ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ7684

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11 / 274
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure met no cure no pay regeling

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 20 mei 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de inspecteur Belastingen van de gemeente Haarlemmermeer. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij het bezwaarschrift van eiser tegen de beschikking Wet waardering onroerende zaken 2010 ongegrond was verklaard. Na intrekking van het beroep door eiser, verzocht hij verweerder om veroordeling in de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemaakte kosten voor rechtsbijstand door een derde beroepsmatig zijn verleend en dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Verweerder voerde aan dat de afspraak 'no cure, no pay' betekende dat eiser geen kosten had gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. Eiser had een factuur overgelegd waaruit bleek dat hij € 437,- aan zijn gemachtigde moest betalen. De rechtbank heeft het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten en het griffierecht van € 41,-. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 / 274
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor belastingzaken van
in de zaak van:
[X],
wonend te [Z], eiser,
gemachtigde: [A],
tegen:
de inspecteur Belastingen van de gemeente Haarlemmermeer,
verweerder.
1. Procesverloop
1.1 Verweerder heeft bij besluit van 7 december 2010 het bezwaarschrift van eiser, gericht tegen de beschikking Wet waardering onroerende zaken 2010, ongegrond verklaard.
1.2 Eiser heeft bij brief van 11 januari 2011 beroep ingesteld tegen dit besluit.
1.3 Verweerder heeft bij brief van 17 maart 2011 het bestreden besluit ingetrokken.
1.4 Eiser heeft bij brief van 26 maart 2011 het beroep ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiser verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
1.5 De rechtbank heeft bij brief van 1 april 2011 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft verweer gevoerd.
1.6 Partijen hebben desgevraagd toestemming gegeven voor afdoening van de zaak zonder zitting.
2. Overwegingen
2.1 De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in artikel 8:75 en 8:75a Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2.2 In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
2.3 De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken, omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser en eiser tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
2.4 Verweerder heeft naar aanleiding van het verzoek als verweer aangevoerd dat een proceskosten vergoeding niet op zijn plaats is omdat de gemachtigde werkt op basis van ‘no cure, no pay’. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen kosten drukken op eiser.
2.5 Het betoog van verweerder treft geen doel. Daartoe overweegt de rechtbank dat naar het oordeel van de rechtbank de afspraak “no cure, no pay” niet inhoudt dat eiser geen kosten heeft gemaakt of zal maken als bedoeld in de artikelen7:15 en 8:75 van de Awb. Eiser heeft een factuur overgelegd waaruit blijkt dat eiser € 437,- aan zijn gemachtigde moet betalen voor het voeren van de beroepsprocedure. Met deze factuur acht de rechtbank aannemelijk gemaakt dat eiser ter zake van de procedure een honorarium verschuldigd is geworden.
De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toewijzen.
2.6 De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, Besluit voor vergoeding in aanmerking.
2.7 Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 437,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).
2.8 Ingevolge artikel 8:41, vierde lid, Awb dient het door eiser betaalde griffierecht ad € 41,- te worden vergoed door verweerder.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 veroordeelt verweerder in de kosten in verband met het beroep ad € 437,- en wijst verweerder aan deze kosten aan eiser te voldoen;
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, rechter en op 20 mei 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van N.E. Joacim, griffier.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.