Verzoeker heeft bovendien zijn betoog vervolgd, zodat daaruit evenmin viel af te leiden dat verzoeker ter comparitie een verzoek tot wraking wilde doen.
2.5 Verzoeker heeft tijdens de comparitie gezegd dat de door hem gestelde gebreken aan de door hem gehuurde woning niet serieus werden genomen. Daarop heeft de kantonrechter gezegd dat het juist om die gebreken ging. Zij heeft de gebreken serieus genomen door deze ter comparitie te bespreken en ze aan Pre Wonen voor te houden, waarna verzoeker nog weer mocht reageren. De kantonrechter heeft opgemerkt dat gebreken die waren verholpen voordat de huurachterstand in kwestie was ontstaan, voor de behandeling van de hoofdzaak niet relevant zijn.
2.6 De kantonrechter benadrukt dat van vooringenomenheid geen sprake is. Ter comparitie heeft zij gezegd dat zij over de zaak zal nadenken en tot op heden heeft zij nog geen beslissing genomen.
3. Beoordeling
3.1 Allereerst overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat verzoeker tijdens de comparitie een verzoek tot wraking heeft gedaan. Tijdens de comparitie is weliswaar gesproken over wraking, maar hetgeen verzoeker heeft gezegd kan niet worden opgevat als een daadwerkelijk verzoek tot wraking, doch uitsluitend als een aankondiging van een mogelijke wraking. Verzoeker heeft tijdens de comparitie immers niet zijn gronden vermeld voor een verzoek tot wraking, terwijl uit de verklaringen van zowel verzoeker als de kantonrechter is gebleken dat de comparitie zonder onderbreking is voortgezet nadat verzoeker had gemeld een verzoek tot wraking te doen indien de vordering zou worden toegewezen. Vervolgens heeft verzoeker op 19 april 2011 een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend onder vermelding van de onder 2.1 en 2.2. vermelde gronden.
3.2 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.3 Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door verzoeker genoemde omstandigheden geen grond op voor de vrees dat de kantonrechter in dit geval de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid op zich heeft geladen, dan wel dat het haar aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.4 Vast staat dat verzoeker tijdens het eerste deel van de comparitie niet aanwezig was, omdat hij pas enige tijd na aanvang van de zitting is verschenen. Pre Wonen heeft onweersproken verklaard dat de kantonrechter de behandeling wilde sluiten toen verzoeker verscheen en dat zij vervolgens de behandeling heeft voortgezet om verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn verweer nader toe te lichten waarbij de kantonrechter aan beide partijen kritische vragen heeft gesteld. De rechtbank is van oordeel dat uit het feit dat de kantonrechter kritische vragen heeft gesteld aan verzoeker, niet kan worden afgeleid dat zij vooringenomen en partijdig is. Het is immers de taak van een kantonrechter om met een kritisch oog te kijken naar hetgeen partijen aanvoeren en partijen daarover zo nodig stevig aan de tand te voelen.
3.5 Gesteld noch gebleken is dat verzoeker zijn zaak niet voldoende voor het voetlicht heeft kunnen brengen. Zijn klachten over onderhoudsgebreken zijn stuk voor stuk besproken. Tevens is verzoeker in de gelegenheid gesteld om ter comparitie foto’s te laten zien aan Pré Wonen en de kantonrechter. Verzoeker klaagt dat deze foto’s niet in het procesdossier terecht zijn gekomen, maar gesteld noch gebleken is dat verzoeker ter comparitie heeft gemeld de foto’s in het geding te willen brengen.
3.6 Verzoeker had het gevoel dat de vordering zal worden toegewezen. Dat is echter geen grond voor wraking. Indien verzoeker het niet eens is met de uitkomst van de procedure in de hoofdzaak, staat het hem vrij om hiertegen in hoger beroep te gaan.
3.7 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond opleveren voor wraking. De rechtbank zal het verzoek afwijzen.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 wijst het verzoek om wraking af;
4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de kantonrechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. K.I. de Jong, voorzitter, en mrs. W.J. van Andel en J.J. Dijk, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2011 in tegenwoordigheid van mr. drs. I. Helmich als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.