ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ4752

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
504776 \ VV EXPL 11-81
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over instemming ondernemingsraad bij invoering tweeploegendienst bij Tata Steel

In deze zaak vorderde de Ondernemingsraad van Tata Steel IJmuiden B.V. in kort geding dat de kantonrechter Tata Steel zou verbieden om verder uitvoering te geven aan het besluit tot invoering van een tweeploegendienst op de afdeling HTD/OPR/WDO. De Ondernemingsraad stelde dat dit besluit aan hen ter instemming had moeten worden voorgelegd, conform de Wet op de ondernemingsraden (WOR) en de geldende cao. De kantonrechter oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de procedure van artikel 36 WOR bij de Bedrijfscommissie niet kon worden afgewacht. De kantonrechter weigerde de gevorderde voorlopige voorzieningen en oordeelde dat de Ondernemingsraad eerst de uitkomst van de procedure bij de Bedrijfscommissie moest afwachten, waar bemiddeling en advies mogelijk waren. De Ondernemingsraad had bovendien te lang gewacht met het indienen van hun verzoek bij de Bedrijfscommissie, waardoor de spoedeisendheid van hun vordering in twijfel werd getrokken. De kantonrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor rechterlijk ingrijpen op dat moment.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 504776 \ VV EXPL 11-81
datum uitspraak: 11 mei 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
De Ondernemingsraad van Tata Steel IJmuiden Services
te Velsen
eisende partij
hierna te noemen de Ondernemingsraad
gemachtigde dr. mr. S.F.H. Jellinghaus
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Tata Steel IJmuiden B.V.
te IJmuiden, gemeente Velsen
gedaagde partij
hierna te noemen Tata Steel
gemachtigde mr. R.A.A. Duk
De procedure
Partijen zijn conform het bepaalde bij artikel 255 lid 2 Rv op 27 april 2011 vrijwillig ter terechtzitting verschenen. De gemachtigde van Tata Steel heeft zich bediend van een conclusie van antwoord, tevens pleitnotitie. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a. De organisatie van Tata Steel in IJmuiden is grofweg ingedeeld in een productie onderdeel en een services onderdeel.
b. De Ondernemingsraad is ingesteld voor het services onderdeel. Binnen dit bedrijfsonderdeel zijn ongeveer 2300 werknemers werkzaam.
c. Op de arbeidsovereenkomsten is de CAO Sociale Eenheid IJmuiden van toepassing (hierna: de cao).
d. De cao bevat onder meer de volgende bepalingen:
“Artikel 4.2.1:
De werknemer verricht zijn arbeid volgens een van de roosters voor dagdienst, kantoordienst of ploegendienst die bij de werkgever gelden, of volgens een hiervan afgeleid rooster. (…)
Artikel 9.1.3:
Het inlenen van arbeidskrachten is mogelijk voor ten hoogste zes maanden. Een keer per kwartaal rapporteert de werkgever hierover aan het bevoegd overlegorgaan.
Artikel 10.5.1:
De vaststelling en invoering van een niet eerder toegepast ploegendienstrooster geschiedt in overleg tussen partijen.
Artikel 10.5.2:
De invoering van een dagdienst- of kantoordienstrooster of de invoering van een reeds bestaand ploegendienstrooster geschiedt in overleg met de ondernemingsraad. Als de ondernemingsraad zich van instemming onthoudt, kan de werkgever instemming vragen conform artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden.”
e. Op 13 december 2010 heeft Tata Steel de Ondernemingsraad als volgt geïnformeerd over haar voornemen voor de inzet van een tweeploegendienst op de afdeling HTD/OPR/WDO:
“De huidige capaciteit van WDO is een output van 2 werkwalsen en 0,5 steunwals per week. De toekomstige gewenste output is 3 werkwalsen en 1 steunwals per week. Om de achterstand in te kunnen halen is 3 werkwalsen en 1,5 steunwals per week noodzakelijk.
Om dit te realiseren zijn zowel op korte als lange termijn maatregelen noodzakelijk. Voor de korte termijn is het belangrijk om de beschikbare middelen maximaal te benutten. Dit is te realiseren door ook buiten dagdienst voor een periode van 27 maanden bezetting aanwezig te laten zijn. (…)”
f. In een memo van 28 januari 2011 heeft Tata Steel het volgende aan de Ondernemingsraad geschreven:
“Op 13 december 2010 stuurden wij u, nadat wij al eerder over dit onderwerp in gesprek waren gegaan, een notitie met de titel ‘Informeren OR TSYS omtrent het voornemen inzet 2 Pld bij HTD OPR WDO’. (…)
Gezien de operationele noodzaak tot het nemen van maatregelen binnen de WDO, hebben wij de beslissing genomen om met ingang van 1 februari 2011 een aantal van onze reeds ingehuurde krachten op de 2 ploegendienst gedurende betreffende periode in te zetten.”
g. Bij schrijven van 31 januari 2011 heeft de Ondernemingsraad het volgende aan Tata Steel geschreven:
“Ons is gebleken middels uw brief van vrijdag 28 januari 2011 (…) dat u voornemens bent om per 1 februari 2011 uitvoering te geven aan het besluit tot wijziging van een deel van de afdeling HTD-WDO van dagdienst naar 2 ploegendienst voor de “tijdelijke” duur van 27 maanden.
U wilt deze ploegendienst deels invullen met ingehuurd personeel en op basis van een enkele medewerker die zich vrijwillig heeft aangemeld voor het betreffende rooster.
Wij constateren dat er sprake is van een besluit als bedoeld in het eerste lid van artikel 27 WOR. Ook heeft dit besluit arbeidsvoorwaardelijke aspecten in zich en geeft onze CAO punten aan die u negeert op basis van tijdelijkheid.
U neemt uw besluit zonder het uitbrengen van een instemmingsverzoek, instemming van de OR of de toestemming van de kantonrechter.
We doen hierbij een beroep op de nietigheid van dit besluit en we verzoeken u de mededeling aan genoemde afdeling in te trekken en u verder te onthouden van handelingen ter uitvoering van dit besluit.
In afwachting van een alsnog te ontvangen instemmingsverzoek zien wij ons genoodzaakt om ondertussen externe juridische ondersteuning in te schakelen voor het vervolgtraject.”
De vordering
De Ondernemingsraad vordert dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bijvoorraad op de minuut en op alle dagen en uren:
a. de ondernemer zal verbieden verder uitvoering te geven, op straffe van een dwangsom van €10.000,00 per overtreding en €5.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt;
b. de invoering van de 2 ploegendienst en de gevolgen die deze invoering heeft binnen het onderdeel WDO ongedaan zal maken op straffe van een dwangsom van €10.000,00 per overtreding en €5.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt;
c. althans een zodanige voorziening zal treffen als de kantonrechter in goede justitie noodzakelijk acht.
De Ondernemingsraad stelt daartoe het volgende.
Op grond van de cao verricht de werknemer arbeid volgens een van de roosters voor dagdienst, kantoordienst of ploegendienst, die bij de werkgever gelden of volgens een hiervan afgeleid rooster.
Binnen het onderdeel HTD-WDO wordt in dagdienst gewerkt. Alleen de taakgroep vlak- en rondslijpen werkt al jaren in twee ploegendiensten.
Ter vergroting van de onderhoudscapaciteit heeft Tata Steel een twee ploegendienst ingevoerd binnen de taakgroep walswisseldelenonderhoud.
Tata Steel is weigerachtig om dit besluit ter instemmingsverlening voor te leggen. Een arbeids-en rusttijdenregeling valt onder het instemmingsrecht van de ondernemingsraad. Het werken in een ploegenrooster is van invloed op het arbeids- en rusttijdenpatroon van de werknemer en valt derhalve onder het bereik van het instemmingsrecht van de ondernemingsraad.
Niet alleen de Wet op de ondernemingsraden kent aan de ondernemingsraad een instemmingsrecht toe, maar ook de toepasselijke cao.
Niet alleen moet het overlegorgaan worden geïnformeerd, maar ook op basis van artikel 25 lid 1 sub g WOR moet het groepsgewijze werven of inlenen van arbeidskrachten ter advies worden voorgelegd aan de Ondernemingsraad.
Een maatregel die 27 maanden gaat duren, is niet tijdelijk te noemen. Ook de cao lijkt 27 maanden niet als tijdelijk aan te duiden, omdat in de cao een periode van 6 maanden wordt omschreven, waarop de overlegorganen geïnformeerd moeten worden.
De ondernemingsraad heeft ondervonden dat uitvoering wordt gegeven aan het besluit. De ondernemingsraad heeft de nietigheid van het besluit ingeroepen. Tata Steel heeft geen vervangende toestemming van de kantonrechter gevraagd of verkregen. Ondanks de ingeroepen nietigheid en het uitblijven van vervangende toestemming geeft Tata Steel toch uitvoering aan het besluit.
De zaak is gelijktijdig bij de Bedrijfscommissie aanhangig. De behandeling van deze zaak laat nog lang op zich wachten. Na bemiddeling van de Bedrijfscommissie kan pas een procedure bij de kantonrechter worden gestart. Dit is reden voor de Ondernemingsraad om door middel van een kort geding de voortzetting van het genomen besluit een halt toe te roepen.
Het verweer
Tata Steel betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan:
Op het besluit van Tata Steel, zoals dit blijkt uit het memo van 28 januari 2011, is noch het instemmingsrecht van artikel 27 lid 1 WOR, noch enig uit de voor Tata Steel geldende cao voortvloeiend bovenwettelijk instemmingsrecht van toepassing. Evenmin geldt voor dat besluit het adviesrecht van artikel 25 WOR.
Daarnaast heeft de Ondernemingsraad, zou dat al anders zijn, de beroepstermijn van artikel 26 WOR ongebruikt laten verstrijken.
Bovendien kan men vraagtekens plaatsen bij de opportuniteit: het spoedeisend belang, van de Ondernemingsraad bij zijn vorderingen.
Het besluit dat blijkt uit het memo van 28 januari 2011 is een wezenlijk ander besluit dan het voornemen dat op 13 december 2010 aan de Ondernemingsraad was medegedeeld.
In dit geding kan er niet van worden uitgegaan dat het (wettelijk en bovenwettelijk) instemmingsrecht en het adviesrecht op het besluit van 31 januari 2011 van toepassing zijn.
Er is op dit moment nog geen aanleiding voor rechterlijk ingrijpen. In de bij de Bedrijfscommissie lopende procedure kan via bemiddeling een oplossing worden bereikt en lukt dat niet, dan kan de Bedrijfscommissie adviseren. Er is geen reden om de uitkomst van de procedure bij de Bedrijfscommissie niet af te wachten.
De behandeling bij de Bedrijfscommissie is bepaald op 17 mei 2011. De Bedrijfscommissie zal haar rapport uiterlijk op 30 mei 2011 moeten uitbrengen.
De beoordeling van het geschil
1. Vooropgesteld wordt dat een voorlopige voorziening zoals gevraagd alleen kan worden toegewezen als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van de Ondernemingsraad tot een toewijzing daarvan zal leiden.
2. De kantonrechter is voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel dat -los van de inhoudelijke beoordeling van de stellingen van de Ondernemingsraad- op dit moment (nog) geen aanleiding bestaat om de gevorderde voorlopige voorzieningen te treffen en overweegt daartoe het volgende.
3. Tata Steel heeft naar het oordeel van de kantonrechter terecht aangevoerd dat in de bij de Bedrijfscommissie lopende procedure via bemiddeling een oplossing kan worden bereikt en dat als dat niet lukt, de Bedrijfscommissie kan adviseren. Er is geen reden om de uitkomst van de procedure bij de Bedrijfscommissie niet af te wachten.
4. De procedure die artikel 36 WOR voor een conflict als het onderhavige voorschrijft, houdt ook in dat eerst die bemiddeling en/of het advies moet worden afgewacht. Pas daarna kan de rechter een inhoudelijk oordeel geven.
5. Dit alles zou anders kunnen zijn als thans voldoende redenen zijn gesteld op grond waarvan de behandeling bij de Bedrijfscommissie niet kan worden afgewacht. Dergelijke redenen zijn echter onvoldoende gesteld en/of gebleken. De behandeling bij de Bedrijfscommissie is immers bepaald op 17 mei 2011. De Bedrijfscommissie zal -gelet op de wettelijke bepalingen- haar rapport uiterlijk op 30 mei 2011 moeten uitbrengen. Daarbij komt dat de Ondernemingsraad twee maanden heeft gewacht met het indienen van het verzoek bij de Bedrijfscommissie. Dit verzoek is op 30 maart 2011 gedaan terwijl het onderhavige besluit van 28 januari 2011 dateert. Daar waar de Ondernemingsraad zelf eerst meer dan twee maanden heeft gewacht, gaat het niet aan nu te stellen dat het advies van de Bedrijfscommissie, dat op korte termijn zal worden gegeven, niet kan worden afgewacht.
6. De Ondernemingsraad heeft nog gesteld dat een voorlopige voorziening wordt gevraagd opdat de kantonrechter een uitspraak kan doen over het instemmings- en adviesrecht van de Ondernemingsraad. Deze stelling lijkt uit te gaan van de gedachte dat de kantonrechter een declaratoire utspraak doet over de genoemde rechten, waartoe deze procedure zich echter niet leent. Ook daaraan kan dus geen grond worden ontleend voor het treffen van een voorlopige voorziening.
7. Op grond van het vorenstaande zullen de gevorderde voorlopige voorzieningen worden geweigerd.
8. Nu op grond van artikel 22a WOR de Ondernemingsraad niet in de proceskosten kan worden veroordeeld, kan geen veroordeling in de proceskosten worden gegeven.
Beslissing
De kantonrechter:
Weigert de gevorderde voorlopige voorzieningen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.