RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 493038 / CV EXPL 10-9882
datum uitspraak: 12 mei 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. U. Hoogland
1. PontMeyer N.V.
2. PontMeyer Handelsbedrijven B.V.
te Zaandam
gedaagde partij
hierna te noemen PontMeyer NV en PontMeyer Handelsbedrijven BV
gemachtigde mr. H.C. Tonino
[eiser] heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen PontMeyer NV en PontMeyer Handelsbedrijven BV.
Hierop hebben PontMeyer NV en PontMeyer Handelsbedrijven BV geantwoord.
Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, PontMeyer Handelsbedrijven BV dan wel PontMeyer NV zal veroordelen tot onmiddellijke wedertewerkstelling van [eiser], met doorbetaling van loon vanaf februari 2010, met verdere veroordeling van PontMeyer Handelsbedrijven BV dan wel PontMeyer NV tot betaling van buitengerechtelijke kosten, rente en proceskosten.
Deze vordering is kort samengevat hierop gegrond, dat de tussen [eiser] en PontMeyer NV, dan wel PontMeyer Handelsbedrijven BV bestaande arbeidsovereenkomst niet per 1 februari 2010 is beëindigd en daarom nog altijd voortduurt.
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
Volgens PontMeyer NV en PontMeyer Handelsbedrijven BV is [eiser] nimmer bij (een van) hen in dienst geweest. [eiser] was vanaf 1 januari 2003 in dienst van PontMeyer Hout B.V. (verder te noemen PontMeyer Hout BV), welke arbeidsovereenkomst bij beschikking van 9 december 2009 door de kantonrechter te [woonplaats] per 1 februari 2010 rechtsgeldig is ontbonden.
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. [eiser] is in maart 1998 in dienst getreden van de houthandel Kunst Obermann B.V. te [woonplaats] (verder te noemen Obermann). Obermann is datzelfde jaar overgenomen door het PontEecen concern, maar bleef als aparte vennootschap bestaan.
2. In 2002 is het PontEecen concern, dat toen inmiddels uit ongeveer 90 afzonderlijke vennootschappen bestond, geherstructureerd. Het concern ging verder onder de naam PontMeyer. PontMeyer NV werd de houdstermaatschappij, PontMeyer Handelsbedrijven BV de handelsmaatschappij, terwijl het personeel werd ondergebracht in twee personeelsvennootschappen, te weten PontMeyer Hout BV en PontMeyer HIBIN B.V. Het personeel van Obermann kwam bij PontMeyer Hout BV. Vennootschapsrechtelijk houdt PontMeyer NV alle aandelen in en is enig bestuurder van PontMeyer Handelsbedrijven BV, die op haar beurt weer alle aandelen houdt in PontMeyer Hout BV. PontMeyer NV is weer bestuurder van PontMeyer Hout BV.
3. Bij brief van 18 december 2002 is [eiser], net zoals het overige personeel, door PontEecen N.V. op de hoogte gebracht van de aanstaande veranderingen. Met zoveel woorden is in die brief vermeld:
‘Uw contractspartner de “werkgever” zal gewijzigd worden. Per 01 januari 2003 treedt u in dienst bij PontMeyer Hout B.V. U wordt met deze wijziging niet elders te werk gesteld. Ten aanzien van uw standplaats of werkplek verandert er dus niets.Uw arbeidsvoorwaarden zullen met het terugdringen van het aantal B.V.’s ongewijzigd blijven.’
4. [eiser] bleef zijn oude werk doen te [woonplaats]. Op alle sinds 1 januari 2003 door [eiser] ontvangen loonspecificaties, jaaropgaven en pensioenoverzichten staat PontMeyer Hout BV als werkgever vermeld. [eiser] heeft daartegen nooit geprotesteerd. Hij heeft daarover ook nooit vragen gesteld.
5. Bij brief van 3 april 2007 heeft PontMeyer NV op briefpapier van PontMeyer NV aan [eiser] bevestigd dat zijn functie met ingang van 1 april 2007 was gewijzigd.
6. Bij brief van 10 september 2009 heeft PontMeyer NV op briefpapier van PontMeyer NV aan [eiser] laten weten dat zijn functie ‘bij PontMeyer [woonplaats]’ kwam te vervallen.
7. Bij beschikking van 9 december 2009 heeft de kantonrechter te [woonplaats] op verzoek van PontMeyer Hout BV de ‘tussen partijen’ (bedoeld is: [eiser] en PontMeyer Hout BV) bestaande arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 februari 2010, onder toekenning van een ontslagvergoeding van € 14.572,28. In die beschikking is het verweer van [eiser], dat hij niet bij PontMeyer Hout BV in dienst was, gepasseerd met de overweging dat het bestaan van die arbeidsovereenkomst ‘voldoende aannemelijk is geworden’. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld.
8. Sinds 1 februari 2010 wordt [eiser] niet meer toegelaten tot zijn voormalige werkplek te [woonplaats] en krijgt hij geen loon meer uitbetaald. [eiser] heeft daartegen voortdurend geprotesteerd en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van de bedongen werkzaamheden.
De beoordeling van het geschil
[eiser] stelt zich kort gezegd primair op het standpunt, dat hij door overgang van onderneming in dienst is gekomen bij PontMeyer Handelsbedrijven BV, subsidiair bij PontMeyer NV. Van overgang van onderneming naar PontMeyer Hout BV is geen sprake geweest. Hij heeft nooit bewilligd in een contractsovername door PontMeyer Hout BV. Slotsom moet dus zijn, dat hij per 1 februari 2010 nog altijd in dienst was en sindsdien is gebleven bij PontMeyer Handelsbedrijven BV, dan wel PontMeyer NV, waarop de ontbindingsbeschikking ten gunste van PontMeyer Hout BV geen effect had.
PontMeyer NV en PontMeyer Handelsbedrijven BV zijn een tegengestelde mening toegedaan. [eiser] is nooit in dienst geweest bij PontMeyer Handelsbedrijven BV of PontMeyer NV. Beide vennootschappen hebben helemaal geen personeel in dienst. [eiser] is van Obermann overgegaan naar PontMeyer Hout BV. Dat is aan [eiser] medegedeeld, waarna hij jarenlang zijn loon kreeg uitbetaald door PontMeyer Hout BV, hetgeen hem ook duidelijk was gelet op de vermelding van de werkgever op zijn loonspecificaties, jaaropgaven en pensioenoverzichten. Dat is door de kantonrechter [woonplaats] overigens in de ontbindingsbeschikking bevestigd. Deze beschikking was overigens in zoverre vatbaar voor hoger beroep, hetgeen [eiser] achterwege heeft gelaten, waardoor deze beslissing jegens hem kracht van gewijsde heeft gekregen. Dat leidt tot niet-ontvankelijkheid van de vordering. Maar mocht [eiser] daarin wel ontvankelijk zijn, dan behoort zijn vordering als ongegrond te worden afgewezen.
Daarover wordt het volgende overwogen.
Het beroep op kracht van gewijsde wordt verworpen, omdat de beschikking van de kantonrechter te [woonplaats] is gewezen tussen [eiser] en PontMeyer Handelsbedrijven BV en niet tussen [eiser] en PontMeyer NV/PontMeyer Handelsbedrijven BV. Er is dus geen sprake van dezelfde procespartijen.
Inhoudelijke beoordeling.
De toewijsbaarheid van de vordering van [eiser] hangt af van de vraag, of hij nu wel of niet in dienst is getreden bij PontMeyer Hout BV. Zo nee, dan kan het niet anders, of hij is in dienst gekomen van PontMeyer Handelsbedrijven BV, die de handelsactiviteiten voortzette van Obermann op de vestiging [woonplaats], waar [eiser] onverminderd te werk gesteld bleef.
Aan [eiser] moet in dat verband onmiddellijk worden toegegeven, dat voor een overgang naar PontMeyer Hout BV, bij gebreke van een formele overgang van onderneming, een contractsovername noodzakelijk was, hetgeen impliceert dat [eiser] daarmee moet hebben ingestemd. Anders dan bij een beëindiging van een arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, of een opzegging van een dienstverband door de werknemer, waarbij de normaal geldende ontslagbescherming van de werknemer terzijde wordt gesteld, geldt daarbij echter niet, althans niet in de regel, de eis dat de werknemer uitdrukkelijk en op niet mis te verstane wijze zijn wil daartoe heeft geuit. Anders gezegd: een dergelijke contractsovername kan, zoals in het gewone contractenrecht gebruikelijk, ook stilzwijgend worden aanvaard, welke stilzwijgende aanvaarding door de beoogde nieuwe werkgever kan worden afgeleid uit het jarenlang zonder tegenspraak accepteren van de nieuwe situatie.
Een dergelijk geval doet zich in deze zaak voor. Dat [eiser] de brief van 18 december 2002 niet zou hebben ontvangen, komt de kantonrechter ongeloofwaardig voor. Aanvankelijk hield [eiser] het er overigens op, dat hij deze brief ‘voor zover hem bekend’ nooit had ontvangen. Het komt de kantonrechter, gelet op hetgeen [eiser] bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft verklaard, meer aannemelijk voor, dat hij zich toentertijd nooit heeft beziggehouden met deze formele gang van zaken. Hij heeft toegegeven dat hij wist van de herstructurering, maar dat hij zich pas in de identiteit van zijn werkgever heeft verdiept, toen zijn advocaat hem daarop in de ontslagzaak opmerkzaam maakte. Dat is natuurlijk heel wat anders, dan dat hij onwetend is gehouden over de door het PontMeyer concern beoogde herstructurering en zijn overgang in dat verband naar de personeelsvennootschap PontMeyer Hout BV.
In elk geval heeft [eiser] daarna tot aan februari 2010 maandelijks een loonstrook ontvangen met als werkgever PontMeyer Hout BV, jaaropgaven met als werkgever PontMeyer Hout BV en pensioenoverzichten met als werkgever PontMeyer Hout BV. Ter terechtzitting heeft [eiser] toegegeven dat hij dit heeft gezien, maar dat hij zich daarom nooit heeft bekommerd. Hij dacht naar eigen zeggen dat het wel goed zat. Het mag misschien zo zijn dat [eiser] zich daarbij als juridische leek niet de precieze juridische consequenties van zijn stilzitten heeft gerealiseerd, maar dat doet er niet aan af dat PontMeyer Hout BV er in de gegeven omstandigheden in redelijkheid wel op mocht vertrouwen dat [eiser] geen bezwaar maakte tegen deze contractsovername.
In dat verband mag evenmin worden voorbij gegaan aan het gegeven, dat [eiser] niet werd overgedaan aan een volledig vreemde nieuwe werkgever, met alle mogelijke risico’s van dien. Integendeel, het betrof slechts een formele herlocatie, waarbij de materiéle band met het PontMeyer concern werd gehandhaafd. Zo heeft [eiser] het ook begrepen. Door een en ander werd hij ook geenszins benadeeld. Zijn rechtspositie bleef materieel ongewijzigd.
Daaraan kan niet afdoen dat belangrijke personeelsinformatie, zoals de brief van 7 april 2007 waarin een functiewijziging werd vastgesteld en de brief van 10 september 2009, waarin [eiser] werd medegedeeld dat zijn arbeidsplaats kwam te vervallen, werd gecommuniceerd door PontMeyer NV, op briefpapier van PontMeyer NV en niet door PontMeyer Hout BV. Strikt formeel was dat misschien ongelukkig, maar niet onbegrijpelijk. PontMeyer NV was en is immers bestuurder van PontMeyer Hout BV en geeft inhoudelijk leiding aan het hele PontMeyer concern. In elk geval mocht [eiser] daaruit in redelijkheid niet afleiden, dat hij bij PontMeyer NV in dienst was.
Slotsom moet dus zijn, dat [eiser] per 1 februari 2010 in dienst was bij PontMeyer Hout BV en niet bij PontMeyer Handelsbedrijven BV of PontMeyer NV. De arbeidsovereenkomst met PontMeyer Hout BV is per die datum door de kantonrechter ontbonden. [eiser] is sindsdien niet in dienst gekomen bij PontMeyer Handelsbedrijven BV of PontMeyer NV. De vordering van [eiser], die van het tegendeel uitgaat, moet als ongegrond worden afgewezen.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Beslissing
De vordering wordt afgewezen.
[eiser] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van PontMeyer NV en PontMeyer Handelsbedrijven BV tot op heden begroot op € 800,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.