ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ6196
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.J. van Keken
- A.L. Diender
- A. Roelvink-Verhoeff
- Rechtspraak.nl
Vaststelling omgangsregeling tussen vader en minderjarige na langdurige procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 maart 2011 uitspraak gedaan over de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kind, na een lange reeks van procedures. De vader had in 2007 een verzoek ingediend tot vaststelling van een omgangsregeling, dat door de moeder werd betwist. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor contactherstel tussen de vader en het kind. De Raad concludeerde dat er geen contra-indicaties waren voor een omgangsregeling en adviseerde om partijen te verwijzen naar het Omgangshuis voor begeleiding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar stelling dat omgang niet in het belang van het kind zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de angst van de moeder voor de vader niet gerechtvaardigd was en dat de moeder geen inspanningen had geleverd om hulp te zoeken voor haar angsten. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling toe te wijzen, met een gefaseerde opbouw van de omgang. De regeling houdt in dat de vader na drie maanden een video voor het kind kan inleveren, gevolgd door een geleidelijke toename van de omgangscontacten.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie kinderrechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.