ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ3702

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-840082-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer en handel in cocaïne door criminele organisatie met meerdere verdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van cocaïne in Nederland. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van 13.839,70 gram cocaïne op 21 juni 2009 te Schiphol, en van meerdere andere feiten die verband hielden met de handel in cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen handelde in een criminele organisatie die zich bezighield met de invoer en verkoop van verdovende middelen. De rechtbank verwierp verweren van de verdediging over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en de geldigheid van de dagvaarding. De rechtbank achtte de tenlastelegging voldoende feitelijk onderbouwd en oordeelde dat de verdachte wist dat hij zich bezighield met illegale activiteiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij de rechtbank rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn illegale verblijf in Nederland. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie, maar matigde de straf vanwege de openheid van zaken die de verdachte had gegeven.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840082-09
Uitspraakdatum: 29 april 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 september 2010, 7 december 2010, 4 maart 2011, 15 maart 2011, 25 maart 2011, 29 maart 2011, 1 april 2011, 5 april 2011, 7 april 2011 en 15 april 2011 in de zaak tegen:
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum en -plaats]
thans gedetineerd in de [detentieplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na een nadere omschrijving van de tenlastelegging zoals bedoeld in artikel 314a Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:
Feit 1
(zaaksdossier B1)
hij op of omstreeks 21 juni 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 13.839,70 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Feit 2
(zaaksdossier B6)
hij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2009 tot en met 19 oktober 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een onbekend gebleven hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 oktober 2009 tot en met 26 oktober 2009 te Amsterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Feit 3
(zaaksdossier B9)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 mei 2009 tot en met 2 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden of te bevorderen;
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
in de periode van 7 mei 2009 tot en met 21 juni 2009
- meermalen met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers en/of leveranciers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van de overdracht van een of meer partijen) verdovende middelen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij metrostation [naam metrostation] en/of in en/of nabij de woning van [naam en adres medeverdachte 2]) en/of elders in Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of
- (meermalen) bij die ontmoeting(en) papieren/documenten verstrekt en/of ontvangen en/of getoond en/of bekeken
en/of
in de periode van 7 augustus 2009 tot 7 september 2009
- meermalen met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers en/of leveranciers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van de overdracht van een of meer partijen) verdovende middelen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij metrostation [naam metrostation] en/of in en/of nabij de woning van [naam en adres medeverdachte 2]) en/of elders in Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of
- (meermalen) bij die ontmoeting(en) papieren/documenten verstrekt en/of ontvangen en/of getoond en/of bekeken
en/of
in de periode van 12 oktober 2009 tot en met 31 oktober 2009
- meermalen met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers en/of leveranciers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van de invoer van en/of overdracht van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij in en/of nabij de woning van [naam en adres medeverdachte 2]) en/of elders in Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of
- (meermalen) geld heeft ontvangen en/of gegeven
en/of
in de periode van 5 november 2009 tot en met 2 december 2009
- meermalen met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers en/of leveranciers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of met een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij in en/of nabij de woning van [naam en adres medeverdachte 2]) en/of eetcafe [naam eetcafé] en/of elders in Amsterdam, in elk geval in Nederland.
Feit 4
(zaaksdossier B9)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 mei 2009 tot en met 16 december 2009 te Amsterdam en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of andere personen behoorden, welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid, te weten
- het (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I (artikel 2A OW jo 10 lid 5 OW) en/of
- het (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren verstrekken of vervoeren van (telkens) een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I (artikel 2A OW jo 10 lid 5 OW)
en/of
- het (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid cocaïne, (telkens) zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
* zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen
van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
* een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
* voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) (artikel 10a OW).
Feit 5
(zaaksdossier B11)
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2009 tot en met 16 december
2009, in elk geval op of omstreeks 16 december 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 358,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Feit 6
(zaaksdossier B7)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 16 december 2009,
te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, meermalen voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaal van (ongeveer) 75.417,00 euro (te weten het totaal van een of meer geldbedrag(en), althans een of meer geldbedrag(en), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Voorvragen
2.1. Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft de partiële nietigheid van de dagvaarding bepleit, voor zover dit betreft het onder 3 ten laste gelegde, voor zover betrekking hebbend op de periodes van 7 mei 2009 tot en met 21 juni 2009 en 12 oktober 2009 tot en met 31 oktober 2009, omdat een voldoende feitelijke omschrijving zou ontbreken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging op deze punten voldoet aan de daaraan in artikel 261 Sv gestelde eisen. Voorts is niet gebleken dat - gelet op het onderliggende zaaksdossier (B9) - er bij verdachte en diens raadsman onduidelijkheid heeft bestaan over ten aanzien van welke verdenkingen de verdediging moest worden gevoerd.
Voorts merkt de rechtbank op dat eventuele samenloop van (onderdelen van) het onder 3 ten laste gelegde met het onder 1 en 2 ten laste gelegde, wordt opgelost door de toepasselijkheid van de artikelen 55 en volgende van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft ook overigens vastgesteld dat de dagvaarding geldig is.
2.2. Bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
2.3. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft voorts de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie bepleit omdat niet vastgesteld kan worden hoe de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) dan wel de Koninklijke Marechaussee (Kmar) medeverdachte [medeverdachte 2] heeft kunnen identificeren als degene die "[voornaam]" wordt genoemd in het bewuste CIE-proces-verbaal van 15 april 2009 en hoe medeverdachte [medeverdachte 8] is geïdentificeerd als degene die daarin "[naam]" wordt genoemd en voorts, dat er onvoldoende duidelijkheid bestaat met betrekking tot de start van het onderzoek. Niet is na te gaan of wellicht dwangmiddelen zijn ingezet waarvan, op grond van artikel 126aa Sv proces-verbaal had moeten worden opgemaakt, welk proces-verbaal aan het dossier had moeten worden toegevoegd.
De rechtbank overweegt als volgt. Het CIE-proces-verbaal van 15 april 2009 houdt - voor zover hier van belang - als relaas van [naam], plaatsvervangend hoofd van de CIE van de Kmar, het volgende in:
Bij de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Koninklijke Marechaussee is in het eerste kwartaal van 2009 via meerdere informanten de navolgende informatie binnengekomen:
"[voornaam] en [naam] houden zich bezig met de invoer van verdovende middelen via de luchthaven Schiphol. Hierbij beschikken zij over contacten met ambtenaren.
[naam] maakt gebruikt van het telefoonnummer: (...)."
Voorts verklaar ik, alvorens bovenstaande informatie ter beschikking te hebben gesteld, mij een oordeel te hebben gevormd over de betrouwbaarheid van de informanten en over de juistheid van de informatie.
Dat oordeel luidt, dat de mij bekende achtergrond van de informanten, bezien in samenhang met de door de informanten aangedragen gegevens, tot de conclusie leidt dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Uit het onderzoek is voorts gebleken:
Met [voornaam] wordt bedoeld: [voor- en achternaam medeverdachte 2] (...)
Met [naam] wordt bedoeld: [voornamen en achternaam medeverdachte 8] (...)."
In het aanvullend proces-verbaal van 18 november 2010 wordt hierover vermeld dat de CIE-informatie door personeel van de CIE Schiphol is veredeld en geverifieerd, door middel van de daartoe beschikbare politiesystemen, de gemeentelijke basisadministratie en open bronnen. Verder wordt daarin vermeld dat in verband met de afscherming van de informanten hierover niets kan worden vermeld. De officier van justitie heeft ter terechtzitting een algemene toelichting op de werkwijze van de CIE gegeven en verklaard dat, nu in het CIE-proces-verbaal niet is vermeld dat bij het identificeren van de genoemde [voornaam] en [naam] bijzondere opsporingsbevoegdheden (bob) zijn aangewend, deze ook niet zijn ingezet. De rechtbank volgt de officier van justitie hierin. Op basis van gemeld CIE-proces-verbaal is het onderzoek Alpamayo gestart en zijn er diverse telefoonnummers van verdachte en medeverdachten afgeluisterd. De rechtbank is niet gebleken en de verdediging heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zich bij de start van onderzoek onregelmatigheden hebben voorgedaan, zodat de rechtbank van oordeel is dat dit verweer moet worden verworpen.
De verdediging heeft voorts in het kader van de beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie aandacht gevraagd voor de samenstelling van het dossier.
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat de officier van justitie degene is die het dossier samenstelt en daarbij ook selecteert welke afgeluisterde telefoongesprekken aan het dossier moeten worden toegevoegd. De rechtbank is niet gebleken dat deze selectie niet op juiste gronden is gemaakt. De verdediging is voorts in de gelegenheid gesteld ook andere dan de in het dossier opgenomen telefoongesprekken te beluisteren.
De verdediging heeft ten aanzien van de samenstelling van het dossier betoogd dat door in het loopproces-verbaal de overgrote meerderheid van de tapgesprekken te voorzien van een resumé, waarin de Kmar een interpretatie opneemt van wat naar de mening van de Kmar de betekenis is van het afgeluisterde gesprek, en dat tekstgedeelten daarin vet zijn gedrukt, de Kmar op een ontoelaatbare wijze sturing heeft gegeven aan de inhoud van het dossier. Als gevolg hiervan zou verdachte geen eerlijk proces hebben gehad waardoor, in aanmerking nemend het verdere betoog van de raadsman, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt het volgende. De rechtbank is van oordeel dat het niet wenselijk is dat de Kmar in een omvang als in deze zaak is gebeurd zijn interpretatie kenbaar maakt van de inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken. De rechtbank erkent de gevaren die daaraan kleven en heeft hier ook acht op geslagen. In aanmerking genomen dat duidelijk zichtbaar is gemaakt waar en dat het een interpretatie is, alsmede dat in het loopproces-verbaal (zaaksdossier B1, pagina 10) vóór het eerste tapgesprek de lezer hierop wordt geattendeerd en ten slotte, dat de bewerkte tapgesprekken volledig en onbewerkt in het dossier verder zijn opgenomen, ziet de rechtbank evenwel onvoldoende grond voor het standpunt dat door de toegepaste werkwijze de Kmar zich schuldig heeft gemaakt aan vormverzuimen dan wel in strijd heeft gehandeld met artikel 152 Sv. Anders dan de raadsman is de rechtbank niet gebleken dat verdachte door de handelwijze van de Kmar geen eerlijk proces heeft kunnen krijgen en gekregen. Het betoog van de raadsman faalt.
De rechtbank acht het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vervolging.
De rechtbank overweegt in deze rubriek op praktische gronden over het voorgaande dat in het voorbereidend onderzoek geen sprake is geweest van vormverzuimen die - mocht de rechtbank tot strafoplegging komen - aanleiding moeten geven tot strafvermindering als bedoeld in artikel 359a Sv, zoals door de verdediging subsidiair nog is betoogd.
2.4. Schorsing van de vervolging
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tevens heeft de officier van justitie ter terechtzitting aangekondigd een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te doen.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak ten aanzien van feit 6
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich, al dan niet in de vorm van een gewoonte, heeft schuldig gemaakt aan het (medeplegen van het) witwassen van een geldbedrag van 75.417 euro, nu het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten bevat.
Het geldbedrag van 75.417 euro vormt de optelsom van bedragen die in telefoongesprekken worden genoemd. Deze gesprekken zijn naar het oordeel van de rechtbank echter volstrekt onvoldoende om vast te stellen dat verdachte daadwerkelijk die bedragen voorhanden heeft gehad en heeft witgewassen, zoals onder 6 is ten laste gelegd. Dit geldt in het bijzonder ook voor het bedrag van 50.000 euro in het telefoongesprek van 28 augustus 2009 dat de vriendin van verdachte voert met een nicht in Colombia. Bovendien heeft de vriendin van verdachte, [naam vriendin] in haar getuigenverklaring bij de rechter-commissaris hierover verklaard dat zij dit heeft verzonnen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen, zodat een vrijspraak dient te volgen. Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van het door de verdediging voorwaardelijk gedane verzoek om de nicht van [naam vriendin], voornoemd, te horen als getuige.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 5
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 5 (zaaksdossier B11) ten laste gelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van verdachte van 16 december 2009 (dossier C2, pagina 1-4);
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van binnentreding en doorzoeking (met bijlagen) van 17 december 2009 (dossier G1, deel 1, pagina 15-24);
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen (met bijlagen) van 17 december 2009 (dossier G1, deel 1, pagina 27-33);
* het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium van 29 december 2009 (dossier G1, deel 1, pagina 34-36);
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam verdachte] (met bijlagen) van 23 december 2009 (dossier C2, pagina 21-50), waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte;
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van m[medeverdachte 1] (met bijlagen) van 22 december 2009 (dossier C3, pagina 20-41);
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van zaaksdossier B11 van 18 mei 2010, voor zover dit betreft de inhoud van telefoongesprekken en de waarnemingen tijdens observaties (zaaksdossier B11, pagina 6-27).
4.3. Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van de overige feiten1
Algemeen
In het kader van het onderzoek "Alpamayo" zijn onder meer telefoons getapt met de nummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] die in gebruik zijn bij [naam verdachte], de nummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] die in gebruik zijn bij [medeverdachte 2] en de nummers [telefoonnummer 5], [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7] in gebruik bij verdachte [medeverdachte 3].
[medeverdachte 2] heeft in de relevante periode telefonisch contact met [medeverdachte 4], [naam verdachte], [medeverdachte 5], [nmedeverdachte 6], [medeverdachte 3], [medeverdachte 7], [medeverdachte 8], [medeverdachte 9], [medeverdachte 10], [medeverdachte 1], [medeverdachte 11] en een aantal onbekend gebleven personen. Verdachte heeft telefonisch contact met [medeverdachte 2] en met personen uit Ecuador.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard2 - nadat hem afgeluisterde gesprekken van 9 juni en 13 juni 2009 waren voorgehouden - dat het daar ging om een passagier die moest komen die Andreas ([naam verdachte]) had geregeld met zijn mensen. Die persoon moest komen om cocaïne te brengen.
Voorts heeft verdachte op 23 december 20093 onder meer verklaard - en ter terechtzitting bevestigd - dat [persoon 1] een hele grote man in Colombia is. Door [persoon 1] is hij voorgesteld aan [voornaam medeverdachte 2] ([medeverdachte 2]) en door met [voornaam medeverdachte 2] samen te werken kon hij geld verdienen. [persoon 1] heeft contacten op Schiphol en [voornaam medeverdachte 2] heeft contacten met mensen die de cocaïne eraf kunnen halen. Die zaak (naar de rechtbank begrijpt wordt hiermee zaaksdossier B01 bedoeld) heeft [persoon 1] ook geregeld, samen met [bijnaam medeverdachte 3]. [bijnaam medeverdachte 3] moest de mensen hier op Schiphol regelen. Dit waren douanemensen. Zij zijn tot het laatst bij het vliegtuig geweest; ze hebben de koffer niet van het vliegtuig gehaald omdat ze anders aangehouden zouden worden. De bedoeling was dat de douaniers de cocaïne mee zouden nemen. Op Schiphol geeft [bijnaam medeverdachte 3] een opening van drie dagen. Hiermee wordt bedoeld dat je in die drie dagen de cocaïne zonder controle kan invoeren. Een opening van drie dagen kost 10.000 euro. Als je de opening niet gebruikt, ben je je geld kwijt. Voorts verklaarde verdachte dat [bijnaam medeverdachte 3] een belwinkel heeft op de [adres 3].
Uit diverse telefoongesprekken4 en verklaringen, als ook ontmoetingen5 volgt dat met '[bijnaam medeverdachte 3]' verdachte [medeverdachte 3] wordt bedoeld. Zo heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat [bijnaam medeverdachte 3] medeverdachte [medeverdachte 3] is en medeverdachte [nmedeverdachte 6] heeft verklaard dat de man op foto 005 (een foto van [medeverdachte 3]) [bijnaam medeverdachte 3] is, de kapper.6 Met '[bijnaam 1 verdachte]' of '[bijnaam 2 verdachte]' wordt [naam verdachte] bedoeld7 en met 'Jacksiman/jasman/kapitein' wordt [medeverdachte 5] bedoeld.8
Feiten 1, 2, 3 en 4
(Zaaksdossiers B01, B06 en B09)
Periode 7 mei 2010 tot en met 21 juni 2010
Vanaf begin mei 2009 vinden diverse ontmoetingen en telefonische contacten plaats tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 7], [medeverdachte 4], [nmedeverdachte 6] en [medeverdachte 5]. Het onderzoeksteam Alpamayo heeft het vermoeden dat deze contacten onder meer zien op een transport van verdovende middelen vanuit Ecuador. Op 21 juni 2009 wordt [naam koerier] op Schiphol aangehouden.9 In zijn bagage zaten 14 pakketten cocaïne met een totaalgewicht van 13.839,7 gram.10 11 De reisroute van deze koerier was KL 754 Quito-Bonaire-Amsterdam en LO 266 Amsterdam-Warschau. Aan zijn bagage is een bagagelabel aangetroffen met nr. [nummer bagagelabel].12 Getuige [naam verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 16 juni 2009 op verzoek van [medeverdachte 2] bij [naam reisbureau] te Amsterdam het vliegticket van deze koerier heeft gekocht.
Na de aanhouding van deze koerier vinden telefoongesprekken plaats waarin gesproken wordt over het feit dat de Kmar de cocaïne heeft onderschept.
Op 7 mei 2009 wordt [medeverdachte 2] geobserveerd.13 Hij ontmoet een nnman 3 en een nnman4. Later zal blijken dat dit respectievelijk verdachte en [medeverdachte 5] zijn. Er is onder andere geobserveerd dat [medeverdachte 5] een opgerold papier in zijn hand heeft en daaruit iets opleest. Daarna heeft [medeverdachte 2] telefonisch contact met [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] vraagt of het hetzelfde is als de vorige keer en [medeverdachte 2] zegt dan nee, het is niet die korte jongen van ons, weet je wel, het is gewoon, zijn Hollandse jongens.14 Twee dagen later geeft [medeverdachte 2] in een gesprek met [medeverdachte 4] aan dat er problemen met die mensen waren gisteren en dat het echt afwachten is wat er gaat gebeuren.15 Eerder had [medeverdachte 2] dit al in een telefoongesprek met [naam vriendin medeverdachte 2] besproken.16 Een paar minuten later wordt het telefoongesprek tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] voortgezet en [medeverdachte 2] geeft aan dat hij samen met [bijnaam 1 van verdachte] met die nieuwe mensen was. En dat ze op de Dam hadden afgesproken maar dat die jongens niet bij de Dam wilden afspreken omdat het daar te druk was. Vervolgens zegt [medeverdachte 2] dat het niet door is gegaan en dat ze kwaad zijn weggelopen.17 Op 12 en 13 mei 2009 wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 3] waarbij zij een afspraak maken om elkaar te zien.18 Dan wordt op 13 mei 2009 gezien dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], verdachte en een nnman elkaar ontmoeten.19 In de daaropvolgende twee gesprekken die [medeverdachte 2] voert met twee onbekende nnmannen vraagt hij wat het nummer van dat ding is, is het of kost het 3 0, 2 9, is het 2 8. Die ander zegt dan dat het 2 9 is en dat het echt goed is. [medeverdachte 2] vraagt vervolgens of hij ook 30 stuks kan krijgen. In het andere gesprek zegt [medeverdachte 2] dat hij altijd in het midden staat (...) hij volgt dat ding bij de mannen nu en hij ziet dat het relax is en als er wat niet goed is dan zal hij hem bellen en zeggen dat het niet goed is.20 Rond 20.25 uur belt een nnman naar [medeverdachte 2] en zegt dat die andere man nu naar hem toe rijdt. [medeverdachte 2] zegt dan 'oh, want die andere ehm Kapitein is er ook om met jou over dat ding te praten'. De nnman zegt dat hij goed nieuws heeft. [medeverdachte 2] zegt dan dat hij die andere man ook alvast laat vertrekken.21 Diezelfde avond belt een nnvrouw naar [medeverdachte 2] en hij zegt dan dat hij nu met nog twee mannen zit. Dan onderbreekt hij het gesprek met de vrouw en zegt tegen iemand anders 'Hallo? Ja, neen, we zijn hier met twee mannen. Anders moeten we veel staan. Neen, Jasman praat met die kleine man, even. Ja ik zal je nog bellen. Oké, ik bel je weer'.22 In een volgend gesprek zegt [medeverdachte 2] dat hij niets van de man heeft gehoord, het komt misschien dat de man naar kickboksen is geweest. [medeverdachte 2] zegt 'je kan niet communiceren, ik zal met de man praten om de telefoon te gebrui... of we moeten een telefoon voor hem voorlopig zoeken, als hij daarover bang is dan zoeken we een andere voor hem'.23
Op 23 mei 2009 belt [medeverdachte 2] met verdachte waarin hij zegt dat hij gisteren met een vriend heeft gesproken en dat hij een heel goed ding voor ze heeft en dat het hetzelfde systeem van [bijnaam medeverdachte 3] is maar heel heel goed.24 Op 25 mei 2009 belt [medeverdachte 2] naar verdachte en zegt dat 'de andere man belde me en hij zoekt de winkel en gaat samen praten, hij zegt tegen mij dat [bijnaam medeverdachte 3] tegen hem heeft gezegd dat hij hier komt wanneer wij willen....ik weet niet wanneer hij met geld komt maar hij komt hiermee....hij komt hier en wij...eh...ik wacht thuis op hem'.25
Door het observatieteam wordt gezien dat om 17.37 uur [medeverdachte 5] het portiek aan de [adres medeverdachte 2] binnengaat en om 17.49 uur weer naar buiten komt en verder de straat in loopt. Om 17.55 uur komt [medeverdachte 3] aan bij de woning van [medeverdachte 2] en belt aan. Te zien is dat als [medeverdachte 5] terug komt lopen, hij de hand schudt van [medeverdachte 3] en weg loopt. Vervolgens komt [medeverdachte 2] naar buiten. [medeverdachte 3] heeft meerdere vellen papier van A4-formaat in zijn handen en bekijkt die samen met [medeverdachte 2]. Vervolgens geeft [medeverdachte 3] een vel papier aan [medeverdachte 2].26
Op 26 mei 2009 belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 4] en zegt tegen hem dat die man hartstikke lastig te bereiken is. Hij heeft geen telefoon en het is moeilijk hem te bereiken. [medeverdachte 2] zegt dat hij meestal om 19.00/19.30 uur komt. [medeverdachte 2] zegt tegen [medeverdachte 4] 'ik heb gezegd dat 'ie de afspraak moet brengen voor jullie, hij zegt goed hij moet die andere bereiken maar die heeft ook geen telefoon, weet je, ze doen het zonder altijd en dat is lastig jongen om te wachten totdat die persoon komt. Je kan niet eens bellen van eh hoe is het of zo'. [medeverdachte 4] vraagt 'wat heb je gekregen datum' en [medeverdachte 2] zegt 'jajaja die hebben we al voor deze week ja dus ehhh hum hum. Ik moet even nog iets met hem bespreken, ik heb iets niet begrepen wat op het papier staat, dus hij moet het even uitleggen en dan ga ik het weg sturen en dan zijn we klaar en moeten we afspreken'. [medeverdachte 4] zegt dat hij morgen daar komt.27
Op 27 mei om 00.17 uur stuurt [medeverdachte 2] een sms bericht naar [medeverdachte 7] met de tekst 'morgen weet ik meer hoe lekker het is ik bel je zelf' en om 00.21 uur stuurt [medeverdachte 7] een bericht terug met 'oké niet vergeten ik heb echt honger'.28 Dan volgen er wat gesprekken en twee sms berichten waarin gesproken wordt over papieren waar drie dagen op staan vermeld. [medeverdachte 3] zegt dat hij die dagen moet hebben die op het blaadje staan die hij aan [medeverdachte 2] heeft gegeven. [medeverdachte 2] belt daarop verdachte en zegt dat hij de dagen wil weten die op de papieren staan van [bijnaam medeverdachte 3] die hij eerder aan verdachte heeft gegeven.29 [medeverdachte 2] belt naar [nmedeverdachte 6] en zegt dat die mannen hem hebben gebeld en dat ze bij hem willen komen. Verder zegt hij dat de mannen zondag een en ander moeten horen en....dat het systeem veranderd is.30 Op 28 mei wordt gezien dat [medeverdachte 5] de woning van [medeverdachte 2] binnen gaat.31 In een daaropvolgend telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [nmedeverdachte 6] vraagt [nmedeverdachte 6] hoe het met Jacksiman is en of hij bij [voornaam medeverdachte 2] is geweest met de spullen. [medeverdachte 2] zegt dat Jacksiman net bij hem weg is en dat zijn man gezegd zou hebben dat het vandaag nog zal zijn.32
Tijdens een observatie op 28 mei 2009 wordt gezien dat [medeverdachte 3] uit de winkel [naam winkel] komt lopen en naar [medeverdachte 2] en verdachte loopt. Een minuut later loopt hij de steeg naast de winkel in en vier minuten later weer terugloopt met een zilver-/blauwkleurig plastic tasje bij zich. Dit tasje geeft hij aan [medeverdachte 2] en daarna loopt [medeverdachte 3] weg.33 Op 29 mei 2009 heeft [medeverdachte 2] telefonisch contact met [nmedeverdachte 6] waarin gesproken wordt over 'geld voor de kaarten'34 en een sms bericht aan [medeverdachte 3] met de tekst "[bijnaam 1 van verdachte] is hier en zegt dat die reserv niet gaat volgens de laatste info wat hij vandaag heeft ontv dus ze willen dringend die kaart kopen vandaag of morgen voor volgende week vrd zatd zond als hunnie het goed vinden is dringend'.35 [medeverdachte 5] laat op 31 mei [medeverdachte 2] weten dat hij hem niet eerder kon bereiken en dat 'de boodschap is de volgende van [persoon 2]...vanaf 9 juni'.36 Eerder had [medeverdachte 5] laten weten nog steeds op [persoon 2] te wachten.37
[medeverdachte 3] belt naar [medeverdachte 2] en zegt 'ik zie de mensen morgen man. Morgen ga ik je precies zeggen wanneer je die kaart kan kopen ja'.38 Daarop belt [medeverdachte 2] naar verdachte en zegt dat 'hij belde me net en zei dat jij morgen een ticket gaat kopen, morgen heeft hij ....om ticket te kopen'.39 In een telefoongesprek met [nmedeverdachte 6] zegt [medeverdachte 2] 'vandaag is het wel van belang dat ze er naar toe gaan...ze hebben het al betaald en kunnen ze het niet meer stopzetten.... [medeverdachte 2] zegt dat de mannen hun eigen functie in dit geheel hebben en dat hij zelf een loopjongen is, een man die voor de ontmoetingen moet zorgen.40
[medeverdachte 2] belt naar [medeverdachte 4] en vraagt hem wanneer ze gaan starten met die broer van hem. [medeverdachte 4] antwoordt 'kijk jij maar, ik wacht op jou'. [voornaam medeverdachte 2] zegt dan 'oke... eh... eh straks als ik iets hoor, want we zijn bezig ja, je weet toch...eh...even kijken...9...9...9...9....9...9 moet het worden...9 officieel ja. Volgende week. (...) ja die man is in Peru man. Hij is met Peru... hij had die mensen al eigenlijk maar die mensen gingen lang wachten, daarom kwam hij mij vragen weet je wel. (...) nee die ken ik niet, dat zijn mensen van hem.41 Op 7 juni belt verdachte naar [medeverdachte 2] en zegt 'de mensen bellen me en zeggen morgen om dat te kopen, ik zei hem dus dat hij moest wachten tot [bijnaam medeverdachte 3] me het bevestigd heeft, omdat hij me zegt dat er een beetje ontbreekt. [voornaam medeverdachte 2] antwoordt dat hij hem een bericht gaat sturen.42 Als [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2] belt zegt [medeverdachte 2] hem dat er een kleine stagnatie was maar dat deze is opgelost en dat die jongens morgen die kar moeten regelen.43 De volgende dag geeft [medeverdachte 2] aan [nmedeverdachte 6] door dat 'de bewaking minstens drie uur duurt'. Wil hij langer blijven, dan moet hij ook kaarten kopen die langer dan drie uren gelden.44 In een telefoongesprek tussen verdachte en een nnman in Ecuador wordt dan gesproken over '286' en '266'.45 In een later gesprek zegt verdachte tegen de nnman 'u gaat naar het kantoor en u zegt dat ze het niet naar Milaan maar naar die stad veranderen...naar Warschau.'46 [medeverdachte 2] belt naar [medeverdachte 7] en zegt 'we moeten de kaart sturen en dan ben je ook in de groep zeg maar. Dus dan ehm, ik heb al met deze mannen gepraat en ze zeggen dat ze dan voor je regelen wat jij wilt. Je kan komen en dan zal je zien dat alle papieren al hier zijn. Alles is er al, alles. Klaar klaar. Dus komen wij alleen nog maar een ding tekort.'47 Op 16 juni belt [nmedeverdachte 6] naar [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] zegt dat ze het gaan regelen en dat ze direct weer bij [bijnaam medeverdachte 3] moeten zijn om de kopie af te geven en dat ze dan klaar zijn.48 Om 13.26 uur belt verdachte naar [medeverdachte 2] en zegt dat hij in de winkel is. [voornaam medeverdachte 2] zegt dat hij alles heeft en naar de winkel komt.49 Later belt verdachte naar nnman in Ecuador en zegt 'nee, haal het van internet het is gedrukt en klaar. Je hebt de nummers en daarmee pak je het ticket, geen probleem, je hoeft het niet op te halen bij een kantoor, wat we nodig hebben is betaald en alles is gedaan.50 Op 19 juni belt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2]. [medeverdachte 4] zegt in dit gesprek 'ze kunnen toch niet zomaar met ons spelen.... Afspraak is afspraak. We moeten niet zomaar over ons laten lopen.' Even later vraagt hij aan [medeverdachte 2] of de hoeveelheid wel hetzelfde blijft. [medeverdachte 2] zegt dat die 15 blijft en 'nee want gaat nog naar die man toch. Blijft 10 over of zo. 10 en een half. Begrijp je. Maar we gaan morgen praten anders zeggen we teveel.'51 [medeverdachte 2] belt naar [medeverdachte 7] en zegt dat hij dat ding heeft en dat het een mooi ding is... morgen is het de dag.52 In de volgende telefoongesprekken spreekt [medeverdachte 2] met [nmedeverdachte 6], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7]. In die gesprekken wordt gesproken dat alles mis is gegaan en dat ze het volgende week met een andere man willen doen. [medeverdachte 2] geeft bij [medeverdachte 4] aan dat hij zijn telefoon weg moet dan en dat hij hem een ander nummer gaat geven. [medeverdachte 4] zegt dan 'shit, dan moet ik deze ook weggooien.'53
In de bij medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen telefoon stond een sms bericht aan [medeverdachte 3] met het nummer van de claimtag van de koffer van de aangehouden koerier.
Verdachte heeft verklaard54 dat hij met [medeverdachte 2] heeft gesproken en dat deze hem geld heeft gegeven om een ticket voor 1 persoon te kopen. De naam die op het ticket moest komen heeft hij doorgekregen van [persoon 1]. Het ticket moest gekocht worden van [persoon 1]. Het transport werd door [medeverdachte 2] en [persoon 1] geregeld en de koerier hebben ze in Ecuador geregeld. Tijdens dit verhoor is aan verdachte foto 005 getoond. Hiervan heeft hij gezegd dat het [bijnaam medeverdachte 3] is en dat hij hem kent van bij [voornaam medeverdachte 2] thuis. Hij heeft verklaard dat zij veel contact met elkaar hadden. Op de getoonde foto 004 herkent hij [voornaam medeverdachte 5], op foto 006, waarop [medeverdachte 11] is afgebeeld, herkent hij 'de Duitser', op foto 009, waarop [medeverdachte 7] is afgebeeld, herkent hij de Surinaamse meneer die in een grijze Mercedes rijdt. Uit onderzoek is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 7] gebruik maakt van een grijze Mercedes, kenteken [kentekennummer] Op foto 010, waarop [medeverdachte 4] is afgebeeld, herkent verdachte de Marokkaan. Alle personen heeft hij bij [medeverdachte 2] thuis gezien.56
Periode 7 augustus 2009 tot en met 7 september 2009
Op 7 augustus 2009 vindt een aantal ontmoetingen plaats. [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] ontmoeten elkaar bij het metrostation [naam metrostation]. Even later wordt gezien dat [medeverdachte 2] eerst een ontmoeting heeft met twee onbekende mannen, even later komt er een vrouw bij en weer later nog een man. Om 16.54 uur vindt een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 2], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5]. Er wordt gezien dat [medeverdachte 2] aan het bellen is. Te zien is dat [medeverdachte 2] een wit papier in zijn handen heeft en dat geeft hij dan aan [medeverdachte 8]. Om 17.24 uur lopen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] in de richting van het metrostation en [medeverdachte 8] loopt in de richting van [straatnaam]d waar hij een onbekende man in het park ontmoet.57 Uit het afgeluisterde telefoongesprek blijkt dat [medeverdachte 2] om 16.53 uur wordt gebeld door 'Plato'. [medeverdachte 2] zegt dat het er wel 'mike' is maar dat het dik is. Hij zegt dat er 40 is en dat het cornflakes is.58 's Avonds belt [medeverdachte 2] naar 'Plato' en zegt dat Plato tegen [voornaam vrouw 1] moet zeggen er een man bij hem is gekomen dat er 10 grote hoofden zijn; [voornaam vrouw 1] mag het ook in stukjes nemen, bijvoorbeeld 3 of 200 of 100.59 De volgende dag wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 8] en [medeverdachte 2] zegt 'we hebben goed gepraat. Die mannen zijn toen weggegaan en zijn hun dingen gaan regelen. Die mannen vroegen ook nog aan mij wanneer die mannen kunnen starten. Ik zei dat het niet zo in z'n werk gaat. Ik zei dat ze het eerst moesten opsturen en als die mannen daar ja zeggen dat we dan weer gaan zitten en praten.(...) ik zie dat die mannen wel een beetje groen zijn hoor.(...) dat andere ding ehm die van die 40. Ik had daarvoor iets met een blanke man geregeld maar deze blanke jongen zou, ik weet niet van waar komen om mij te ontmoeten. Dan zou ik jou bellen. Maar sinds half tien vanmorgen zou die tussenpersoon van die man mij bellen. Maar die man heeft mij nog niet gebeld.(...) dus als ik klaar ben ga ik die man bellen en vragen hoe het zit en tegen hem zeggen dat hij mij de hele dag heeft laten wachten. (...) Hmm. Ja want het loopt. En ik had begrepen dat het 6 planken was.' [medeverdachte 8] vraagt aan [medeverdachte 2] wat die grote man met hun wil doen. [medeverdachte 2] vraagt 'over het water'? en zegt dan tegen [medeverdachte 8] dat die mannen eigenlijk verzopen waren omdat hij ze iedere keer opfokte met iets en dat het nu al bijna vier keer niet meer is doorgegaan.60 Die avond wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] zegt dat die jongen wat heeft. [medeverdachte 4] vraagt welke jongen en welke hij heeft. [medeverdachte 2] zegt [bijnaam 1 van verdachte] (jongen) en dat het niet zo geweldig is. Niet die hele hoge, maar toch wel wat en dat hij met een andere jongen ongeveer 10 stuks binnen.61 Dan belt [medeverdachte 7] naar [medeverdachte 2] en zegt tegen hem dat hij de boodschap heeft gekregen. [voornaam medeverdachte 2] zegt dan 'dus dan moet je eerst kijken of de prijs van de auto goed is voor je. Dan weten wij dat je die 40 wil (die van de prijs van 40). Die andere, en dat is de Benz, dat is 41. Maar dan moet je wel weten dat dàt een Benz is. Duitser, je weet toch Benz? Dan weet je dat het een stabiele en kwaliteitsauto is, met alles. Die tweedehands, die zijn 37 en een half. Maar die hebben al, een soort van, gereden.'62 Dan belt [medeverdachte 4] weer naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] zegt tegen hem dat die vent even in Eindhoven zit. [medeverdachte 4] vraagt of hij aan het verkopen is. [medeverdachte 2] zegt 'nee, nee, nee dat niet. Hij is iemand gaan vragen om weer daar naartoe te gaan. Begrijp je wat ik bedoel, ik heb hem daar naartoe gestuurd. Hij heeft twee mensen nodig om weer, snap je wat ik bedoel. (...) ik heb wat gezien natuurlijk, niet alles, maar ik heb wat gezien.'63 Dan belt verdachte naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] zegt 'Ik praten met hem jij weten een beetje tien, waarom heb jij niet een beetje voor mij man. Wij willen helpen.' Verdachte zegt dat het niet van hem is en dat hij het straks uitlegt.64 Op 12 augustus belt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] zegt dat hij hem had gebeld maar dat hij niet had gereageerd. [medeverdachte 2] had iets afgesproken met die man, maar [medeverdachte 2] had die man gezien en het is niet van die man maar van iemand anders. [medeverdachte 4] zegt dat hij dat al dacht. Hij zegt dat [medeverdachte 2] die man onder druk moet zetten en 'hij moet betalen die klootzak'. [medeverdachte 2] zegt dat hij tegen die man heeft gezegd dat [medeverdachte 4] zijn geld wil hebben en dat die man nu bezig is. [medeverdachte 4] zegt 'maar als we één kans krijgen [voornaam medeverdachte 2] dan gaan we het pakken'. [medeverdachte 2] zegt dat hij zit te denken en dat hij bezig is met die andere, die [persoon 1] om iets te regelen. [medeverdachte 4] zegt dan 'anders moet je tegen hem zeggen breng eentje. Hij moet eentje brengen, hij moet bij jou thuis brengen. Jij moet zeggen laat thuis wij gaan even drinken of zo ergens en dan ga ik het pakken. (...) Hoeveel gaat er komen dan?' [medeverdachte 2] zegt één vier, waarop [medeverdachte 4] zegt dat ze alles gaan pakken. [medeverdachte 2] zegt 'ja jongen. Dus ik ga het beetje regelen, want ik ben gewoon moe van die mensen'.65 Op 15 augustus zegt [medeverdachte 2] in een telefoongesprek tegen [medeverdachte 4] dat hij die jongen vandaag heeft gesproken en dat hij vanavond weer komt met een andere man. [medeverdachte 2] heeft de mogelijkheid, dus moet hij bij hem komen. Als ze gaan starten komt het goed en die andere, [persoon 1], gaat ook wat voor [medeverdachte 2] regelen. Hij zegt dat hij ze gewoon gaat pakken want zo komt hij niet vooruit.66 Uit camerabeelden van de portiek van de woning van [medeverdachte 2] blijkt dat omstreeks 17.14 uur verdachte en een nnman, die later is geïdentificeerd als [persoon 3], naar binnen gaan en omstreeks 18.05 uur weer naar buiten komen.67 Op 18 augustus is te zien dat [medeverdachte 5] om 13.09 uur de portiek van [medeverdachte 2] binnengaat en om 13.19 uur weer naar buiten komt.68 In een daarop volgend gesprek om 13.47 uur zegt [medeverdachte 2] tegen [nmedeverdachte 6] dat de tijd nog niet is aangebroken en dat Jaskieman net is gekomen....uhuuu...de kapitein is net van mij vertrokken...dat spul voor jou is geregeld.69 Op 7 september laat [medeverdachte 2] aan [nmedeverdachte 6] weten 'dat ding van morgen...we moeten zien hoe het gaat lopen...gaat het goed dan zullen wij enigszins vrij zijn...ik zou dan een 25 kunnen vangen...dan kun je/kan ik het voor een poosje uithouden...ik weet niet hoeveel jij zou krijgen...maar ik zou ook wel een koko of tien kunnen vangen...het is wel vervelend, maar...als wij het maar er doorheen kunnen krijgen.' Door beiden wordt besproken hoe zij het zouden aanpakken als het een goede zou zijn. Ze zouden het wat grover willen. [voornaam medeverdachte 2] zou graag dertig willen...een auto van dertig cilinder willen rijden en wel onmiddellijk na binnenkomst ervan.70
Periode 12 oktober 2009 tot en met 31 oktober 2009
Op 12 oktober 2009 belt [medeverdachte 7] naar [medeverdachte 2]. [medeverdachte 7] zegt dat de man 37,5 (zeven en dertig en een half) zal afrekenen, de 500 (vijfhonderd) en dat [medeverdachte 2] het geld moet houden. Hij zegt dat [voornaam medeverdachte 2] 250 (tweehonderd en vijftig) apart moet zetten.71 Op 19 oktober 2009 belt verdachte naar [medeverdachte 2]. Verdachte zegt tegen [voornaam medeverdachte 2] dat hij de Marokkaan moet bellen en tegen hem zeggen dat de Marokkaan naar hem toe moet komen. [medeverdachte 2] antwoordt daarop 'naar jou? Man laten we praten...nu eh...ik begrijp niet wat je hebt. Verdachte antwoordt dan 'je weet als ik je bel dat ik iets goed heb weet je? [medeverdachte 2] zegt 'ja laten we hier praten en daarna gaan we werken, dat is beter.'72 Te zien is vervolgens dat verdachte om 16.07 uur de woning van [medeverdachte 2] betreedt en deze om 16.32 uur weer verlaat.73 Om 16.34 uur belt [medeverdachte 2] naar [voor- en achterna[voornaam medeverdachte 7]everdachte 7] en zegt dat hij een boodschap van een van zijn mannen heeft gekregen waarin hij zegt dat het goed is. [medeverdachte 2] zegt tegen [voornaam medeverdachte 7], dat wat die man heeft, in geen jaren meer gezien heeft. [medeverdachte 2] zegt dat het op 375 (zeven en dertig vijf) komt. Het komt op 92 en 93 als het warm wordt. [medeverdachte 2] denkt niet dat hij ooit nog aan zoiets moois kan komen.74 's Avonds belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 4] en zegt tegen hem 'ik zou je morgen bellen, er is wel goed nieuws (...) van [bijnaam 1 van verdachte]...ze zijn zo ver (...) want hij heeft heel veel zeg maar gereserveerd eigenlijk voor ons zeg maar he. Dus we gaan kijken. Laten we eerst even werken toch om eventjes nog wat er bij. Het is drie... Zeg maar voor ons is het eh... 3 7, maar ik dacht eh voor zetten, hij zegt 3 7, dus dan kan hij mij wat daarin gegeven. Maar voor andere mensen hier vraag ik 3 7 en een half. Begrijp je?' [medeverdachte 4] vraagt dan 'moeten we voor die vijf al die moeite gaan doen?' [medeverdachte 2] zegt 'voor die vijf geen moei...ja maar het is veel, als je de eerste keer 3 pakt is niks man. Als we 3 kopen en je regelt het eerst en hij vraagt 10 hij gaat het brengen, je vraagt 20 daarna dan brengt hij ook. Weet je wat ik bedoel? Want er is zat. Het is pas binnen. Weet je wat ik bedoel? En dan kan je zeggen van je neemt die risico voor 10 of eh 20. Maar niet bij drie. Snap je wat ik bedoel, die vertrouwen moet eerst komen toch.' [medeverdachte 4] zegt vervolgens dat ze veel praten aan de telefoon en dat hij morgen pas na 6 uur kan. [medeverdachte 2] zegt 'ja na 6 is goed toch. Want kijk als je...als je ook wil...zeg maar je wil echt iets regelen met hem, dan regelen we echt. Weet je wel een paar keer en dan zeg je van breng zoveel die kant en dan gaat hij het doen, want hij kent ons, hij kent jou ook toch. En dan zeg je ik wil zoveel die kant hebben en dat je weet je wel en dan kunnen we gewoon kijken hoe of wat, maar 3 of 4 in het begin niet is weinig man, er is nog meer. Begrijp je?' [medeverdachte 4] zegt vervolgens dat het toch wat minder moet worden. Ze hebben zoveel gedaan voor hem, dan moet hij voor hen eh... dan kan toch niet....ze worden gelijk gierig.75 De volgende dag belt verdachte naar [medeverdachte 2] en zegt tegen hem dat het vriendje wat ver weg was maar die komt wel en het straks zal uitleggen thuis bij [voornaam medeverdachte 2]. Hij zal om half drie komen.76 [medeverdachte 2] geeft aan [nmedeverdachte 6] door dat die man om half drie bij hem thuis komt met een plaatje van het boekje.77 Om 13.27 uur belt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] deelt [medeverdachte 4] mede dat hij een afspraak heeft om 14.30 uur en dat [medeverdachte 4] om 16.00 uur kan komen, waarop [medeverdachte 4] te kennen geeft eerder te willen komen. [medeverdachte 2] zegt hierop dat die man die komt kijken, hij weet niet of die man het leuk gaat vinden als er teveel mensen bij zijn. [medeverdachte 2] heeft hem beloofd dat ze met hun drieën zouden zijn. [medeverdachte 4] zegt er om 15.30 uur te zijn. Om 14.26 uur stuurt [medeverdachte 4] een sms bericht naar [medeverdachte 2] waarin hij zegt dat die man zich aan zijn afspraak moet houden.78 Even later belt verdachte naar [medeverdachte 2] en vraagt hem of de vriend al in huis is. [voornaam medeverdachte 2] zegt dan 'komen...eh...hier maar wel alleen niet auto, om te praten.' Verdachte antwoordt dan 'ah ik neem niets mee'.79 Dan belt [nmedeverdachte 6] naar [medeverdachte 2] en zegt 'maar...die mannen zeiden (onduidelijk). Hij is staan kijken tot het versneden was...vijf gulden...' en [medeverdachte 2] vraagt dan 'gaat hij het werk wel uitvoeren? (...) maar...het was hetzelfde toch?' [nmedeverdachte 6] bevestigt dit.80 [medeverdachte 4] belt [medeverdachte 2] en zegt dat die mannen hun alles moeten geven en dat die man moet nakomen wat hij belooft, en niet gierig moet gaan worden.81 Uit camerabeelden bij de portiek van de woning van [medeverdachte 2] is te zien dat op 20 oktober 2009 om 15.30 uur verdachte naar binnen gaat en twee minuten later [medeverdachte 3]. Om 15.56 uur komt [medeverdachte 3] naar buiten en vier minuten later verdachte.82 Hierna vinden nog tal van telefoongesprekken plaats en wordt de woning van [medeverdachte 2] druk bezocht door onder andere verdachte, [medeverdachte 4], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 5]. In een gesprek op 31 oktober 2009 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zegt [medeverdachte 2] dat die mensen hem echt hebben gestuurd en dat ze zeker van hun zaak waren, maar alles veranderd is. Het gaat dus niet goed, maar verder is het wel oké. Ze hebben hem weer laten stikken.83
Verdachte heeft verklaard dat hij eind oktober 2009 bezig was met de voorbereidingen van de invoer van een hoeveelheid cocaïne vanuit Peru naar Nederland. Nederland zou tussenstation zijn. Het ging om een nieuwe route, die eerst moest worden uitgeprobeerd; er zou een boek in een vliegtuig worden verstopt. Volgens verdachte regelde medeverdachte [medeverdachte 2] het op Schiphol.
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij in bovengenoemde periode meermalen cocaïne aan [medeverdachte 2] heeft verkocht, en wel tegen betaling.
Tijdens zijn verhoor waarin hij het bovenstaande heeft verklaard, is verdachte geconfronteerd met diverse telefoongesprekken, waarvan een aantal ook hiervoor zijn aangehaald. Verdachte heeft verklaard dat de gesprekken betrekking hadden op de voorbereidingen van de invoer van cocaïne dan wel de verkoop van cocaïne aan [medeverdachte 2].84
Ter terechtzitting heeft verdachte een en ander bevestigd.85
Periode 5 november 2009 tot en met 2 december 2009
Op 5 november 2009 wordt [medeverdachte 2] door [medeverdachte 4] gebeld. [medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 4] zijn bericht heeft gelezen. [medeverdachte 4] zegt dat hij niets heeft ontvangen. [medeverdachte 2] zegt dan via de computer. Verder zegt [medeverdachte 2] dat het één van deze dagen is, alleen weet hij niet precies die dagen, want dat wil hij hem niet zeggen. [medeverdachte 2] weet wel op welk adres het is. [medeverdachte 4] begrijpt dit.86
's Avonds belt [medeverdachte 4] opnieuw omdat hij langs wil komen. [medeverdachte 2] zegt tegen hem dat die kerel er al is, die [persoon 1].87 In een daaropvolgend gesprek laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 7] weten dat één van de mannen over het water is gekomen. Hij heeft de mannen nog niet ontmoet om te praten, de mannen zijn vanochtend wel bij hem geweest maar toen sliep hij. Die man is eigenlijk een soort baas. [medeverdachte 2] kan het wel met hem erover hebben, maar voor de rest is het niet geregeld, is moeilijk, maar hij heeft wel met een paar mensen gepraat en iedereen zegt dat het beter zou zijn als de man van hem een andere man heeft die in het gat gaat en vrienden maakt met één van de mannen, want die mannen komen daar altijd terug.88
Uit camerabeelden blijkt dat om 12.28 uur en 13.37 uur verdachte met een nnman en later met diezelfde man en de vriendin van verdachte voor de deur bij [medeverdachte 2] stonden.89 Verdachte belt naar [medeverdachte 2] en zegt dat hij bij [voornaam medeverdachte 2] is. [medeverdachte 2] zegt dat hij op de Dappermarkt is. Verdachte zegt dat ze daar naartoe komen en dat [voornaam medeverdachte 2] moet wachten.90 Daarna wordt [medeverdachte 2] door [medeverdachte 4] gebeld en [medeverdachte 2] zegt dan dat hij al is gekomen. [medeverdachte 4] vraagt of het klopt wat [bijnaam 1 van verdachte] zei, waarop [medeverdachte 2] zegt 'nou hij ehh van hem zelf nog niet. Eén van deze dagen, hij heeft nog niet precies gezegd, maar er is wel wat. Hij zegt dat ik je moest bellen, hij zegt er is wel wat om te doen, maar ik vind het toch te hoog. Zelfde als verleden, die nummer. Ik vind het nog een beetje te hoog, begrijp je. Maar dat is van een vriend, maar over een paar ehh, zeg maar volgende week of zo zei ie, dat hij van zichzelf ehh, weet je? [medeverdachte 4] zegt dan 'ja ik bedoel de vorige keer, wat hij zei over [persoon 1] klopt?' [medeverdachte 2] zegt 'ja die is er al, die is er al, ik heb hem gesproken. Maar hij heeft me gezegd, die van hem is over een week pas. Maar nu heeft ie van een vriend, hij kan een vriend helpen. En dat is heel hoog, het is precies hetzelfde als laatst, maar die van zijn vriend, die van hem kan ie naar beneden. Begrijp je wat ik bedoel?' [medeverdachte 4] vraagt wanneer die van hem dan precies is en of het aantal klopt wat [bijnaam 1 van verdachte] zegt. [medeverdachte 2] zegt dat hij dat nog niet heeft gezegd, maar dat ze nog verder gaan babbelen. Dan gaat hij weer heel langzaam vragen hoeveel. Hij heeft nog niet alles zo bloot gezegd.91
Op 13 november 2009 wordt gezien dat verdachte en een nnman (door het observatieteam [persoon 1] genoemd op grond van de verklaring van verdachte van 23 december 2009 dat [persoon 1] op 6 november in Nederland is aangekomen, in combinatie met de observatie op 6 november 2009 bij de woning van verdachte en de afgeluisterde gesprekken in deze periode die de verdachte met [persoon 1] heeft gevoerd) de woning van verdachte uitkomen en even later eetcafé [naam eetcafé] binnengaan. Daar hebben ze een ontmoeting met drie andere mannen, waarmee ze constant wisselend in gesprek zijn. Er wordt zowel Nederlands als Spaans gesproken waarbij het lijkt alsof één van de mannen vertaalt. Een uur later verlaten ze allen het eetcafé.92 In een telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [persoon 1] vraagt [medeverdachte 2] wat dat ene is wat [persoon 1] voor hem heeft. [persoon 1] vraagt of hij het kan zeggen maar zegt even later dat hij het niet wil zeggen. Hij zegt dat het iets is dat [voornaam medeverdachte 2] kan verkopen en dat het goed is. [medeverdachte 2] vraagt wat een goede prijs is en [persoon 1] zegt dat de prijs 33 is.93 Een paar dagen later belt [medeverdachte 2] naar [persoon 1] en zegt dat alles klaar is en dat [persoon 1] morgen met zijn vriend moet komen. Op diens vraag zegt [medeverdachte 2] dat de prijs 31 is.94 De volgende dag wordt [medeverdachte 2] door [medeverdachte 4] gebeld waarin [medeverdachte 2] zegt dat [persoon 1] waarschijnlijk volgende week die auto krijgt en dat [persoon 1] zes nee, zestien, zestien, sorry zestien heeft gezegd. [medeverdachte 2] denkt dat het meer dan tien euro is. [medeverdachte 4] zegt dat ze afwachten. [medeverdachte 2] zegt dan 'Ja. En ehh er is van die ehh, waar je mee op je bord schrijft toch, je weet toch. Die is weer te krijgen hè. Waar je mee schrijft op een bord. Begrijp je. [medeverdachte 4] zegt dat hij het niet begrijpt, waarop [medeverdachte 2] zegt 'oké geen probleem, het is niks voor jou denk ik'. [medeverdachte 4] vraagt of het 'die losse' is en 'hoe oud is die'. [medeverdachte 2] antwoordt dat hij ook een jaar oud is, zeg maar 30 jaar oud.95
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd en de deels bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Wat betreft feit 3 wijst de rechtbank op de samenhang met de feiten 1 en 2 alsmede het uit de telefoongesprekken onverkort blijkende versluierde en verhullende taalgebruik. Het kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte zich in de in feit 3 genoemde periodes heeft schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. Dat verdachte zich inlaat met de handel in cocaïne blijkt ook uit onderstaande feiten.
Feit 2
(zaaksdossier B06)
Anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het aan verdachte onder feit 2 (zaaksdossier B06) ten gelaste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken zoals deze zijn opgenomen in het proces-verbaal van relaas in zaaksdossier B09 (en met voetnoten staan vermeld onder de redengevende feiten en omstandigheden) blijkt dat verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 2] aangeeft dat hij iets goeds heeft. [medeverdachte 2] geeft vervolgens aan medeverdachte [medeverdachte 7] door dat hij een boodschap van een van zijn mannen heeft gekregen waarin hij zegt dat hij goed is. Op 22 oktober 2009 laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 7] weten dat [bijnaam 1 van verdachte] man er goed voor staat. Ook aan medeverdachte [medeverdachte 4] laat [medeverdachte 2] weten dat er goed nieuws is van [bijnaam 1 van verdachte] en dat er zat is en het pas binnen is. Ook wordt er versluierd gesproken over prijzen en hoeveelheden waarbij is op te maken dat het om diverse kilo's gaat.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze gesprekken volgt dat verdachte op 19 oktober 2009 in Nederland een partij cocaïne heeft ontvangen en dat medeverdachte [medeverdachte 2] zijn contacten heeft aangeboord om deze partij af te zetten. De verklaring van verdachte dat hij in deze periode enkel bezig was met een testlijn en dat in deze periode geen cocaïne is ingevoerd, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Ten aanzien van de verkoop en aflevering van cocaïne overweegt de rechtbank dat - gezien de bekennende verklaring van verdachte op dit punt - ook dit onderdeel wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 4
(zaaksdossier B09)
De rechtbank bezigt de hiervoor ten aanzien van de overige feiten weergegeven redengevende feiten en omstandigheden ook ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit, de criminele organisatie.
Duurzaam samenwerkingsverband
Uit de hiervoor besproken zaaksdossiers B01 en B09 blijkt dat bij de invoer, verkoop en aflevering van de cocaïne veel verschillende personen waren betrokken. Een aantal van die personen vormt de 'harde kern' van de groep. Het gaat dan om verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4]. Verdachte heeft een belangrijke taak bij het binnen smokkelen van cocaïne in Nederland, doordat hij contacten heeft in Zuid-Amerika. In de versluierde gesprekken weten verdachte en zijn medeverdachten precies wat er wordt bedoeld. Medeverdachte [medeverdachte 2] geeft steeds informatie over de stand van zaken aan anderen door. Hij belegt daartoe ook vele vergaderingen. Deze gesprekken en ontmoetingen vinden plaats gedurende de periode van mei tot en met december 2009 en zien op het binnenhalen van drugs vanuit Peru, Colombia en Ecuador. Dat volgt ook uit de verklaring van verdachte die heeft verklaard, dat [medeverdachte 2] contact had met personen in Zuid-Amerika. Met name [persoon 1] kan grote partijen cocaïne leveren. Verder blijkt uit de gesprekken dat medeverdachte [medeverdachte 2] vaak gebeld wordt door [medeverdachte 4] als [medeverdachte 2] personen heeft gesproken of heeft ontmoet die drugs kunnen aanbieden. Verdachte heeft ook verklaard dat [medeverdachte 4] één van twee afnemers is van de drugs.
De rechtbank is van oordeel dat het samenwerkingsverband tussen genoemde personen duurzaam van aard was, nu het in ieder geval gedurende de periode van 7 mei tot en met 16 december 2009 activiteiten heeft ontplooid. Verder was er sprake van een gemeenschappelijk belang om verdovende middelen uit een bronland te halen en die verdovende middelen hier in Nederland af te zetten. Daarbij had iedere verdachte - zoals hieronder wordt overwogen - een eigen rol.
Gestructureerd samenwerkingsverband
Het samenwerkingsverband was ook gestructureerd van aard. Over de rolverdeling van de verschillende verdachten in deze samenwerking, overweegt de rechtbank het volgende.
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 2] zelf zegt - zoals hiervoor reeds is opgenomen - dat hij in het midden staat en de rechtbank ziet dat bevestigd in het dossier. Hij heeft ten behoeve van de invoer van de cocaïne steeds telefonisch overleg met zowel personen in Nederland als in het buitenland. Hij communiceert met bepaalde mensen om die erbij te halen, op de hoogte te brengen van de voortgang en hij klaagt ook bij die mensen als de zaken moeizaam lopen of als een transport fout loopt. Dat is het duidelijkst te zien in de periode kort nadat koerier [naam koerier] is opgepakt te Schiphol op 21 juni 2009. Op 22 juni 2009 voert [medeverdachte 2] diverse gesprekken waarin hij een ontmoeting organiseert van relevante personen om de situatie te bespreken.
[medeverdachte 2] speelt ook een centrale rol bij de verdere verkoop en aflevering van de ingevoerde of in te voeren cocaïne. Op die momenten is hij voor [medeverdachte 4] het vaste contact, hetgeen blijkt uit de uitzonderlijk intensieve telefonische contacten die [medeverdachte 4] op die momenten met [medeverdachte 2] heeft.
[medeverdachte 2] heeft nog verklaard dat hij een soort geestverdrijver is en zich met kruidenbaden bezig houdt. In een aantal gesprekken komt dit inderdaad ook naar voren. Echter, het overgrote deel van de gesprekken vindt plaats in bewoordingen die niet zien op kruidenbaden. In die gesprekken wordt ineens gesproken over planken, auto's, autobanden, schoenen, broeken en dit in combinatie met cijfers. De combinatie van bewoordingen en cijfers kunnen niet slaan op de artikelen die worden genoemd, zo bestaat bijvoorbeeld een auto met 30 cilinders immers niet.
[naam verdachte]
Uit de afgeluisterde gesprekken, ontmoetingen, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en ook de eigen verklaring van verdachte wordt afgeleid dat laatstgenoemde een soort vooruitgeschoven post was die zorgde dat transporten uit Peru, Colombia en Ecuador richting Nederland kwamen. Hij was degene die de contacten legde tussen de mensen daar en in Nederland die bij de invoer en handel konden helpen. Verdachte beschrijft in zijn verklaring van 10 december 2010 zijn positie als intermediair tussen [persoon 1] en [medeverdachte 2]. Verdachte vervulde daarbij een belangrijke rol, omdat hij enerzijds contacten had met personen die konden zorgen voor de invoer en de verdere doorvoer vanuit de luchthaven Schiphol en anderzijds via [medeverdachte 2] partijen kende die konden kopen en betalen.
[medeverdachte 4]
[medeverdachte 4] heeft in zijn verhoren niet betwist dat hij deelnam aan de hem voorgehouden telefoongesprekken. Verdachte heeft gezegd [medeverdachte 4] te herkennen als 'de Marokkaan' en noemt hem als één van de twee afnemers van [voornaam medeverdachte 2].96 Uit de afgeluisterde gesprekken blijkt dat [medeverdachte 4] financieel geïnteresseerd is en dat hij ook verdachte, die '[bijnaam 1 van verdachte]' wordt genoemd, kent - wat hij eerder heeft ontkend -, als ook medeverdachte [medeverdachte 5], die 'kapitein 'wordt genoemd.97 Ook het gesprek waarin hij zegt dat alles is betaald en dat [medeverdachte 2] alles voor hem moet pakken,98 is niet verklaarbaar als - zoals door zijn verdediging gesteld - het zou gaan om kruiden. Zijn rol als afnemer wordt met name duidelijk in periodes dat een partij cocaïne in aantocht is doordat dan bij [medeverdachte 4] een grote toename van telefonische contacten wordt waargenomen met vooral [medeverdachte 2]. De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte 4] dat het in de gesprekken met [medeverdachte 2] over kruiden ging dan ook ongeloofwaardig bezien in het licht van al hetgeen hiervoor is overwogen en ziet de rol van [medeverdachte 4] als één van de belangrijkste afnemers van verdovende middelen van verdachte.
De structuur van het samenwerkingsverband kenmerkt zich naar het oordeel van de rechtbank hierin dat [medeverdachte 2] met onmisbare bijstand van verdachte zich bezig houdt met de invoer van de cocaïne en dat [medeverdachte 4] voor [medeverdachte 2] fungeert als een min af meer gegarandeerd afzetkanaal van de cocaïne, en dat grotendeels voortdurend in die structuur is geopereerd.
Oogmerk
Het aldus duurzame en gestructureerde samenwerkingsverband van verdachte en medeverdachten had als oogmerk het invoeren van cocaïne, alsmede het verkopen en afleveren daarvan. Dit volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang beschouwd.
Deelneming
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan bovenstaande criminele (drugs)organisatie. Het bewijs van het (dubbele) opzet van verdachte, zowel op de deelname aan de organisatie, als op het oogmerk van deze organisatie, volgt uit hetgeen hiervoor over de rol en het handelen van verdachte is overwogen.
De deelneming van verdachte bestond uit het telkens medeplegen van het misdrijf van artikel 10, vierde en vijfde lid van de Opiumwet.
4.4. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
(zaaksdossier B01)
hij op 21 juni 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 13.839,70 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 2
(zaaksdossier B06)
hij in de periode van 12 oktober 2009 tot en met 19 oktober 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een onbekend gebleven hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en
hij op tijdstippen in de periode van 19 oktober 2009 tot en met 26 oktober 2009 te Amsterdam en elders in Nederland telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 3
(zaaksdossier B09)
hij in de periode van 7 mei 2009 tot en met 2 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en Amsterdam en elders in Nederland meermalen, telkens tezamen en in vereniging met anderen,
telkens om een feit, bedoeld in het vierde en/of het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden,
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft verschaft en
- voorwerpen en stoffen en gelden voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders,
in de periode van 7 mei 2009 tot en met 21 juni 2009
- meermalen met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers en/of leveranciers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van invoer van en/of de overdracht van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- (meermalen) (telefonisch) dienstroosters en/of werktijden gevraagd en/of ontvangen en/of doorgegeven en/of
- (meermalen) vlucht- en/of bagage - en/of reizigersgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) (een) vliegticket(s) gekocht en/of betaald en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd (in en/of nabij de woning(en) van [naam en adres medeverdachte 2]) en/of [naam en adres medeverdachte 3]) en/of in en/of nabij de winkel [naam en adres winkel] en/of in en/of nabij café [naam café] te Amsterdam en/of elders in Amsterdam, in elk geval in Nederland) en/of
- (meermalen) bij die ontmoeting(en) papieren/documenten verstrekt en/of ontvangen en/of getoond en/of bekeken en/of
- (meermalen) geld ontvangen en/of gegeven
en
in de periode van 7 augustus 2009 tot 7 september 2009
- meermalen met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers en/of leveranciers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van de overdracht van een of meer partijen) verdovende middelen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij metrostation [naam metrostation] en/of in en/of nabij de woning van [naam en adres medeverdachte 2]) en/of elders in Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of
- (meermalen) bij die ontmoeting(en) papieren/documenten verstrekt en/of ontvangen en/of getoond en/of bekeken
en
in de periode van 12 oktober 2009 tot en met 31 oktober 2009
- meermalen met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers en/of leveranciers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van de invoer van en/of overdracht van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij in en/of nabij de woning van [naam en adres medeverdachte 2]) en/of elders in Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of
- (meermalen) geld ontvangen en/of gegeven
en
in de periode van 5 november 2009 tot en met 2 december 2009
- meermalen met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers en/of leveranciers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of met een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij in en/of nabij de woning van [naam en adres medeverdachte 2]) en/of eetcafe [naam eetcafé] en/of elders in Amsterdam, in elk geval in Nederland.
Feit 4
(zaaksdossier B09)
hij in de periode van 7 mei 2009 tot en met 16 december 2009 te Amsterdam en elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte en andere personen behoorden, welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, te weten
- het telkens tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, en
- het telkens tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk verkopen en afleveren van een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Feit 5
(zaaksdossier B11)
hij in de periode van 14 december 2009 tot en met 16 december 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd ongeveer 358,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 3, voor zover dit betreft de periode van 7 mei 2009 tot en met 21 juni 2009:
De voortgezette handeling van:
Medeplegen van het voorbereiden van een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen;
- voorwerpen en stoffen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3, voor zover dit betreft de periode van 12 oktober tot en met 31 oktober 2009:
De voortgezette handeling van:
Medeplegen van het voorbereiden van een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen;
- voorwerpen en stoffen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 3, voor zover het de overige perioden betreft:
Medeplegen van het voorbereiden van een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen dat feit te verschaffen;
- voorwerpen en stoffen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd.
4. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet.
5. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim acht maanden, samen met anderen in georganiseerd verband, met name bezig gehouden met voorbereidingshandelingen voor de invoer en verkoop van verdovende middelen, te weten cocaïne. Verdachte heeft niet alleen deelgenomen aan, maar ook een grote rol vervuld in de criminele organisatie als degene die zorgde dat transporten vanuit het buitenland richting Nederland kwamen. Verdachte had daartoe met personen in het buitenland, als ook met de tussenpersoon van partijen hier in Nederland veel verschillende telefonische contacten. Daarmee vervulde hij een belangrijke en onmisbare schakelrol in het geheel. Ook nadat een bepaalde zending cocaïne door de Kmar was onderschept en de betreffende koerier was aangehouden, is verdachte doorgegaan met zijn bezigheden om zo snel mogelijk aan nieuwe waar te komen. Via contacten in Peru, Colombia en Ecuador moest de cocaïne Nederland worden binnengebracht en verdachte zorgde dat de informatie die hij uit het buitenland ontving, hier in Nederland bij de tussenpersoon terecht kwam. Om ontdekking van deze praktijken te voorkomen werden de telefoongesprekken steeds in versluierd taalgebruik gevoerd, werd er gebruik gemaakt van bijnamen en per persoon van diverse telefoonnummers. Uit de veelheid van gesprekken met verschillende personen en ontmoetingen, leidt de rechtbank af dat verdachte precies wist waar hij mee bezig was. De voorbereidingshandelingen hebben op 21 juni 2009 geleid tot een voltooide invoer van bijna 14 kilogram cocaïne. Daarnaast heeft verdachte zich in de genoemde periode van acht maanden nog schuldig gemaakt aan de invoer van een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne, alsook de verkoop en aflevering van kleinere hoeveelheden cocaïne. Al deze misdrijven wijzen erop dat verdachte zich volop met de handel in cocaïne bezig hield.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd aan standaardkoeriers die ongeveer 14 kilogram cocaïne in Nederland hebben ingevoerd. Aan deze koeriers, voor wie geldt dat zij veelal vanuit financieel minder rooskleurige omstandigheden tot de invoer van cocaïne zijn overgegaan en die een aanmerkelijke kans op betrapping lopen, wordt doorgaans een hoge gevangenisstraf opgelegd. In casu is de koerier bestraft met een gevangenisstraf van vier jaren. Aan deze - relatief hoge - strafoplegging ligt - naast het gevaar voor de volksgezondheid dat door deze delicten wordt veroorzaakt en de (financiële) schade die gebruikers van cocaïne aan de samenleving toebrengen om te kunnen voorzien in hun behoefte aan die stof - mede als overweging ten grondslag dat het door deze relatief hoge straffen voor en de aanmerkelijke kans op betrapping van die koeriers voor organisatoren van cocaïnesmokkel moeilijker wordt gemaakt om koeriers te kunnen ronselen. Daarnaast noopt de generale en speciale preventie, mede vanwege de betrekkelijk geringe kans op betrapping van de organisatoren, tot een hogere bestraffing dan thans veelal gebruikelijk is bij genoemde koeriers.
Mede in aanmerking nemend de hoeveelheid bewezen verklaarde feiten en de rol die verdachte daarbij heeft gespeeld, de hoeveelheid cocaïne die het (naar schatting) betreft en de straffen die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd, acht de rechtbank een langdurige vrijheidsbenemende straf passend en geboden.
De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte reden om de door de officier van justitie geëiste straf aanzienlijk te matigen, waarbij geldt dat de rechtbank een feit minder bewezen heeft verklaard. Als eerste is hiervoor van belang dat verdachte vrijwel als enige in redelijke mate openheid van zaken heeft gegeven. Voorts, in navolging van het pleidooi van de raadsman, overweegt de rechtbank dat, nu verdachte illegaal als vreemdeling in Nederland verblijft, verdachte niet in aanmerking komt voor een penitentiair programma, waardoor gevangenisstraf hem zwaarder zal treffen dan zijn medeverdachten die het laatste deel van hun detentie wel voor een in dat programma voorzien mild regime in aanmerking komen. De rechtbank zal hiermee in de strafoplegging rekening houden.
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 47, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 2, 10, 10a en 11a van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. J. Snitker en mr. S. Jongeling, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. H. van de Vijver en D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2011.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Proces-verbaal van verhoor d.d. 23 december 2009 (dossier C1, p. 77 en 78).
3 Proces-verbaal van bevindingen verklaring [naam verdachte] d.d. 24 december 2009 (dossier C2, p. 58-61).
4 Schriftelijke stukken, inhoudende tapgesprekken d.d. 25 mei 2009, 16.58 uur (B01, p. 3440; 25 mei 2009, 18.37 uur (B01, p. 345), 27 mei 2009, 18.26 en 18.30 en 18.33 uur (B01, p. 356-358).
5 Proces-verbaal observeren d.d. 25 mei 2009 (dossier D3, observeren, deel 1, p. 64-67).
6 Proces-verbaal van verhoor d.d. 30 juni 2010 (1e aanvullend dossier, p. 009).
7 Proces-verbaal van bevindingen bevestiging identiteit (dossier C2, p. 268-270).
8 Proces-verbaal van bevindingen vaststelling identiteit [medeverdachte 5] (dossier C13, p. 1-42
9 Proces-verbaal van aanhouding d.d. 21 juni 2009 (zaaksdossier B01, deel 2, p. 590-591).
10 Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d.1 juli 2009 (zaaksdossier B01, deel 2, p. 632-648).
11 Deskundigenrapport van het Douane Laboratorium d.d. 3 juli 2009 (dossier aanvullende stukken Alpamayo).
12 Een kopie claimtag (zaaksdossier B01, deel 2, p. 630).
13 Proces-verbaal observeren 7 mei 2009 (dossier D3, observatie, p. 15-18).
14 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 7 mei 2009, 16.43 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 480).
15 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 9 mei 2009, 00.08 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 485).
16 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 8 mei 2009, 12.44 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 484).
17 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 9 mei 2009, 00.11 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 486).
18 Schriftelijke stukken, inhoudende tapgesprekken d.d. 12 en 13 mei 2009, 17.44 uur en 11.44 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 491-492).
19 Proces-verbaal observeren 13 mei 2009 (dossier D3, observatie, deel 1, p. 39-43).
20 Schriftelijke stukken, inhoudende tapgesprekken d.d. 13 mei 2009, 14.49 uur en 16.27 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 493-496).
21 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 13 mei 2009, 20.25 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 497).
22 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 13 mei 2009, 22.56 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 498).
23 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 17 mei 2009, 21.19 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 500).
24 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 23 mei 2009, 17.46 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 340).
25 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 25 mei 2009, 16.58 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 344).
26 Proces-verbaal observeren 25 mei 2009 (dossier D3, observatie, deel 1, p. 64-67).
27 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 26 mei 2009, 17.26 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 346).
28 Schriftelijk stuk, inhoudende een sms bericht d.d. 27 mei 2009, 00.17 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 348).
29 Schriftelijke stukken, inhoudende tapgesprekken en sms berichten d.d. 27 mei 2009 te 14.09 uur, 14.11 uur, 14.17 uur, 14.19 uur, 14.30 uur (zaakdossier B01, deel 1, p. 349-353).
30 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 27 mei 2009, 22.34 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 526).
31 Proces-verbaal observeren 28 mei 2009 (dossier D3, observatie, deel 1, p. 86-88).
32 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 28 mei 2009, 13.58 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 364).
33 Proces-verbaal observeren 28 mei 2009 (dossier D3, observatie, deel 1, p.92-97).
34 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 29 mei 2009, 12.11 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 368).
35 Schriftelijk stuk, inhoudende een sms bericht d.d. 29 mei 2009, 13.58 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 372).
36 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 31 mei 2009, 12.52 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 382).
37 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 26 mei 2009, 18.19 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 347).
38 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 31 mei 2009, 18.39 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 384).
39 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 31 mei 2009, 18.40 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 385).
40 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 3 juni 2009, 10.44 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 533-534).
41 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 3 juni 2009, 15.32 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 388).
42 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 7 juni 2009, 20.21 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 390).
43 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 7 juni 2009, 22.33 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 393).
44 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 8 juni 2009, 17.48 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 576).
45 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 10 juni 2009, 00.36 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 408).
46 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 13 juni 2009, 17.10 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 425).
47 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 15 juni 2009, 12.20 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 440).
48 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 16 juni 2009, 12.07 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 457).
49 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 16 juni 2009, 13.26 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 459 ).
50 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 16 juni 2009, 16.37 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 467).
51 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 19 juni 2009, 23.19 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 471).
52 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 20 juni 2009, 17.42 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p.474).
53 Schriftelijk stukken, inhoudende tapgesprekken d.d. 22 juni 2009, 12.26 uur, 15.46 uur, 19.24 uur, 24 juni 2009, 16.44 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 482, 484, 485, 489).
54 Proces-verbaal van verhoor d.d. 20 december 2010 (ordner aanvullende stukken).
55 Persoonsdossier C7, p. 4-5.
56 Dossier E3, fotomap, inhoudsopgave, p. 4, 5, 6, 9 en 10.
57 Proces-verbaal observeren 7 augustus 2009 (dossier D3 observatie, deel 1, p. 326-331).
58 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 7 augustus 2009, 16.53 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 641).
59 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 7 augustus 2009, 23.23 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 642).
60 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 8 augustus 2009, 16.29 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 644-645).
61 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 8 augustus 2009, 23.29 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 646).
62 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 9 augustus 2009, 13.13 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 647).
63 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 9 augustus 2009, 16.53 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 648).
64 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 9 augustus 2009, 18.42 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 649).
65 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 12 augustus 2009, 17.51 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 668-669).
66 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 15 augustus 2009, 16.20 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 673).
67 Proces-verbaal van relaas d.d. 4 juni 2010 (zaaksdossier B09, deel 1, p. 112).
68 Proces-verbaal van relaas d.d. 4 juni 2010 (zaaksdossier B09, deel 1, p. 114).
69 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 18 augustus 2009, 13.47 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 678).
70 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 7 september 2009, 11.52 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 679-680).
71 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 12 oktober 2009, 10.59 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 684-685).
72 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 19 oktober 2009, 15.34 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 699).
73 Proces-verbaal van relaas d.d.4 juni 2010 (zaaksdossier B09, deel 1, p. 124).
74 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 19 oktober 2009, 16.34 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 701).
75 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 19 oktober 2009, 21.26 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 704-705).
76 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 20 oktober 2009, 12.31 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 711).
77 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 20 oktober 2009, 12.51 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 713).
78 Schriftelijk stuk, inhoudende een sms bericht d.d. 20 oktober 2009, 14.26 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 716).
79 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 20 oktober 2009, 14.39 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 717).
80 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 20 oktober 2009, 14.52 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 718).
81 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 20 oktober 2009, 15.24 uur (zaaksdossier B09, deel 2, p. 719).
82 Proces-verbaal van relaas d.d. 4 juni 2010 (zaaksdossier B09, deel 1, p. 132-133).
83 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 31 oktober 2009, 18.47 uur (zaaksdossier B09, deel 3, p. 780).
84 Proces-verbaal van verhoor d.d. 20 december 2010 (ordner aanvullende stukken).
85 De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 25 maart 2011.
86 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 5 november 2009, 13.38 uur (zaaksdossier B09, deel 3, p. 783).
87 Schriftelijke stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 5 november 2009, 19.48 uur (zaaksdossier B09, deel 3, p. 784).
88 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 6 november 2009, 13.30 uur (zaaksdossier B09, deel 3, p
89 Proces-verbaal van relaas d.d. 4 juni 2010 (zaaksdossier B09, deel 1, p. 156).
90 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 6 november 2009, 13.37 uur (zaaksdossier B09, deel 3, p. 789).
91 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 6 november 2009, 16.18 uur (zaaksdossier B09, deel 3, p. 790).
92 Proces-verbaal observeren d.d. 30 november 2009 (dossier D3, observatie, deel 2, p. 782-788).
93 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 28 november 2009, 17.24 uur (zaaksdossier B09, deel 3, p. 794).
94 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 1 december 2009, 20.39 uur (zaaksdossier B09, deel 3, p. 795).
95 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 2 december 2009, 17.03 uur (zaaksdossier B09, deel 3, p. 796).
96 Proces-verbaal van verhoor d.d. 20 december 2010 (dossier aanvullende stukken Alpamayo).
97 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 1 juni 2009, 1450 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 386-387).
98 Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 27 mei 2009, 14.25 uur (zaaksdossier B01, deel 1, p. 354-355).