ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ3554

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-840061-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en voorbereidingshandelingen voor cocaïne-invoer

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1963 te Suriname, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van drugsmisdrijven en deelname aan een organisatie met het oogmerk om misdrijven te plegen zoals bedoeld in de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het middelpunt vormde van een samenwerkingsverband dat zich gedurende een langere periode bezighield met de invoer van cocaïne in Nederland. Dit werd ondersteund door een groot aantal telefoontaps en observaties die de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachten aantoonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten gebruik maakten van versluierde taal om hun illegale activiteiten te verbergen. De rechtbank achtte de bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke gevolgen van de cocaïnehandel voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840061-09
Uitspraakdatum: 29 april 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 september 2010, 7 december 2010, 4 maart 2011, 17 maart 2011, 18 maart 2011 en 15 april 2011 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na een nadere omschrijving van de tenlastelegging zoals bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
(zaaksdossier B10)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot en met
26 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden of te bevorderen;
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en)
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
- (meermalen) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers en/of leveranciers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van invoer van en/of de overdracht van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd op de luchthaven Schiphol en/of in Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of
- (meermalen) bij die ontmoeting(en) foto(s) en/of papieren en/of documenten verstrekt en/of ontvangen en/of getoond en/of bekeken en/of
- (meermalen) (telefonisch) dienstroosters en/of werktijden gevraagd en/of ontvangen en/of doorgegeven en/of
- (meermalen) vlucht- en/of bagage - en/of reizigersgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het ophalen en/of vervoeren en/of opzoeken van een (of meer) partij(en) verdovende middelen en/of voorwerpen bevattende verdovende middelen
- meermalen een (of meer) partij(en) verdovende middelen en/of voorwerpen bevattende verdovende middelen gezocht en/of laten zoeken en/of
- (meermalen) geld heeft ontvangen en/of gegeven
en/of
op 26 januari 2010 een vluchtlijst van 15 oktober van Martin Air en/of (in de computer merk Sempron) afbeeldingen vliegtuigen (waaronder een Boeing 747 en/of de een airbus A340-300) van luchtvaartmaatschappij SLM en/of een plattegrond van een vliegtuig type MD-11 en/of een of meer foto(s) van personen waaronder douanemedewerkers in Suriname voorhanden heeft gehad.
Feit 2:
(zaaksdossier B10)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot en met 26 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of andere personen behoorden, welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid, te weten
- het (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I (artikel 2A OW jo 10 lid 5 OW) en/of
- het (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren verstrekken of vervoeren van (telkens) een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I (artikel 2A OW jo 10 lid 5 OW)
en/of
- het (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid cocaïne, (telkens) zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
* zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
* een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
* voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) (artikel 10a OW).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de desktopcomputer aan verdachte dient te worden teruggegeven.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van de feiten 1 en 2[1]
In het kader van het onderzoek "Alpamayo" is vanaf 1 augustus 2009 een groot aantal telefoons getapt. Via verdachte [verdachte], met wie het onderzoek op grond van informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) is gestart, zijn zo ook de andere (mede-)verdachten ([medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte C], [medeverdachte D] en - via [medeverdachte D] - [medeverdachte E]) in beeld gekomen.
Op 7 augustus 2009 wordt een gesprek getapt tussen [verdachte] en [medeverdachte A]. In dit gesprek vraagt [verdachte] aan [medeverdachte A] ervoor te zorgen dat ze 'even de koppen bij elkaar kunnen steken'. Ook vraagt hij of [medeverdachte A] 'dat andere ding' al heeft geregeld. [medeverdachte A] antwoordt dat als hij 'die mannen' ontmoet heeft, ze wel praten[2]. Op 8 augustus 2009 belt [verdachte] met [medeverdachte B]. Op de vraag of het hem gelukt is, antwoordt [medeverdachte B] dat hij 'die ene man' heeft gesproken, maar dat hij 'die Hindoestaanse jongen' nog niet heeft kunnen bereiken. Ook zegt hij dat die ene man 'zijn huiswerk gaat maken'[3]. In de periode van 10 tot en met 15 augustus 2009 vindt er meermalen telefonisch contact plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte C]. In deze gesprekken zegt [medeverdachte C] tegen [verdachte] onder meer dat hij 'de Rode man' nog heeft ontmoet, dat hij hem het voorstel heeft gedaan van die 'stuiver' en dat 'Rode man' misschien samen met 'Thailand man' erop gaat werken. Mocht hij niet met een oplossing komen dan kan [medeverdachte C] op 'plan B' overgaan[4]. Ook [medeverdachte D] houdt [verdachte] op de hoogte. In een telefoongesprek van 11 augustus om 17.48 uur vraagt [verdachte] of [medeverdachte D] 'al zover' is, waarop [medeverdachte D] antwoordt dat 'die andere man' nog op zijn werk is. Uit het gesprek blijkt verder dat als [medeverdachte D] 'het' alsnog vanavond krijgt, hij [verdachte] moet bellen[5]. Later die avond informeert [verdachte] [medeverdachte C] en [medeverdachte A] hierover[6].
Op 12 augustus 2009 belt [verdachte] met de vraag of [medeverdachte D] al klaar is. [Medeverdachte D] zegt: 'de helft niet'. Ze spreken een ontmoeting af[7]. Tijdens die ontmoeting wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte C]. [Verdachte] zegt tegen [medeverdachte C] dat hij met hun man staat te praten en dat [medeverdachte C] moet komen[8]. De volgende dag wil [medeverdachte C] weten of [verdachte] 'dat ding' al heeft gekregen[9].
Op 14 augustus 2009 deelt [medeverdachte D] aan [verdachte] mede dat alles rond is[10]. Ze maken de volgende dag een afspraak om elkaar te ontmoeten[11]. Ook op 17 augustus 2009 ontmoeten beide mannen elkaar[12]. De volgende ochtend belt [verdachte] met [medeverdachte D]. Hij wil 'het' komen ophalen. [Medeverdachte D] zegt dat hij eerst de andere man moet bellen[13].
Op 19 augustus 2009 vindt er een ontmoeting plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte B], waarbij is te zien dat [medeverdachte B] de kofferbak van een BMW opent, daaruit een zwart schoudertasje haalt en deze aan [verdachte] geeft[14].
Op 20 augustus 2009 om 16.42 uur vindt een ontmoeting plaats tussen [verdachte], [medeverdachte D] en [medeverdachte C] in winkelcentrum [winkelcentrum] te Amsterdam[15]. In een daaraan voorafgaand telefoongesprek om 15.35 uur vraagt [verdachte] aan [medeverdachte D] of deze 'die dingen' voor hem gekopieerd heeft. [Medeverdachte D] zegt dat die dingen bij hem zijn en vraagt of hij ze moet meenemen. [verdachte] bevestigt dit[16]. Tijdens de ontmoeting bekijkt [medeverdachte C] een papier dat [medeverdachte D] hem toont.[17] [Verdachte] heeft tijdens deze ontmoeting telefonisch contact met [medeverdachte A], aan wie hij vertelt dat hij nu samen met 'die man' is en als het zover is hij het wel hoort[18]. Even later overhandigt [medeverdachte D] aan [verdachte] een plastic tas[19].
In een gesprek op 21 augustus 2009 zegt [medeverdachte D] tegen [verdachte] 'dat het spel pas volgende week is'. [Medeverdachte D] vraagt aan [verdachte] om de boodschap aan Meo door te geven[20]. De volgende dag hebben [medeverdachte A] en [medeverdachte D] via de telefoon van [verdachte] direct contact met elkaar. In dit gesprek wijst [medeverdachte D] [medeverdachte A] er meermalen op dat hij niet alles over de telefoon moet bespreken[21]. Uit telefoongesprekken tussen [medeverdachte A] en [medeverdachte D] op 27 en 29 augustus 2009 blijkt dat [medeverdachte A] [medeverdachte D] wil spreken. In het laatste gesprek vraagt [medeverdachte D] 'hoe het met de andere tori is'. [medeverdachte A] zegt daarop: "(...) je blaast alles door de telefoon (...)"[22]. In een telefoongesprek tussen [medeverdachte A] en [medeverdachte D] op 30 augustus 2009 wordt er gesproken over 'want voor twee uur zou de verjaardag doorgaan, de polonaise, de mannen zouden dansen met de andere mannen'[23].
Vanaf eind augustus 2009 wordt [medeverdachte D] onder de tap gesteld. Daaruit blijkt dat hij ook veelvuldig contact heeft met [medeverdachte E], die op Schiphol bij de afdeling aqua service werkt. Hij haalt de toiletten van vliegtuigen leeg[24]. [Medeverdachte D] is zelf ook op Schiphol werkzaam, als bagagemedewerker[25]. Op 1 september 2009 zegt [medeverdachte D] tegen [medeverdachte E] dat hij [medeverdachte E] een telefoonnummer moet doorgeven. [Medeverdachte E] geeft daarop aan [medeverdachte D] door wanneer hij dienst heeft. [Medeverdachte D] zegt daarop dat hij [medeverdachte E] morgen probeert te zien[26]. Een uur later belt [medeverdachte D] met [verdachte]. [Verdachte] wil weten of [medeverdachte D] 'dat ding bij de andere man heeft gevonden. Dat ding dat hij niet uit het systeem kon halen'. [Medeverdachte D] antwoordt dat hij hem straks ontmoet. Hij heeft wel het verleden bekeken, maar ze konden het niet 'dingensen'[27]. Op 2 september 2009 blijkt dat [medeverdachte D] beschikt over 'de dingen'. Ze maken een afspraak voor die avond[28]. In een telefoongesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte D] op 4 september 2009 zegt [medeverdachte D]: "Eeeehh waarover wij gisteren onze koppen bij elkaar hadden gestoken. Eeeehhh die vijf over drie toch? (...) Ja ehm dat zijn wij aan het dingensen want anders ehm een klein dingen toch. Als die man een beetje naar boven kan gaan toch?". [Verdachte] antwoordt dat hij zal kijken hij de tijd vroeger wil zetten. "Maar het ligt ook niet bij hem, hé? Hij krijgt ook de tijd van iemand anders door", zegt [verdachte]. [Medeverdachte D] zegt daarop: "Laat die mannen tijdsverlenging zetten hoor?"[29]. Op 5 september 2009 belt [medeverdachte D] met [verdachte] en zegt dat hij iets over 'die vijf over drie' wilde weten. [Verdachte] zegt dat hij daarover nog met die man moet gaan praten, maar dat hij het ook nog aan Ro - een bijnaam van [medeverdachte B][30] - kan vragen[31].
Op 6 september 2009 belt [medeverdachte D] naar [medeverdachte E]. Hij zegt tegen [medeverdachte E] dat hij 'dat ding' morgen nodig heeft. Hij zegt dat als het deze keer niet gaat, dat ze dan geld gaan eisen. Uit het gesprek blijkt dat [medeverdachte E] het voor [medeverdachte D] zal sms'en. Hij gaat het rooster aan [medeverdachte D] geven[32]. Op 8 september 2009 neemt [medeverdachte D] wederom contact op met [medeverdachte E]. Hij wil weten of [medeverdachte E] nog niets voor hem heeft. [medeverdachte E] zegt: 'laat, laat, laat' en dat hij voorlopig geen 'vroeg' heeft [33]. Op 15 september 2009 vindt er sms-verkeer plaats tussen [medeverdachte E] en [medeverdachte D]. [Medeverdachte E] stuurt [medeverdachte D] zijn rooster[34] [Medeverdachte D] vraagt of hij wat voor vrijdag kan regelen[35]. Die avond maken ze telefonisch een afspraak voor de volgende dag na de dienst van [medeverdachte E][36]. Op 16 september 2009 hebben beide verdachten opnieuw contact met elkaar. [Medeverdachte E] zegt in dat gesprek tegen [medeverdachte D]: "Je weet in ieder geval wat ik bedoel he. Het moet in ieder geval wat groter zijn. Niet de hoeveelheid ofzo hoor, de hoeveelheid moet ik zo klein mogelijk houden." [Medeverdachte D] zegt dat het voor morgen naar vrijdag is gepland[37].
Op 17 september 2009 laat [medeverdachte A] telefonisch aan [medeverdachte D] weten dat 'alles op schema is'[38]. Diezelfde dag wil [medeverdachte D] een ontmoeting met [medeverdachte E] bij de Burger King omdat hij hem een telefoonnummer moet geven. [Medeverdachte E] zegt dat het goed is[39]. In de avond belt [medeverdachte D] naar [medeverdachte E] met de mededeling dat 'het' er al in zit en dat het doorgaat[40]. Rond 23.11 uur belt [medeverdachte E] naar [medeverdachte D]. [Medeverdachte E] zegt dat hij niemand heeft kunnen bereiken en stelt voor het sam sam te doen: "Gewoon dat ik het aan jou meegeef en jij neemt het mee, jij doet de rest." Dan komt er een andere man aan de telefoon. [Medeverdachte E] legt hem uit dat er problemen zijn en dat hij niet weet of hij tijd heeft om 'daar naar toe te gaan'. De man zegt dat dit natuurlijk wel wat gaat kosten, omdat het al naar binnen is gegaan. [Medeverdachte E] zegt dat hij het niet snel wilde, want hij moet plannen maken en dingen regelen. Hij zegt dat hij volgende week ongeveer zeker is en dat hij gewoon zijn rooster geeft[41]. De volgende dag sms't [medeverdachte E] aan [medeverdachte D] dat volgende week niet doorgaat vanwege teveel nadelen[42]. [Medeverdachte D] sms't terug dat hij iemand anders heeft[43].
In dezelfde periode vindt ook veel contact plaats tussen [medeverdachte C] en [verdachte]. [Verdachte] heeft op zijn beurt weer veel contact met [medeverdachte B].
Op 31 augustus 2009 om 15.19 uur belt [medeverdachte C] naar [verdachte]. [Medeverdachte C] vraagt of [medeverdachte B] al geweest is en wil weten of er een afspraak kan worden gemaakt met een Hindoestaanse man, die hij eerder had ontmoet. Hij wil weten of die man kan, zodat ze om de tafel kunnen gaan zitten. [Verdachte] zegt dat hij het even gaat navragen[44]. Direct daarop belt [verdachte] met een andere telefoon naar [medeverdachte B]. Hij informeert naar de Hindoestaanse man. [Verdachte] zegt dat ze hem nodig hebben en dat [medeverdachte B] moet proberen om die man vandaag nog te bereiken. [Medeverdachte B] zegt dat die Hindoestaanse man 'een rechtstreekse man' wil spreken en vraagt of [medeverdachte C] of iemand anders de rechtstreekse man is. [Verdachte] antwoordt dat het een goede vriend van [medeverdachte C] is. [medeverdachte B] zegt daarop dat hij [medeverdachte C] woensdag om zeven uur bij de Burger King in de Bijlmer moet zien[45].
Op 2 september 2009 vindt op de Foodstrip, gelegen aan de Tafelbergweg te Amsterdam een ontmoeting plaats. Bij deze ontmoeting zijn enerzijds [medeverdachte B] en (naar later blijkt) [getuige 1] en anderzijds [medeverdachte C], (en naar later blijkt) [getuige 2] en een NN-man aanwezig[46]. In een telefoongesprek met [medeverdachte B], dat in de middag voorafgaand aan de ontmoeting plaatsvindt, benadrukt [verdachte] dat [medeverdachte B] het eerst met de andere man moet afhandelen voor hij 'de jassen' elkaar laat ontmoeten. [medeverdachte B] antwoordt: natuurlijk, natuurlijk.[47]
Tijdens de ontmoeting gaan [medeverdachte C], [getuige 1], [getuige 2] en de onbekende man naar boven, terwijl [medeverdachte B] beneden blijft zitten[48]. Hij houdt [verdachte] op de hoogte van de ontmoeting. [Verdachte] zegt nadrukkelijk: 'je mag ze niet alleen laten'. [Medeverdachte B] zegt dat de man eerst met de andere mannen moet praten om te horen hoe de tori is en als ze eruit komen dat ze dan verder gaan. [Verdachte] zal het zo van [medeverdachte B] horen[49]. Om 20.16 uur belt [medeverdachte C] naar [verdachte]. Hij zegt tegen [verdachte] dat hij even weg moest om te overleggen en vraagt aan [verdachte] of deze even wil kijken waar Ro is omdat hij hem nog even wil zien. [Verdachte] moet snel de afspraak maken[50]. Direct daarop belt [verdachte], wederom met een andere telefoon, naar [medeverdachte B]. Hij zegt: "Koelieman vraagt waar je bent, hij zei dat ie je even dringend nodig heeft." [Medeverdachte B] zegt dat hij al weg is. Verderop in het gesprek zegt [medeverdachte B]: "Het is niet wat ik zei, het is meer. (...) negen dubbeltjes. (...) en de mannen willen het in één keer doen direct." [Medeverdachte B] zegt dat hij er bij de tweede andere afspraak er gewoon bij is. [Verdachte] zegt daarop: "Jij bent het cement mijn man." En [medeverdachte B] zegt verderop in dat gesprek: "Ik zei dat jij de ogen en oren bent". [Verdachte] vraagt of de jongens niet teleurgesteld zijn. [Medeverdachte B] antwoordt: "Nee, nee. De mannen wilden meer info weten, maar wat is het, de mannen willen alles direct. Weet je, dat is hij gaan informeren en het is niet één, ik heb tegen de man gezegd, het is zeker vijftien verschillende kleuren." Verderop in het gesprek zegt [medeverdachte B] dat die twee mannen niet de echte mannen zijn, waarop [verdachte] antwoordt dat de man zei 'dat de mannen de patiënt kennen'. [Verdachte] zegt: "Hij zei dat die man de dokter kent, hij heeft rechtstreeks contact met de dokter." [Medeverdachte B] antwoordt: "Ja maar dan moet de man met één man komen. Waarom moet ie met twee mannen komen, als één man de dokter kent. Niet twee mannen kennen de dokter toch?"[51]
Ook in de gesprekken die [verdachte], [medeverdachte C] en [medeverdachte B] op 4, 5 en 6 september 2009 zowel onderling als met derden voeren, wordt veelvuldig gebruik gemaakt van - waarover de rechtbank hieronder nog nader zal overwegen - versluierd taalgebruik. In een gesprek tussen [medeverdachte C] en [verdachte], waarbij [verdachte] de telefoon overgeeft aan [medeverdachte B], wordt onder meer gezegd: 'We zijn met twaalf man' en 'de koek is groot'[52]. Op 7 september 2009 vraagt [verdachte] aan [medeverdachte C] of hij Ro op Oost wil gaan ontmoeten op de [a-straat][53]. Later die avond heeft [verdachte] een gesprek met [medeverdachte C]. Er wordt gesproken over een systeem van 'één hand geeft en de andere hand neemt het aan de andere kant zonder dat er kosten zijn'. [Verdachte] zegt dat 'dat andere ding al bijna op 80 zit'. "Klopt" zegt [medeverdachte C]. "Het zit al op acht dubbeltjes."[54] Ook de dagen erna voeren [verdachte], [medeverdachte B] en [medeverdachte C] diverse versluierde gesprekken. In een van die gesprekken, tussen [verdachte] en [medeverdachte B], wordt onder meer gezegd 'dat ze op Bigi skin aan het wachten waren en dat hij groen licht moet geven'[55].
Op 16 september 2009 vindt er in het [hotel] in Almere een bespreking plaats waarbij [medeverdachte B] aanwezig is. Als personen die ook aanwezig zijn worden [betrokkene 1] en [betrokkene 2] herkend. Deze personen zijn eerder in verband gebracht met de Opiumwet[56]. [Medeverdachte B] heeft voorafgaand aan deze bespreking een ontmoeting gehad met [verdachte][57].
Op 19 september 2009 spreken [verdachte] en [medeverdachte C] over een slikker[58]. Gebleken is dat [medeverdachte C] contact onderhoudt met ene [naam slikker]. Het eerste contact tussen [medeverdachte C] en [slikker] is op 10 september 2009 waargenomen[59]. Ook op 20 en 21 september 2009 en 6 en 7 oktober 2009 hebben zij contact[60].
Op 20 september 2009 zegt [medeverdachte C] tegen [slikker] dat hij niks meer van hem heeft gehoord en hij vraagt wat er is gebeurd. [Slikker] zegt 'dat die mensen alle details zouden gaan opsturen' maar hij had nog niks ontvangen. [Medeverdachte C] moet de afspraak maken voor deze week. [Medeverdachte C] zegt dat hij vandaag 'het schema' in orde zal maken. Op 21 september 2009 zegt [slikker] tegen [medeverdachte C] dat hij nog niks gehoord heeft 'van die ene mensen die voor die mensen werken bij de ingang'. [Slikker] zegt vervolgens 'dus ik heb hun de datums gegeven voordat ze kunnen... ik heb met ze gesproken, ze willen niet passen tot nu hebben zij mij niet gegeven maar ik hoop dat morgen ik wat krijg en bel ik jou'. [Medeverdachte C] zegt dat het voor deze week ok is. [Slikker] zegt 'dat hij ze op de hoogte gaat stellen dat deze week ok is en of ze het ook vanaf daar ginds kunnen doen'. [Medeverdachte C] zegt dat [slikker] moet gaan checken dat het gaat zoals ze hebben besproken. In het telefoongesprek van 7 oktober 2009 wordt er gesproken over 'dat spul', 'puur wit (pure white)' en 'mannelijk of vrouwelijk (male or female)'. Aan het begin van dit gesprek vraagt [medeverdachte C] wanneer [slikker] weggaat. [Slikker] antwoordt morgen.
Op 8 oktober 2009 vertrekt [slikker] naar Abuja (Nigeria). Op 25 oktober 2009 is hij op Schiphol aangehouden[61]. Hij had bollen geslikt waarover hij verklaart dat hem was verteld dat er cocaïne in zat[62]. Uit onderzoek is evenwel gebleken de bollen paracetamol bevatten.
Op 23 september 2009 voeren [verdachte] en [medeverdachte B] gesprekken, die de rechtbank wederom als versluierd aanmerkt. Deze gesprekken leiden tot ontmoetingen van [verdachte] en [medeverdachte B] met een persoon die 'de Afrikaan' wordt genoemd[63]. [Verdachte] zegt om 17.53 uur tegen [medeverdachte B] dat zover hij het begrepen heeft 'de mannen klaar zijn en met hun papieren komen'[64]. Kort daarna heeft de Afrikaan samen met een andere Afrikaanse man een ontmoeting met [medeverdachte C] in de omgeving van de [b-straat] te Amsterdam[65]. Die avond voert [medeverdachte C] een gesprek met een NN-man waarin hij zegt dat tachtig procent er al is[66].
Op 24 en 25 september 2009 voeren [verdachte] en [medeverdachte C] (deels) versluierde gesprekken[67]. In het gesprek van 25 september 2009 om 13.50 uur zegt [medeverdachte C] tegen [verdachte] dat de 20 euro er bij is gekomen. In het gesprek om 17.21 uur die dag zegt [verdachte] tegen [medeverdachte C] dat [medeverdachte C] tegen de mannen moet zeggen dat alles op schema is, 'dus als de mannen willen dan kunnen ze me komen ontmoeten of de mannen beginnen ze klaar te maken.'
Op 30 september 2009 wordt [medeverdachte B] vanuit Suriname gebeld door een persoon die vraagt wat was afgesproken tijdens het gesprek in het hotel in Almere. "Wie zou wie sms-en?" Aan het eind van dit gesprek zegt [medeverdachte B]: "Neen, neen, neen, vraagt het aan die man. Leg het uit. Je weet toch? Dat heb ik ook aan die andere man uitgelegd, van neeeennn, niet alleen jij neemt de beslissing, weet je. De directeur en de onder-directeur toch?"[68] Op 2 oktober 2009 is [medeverdachte B] naar Suriname gegaan. In de dagen na zijn terugkomst op 31 oktober 2009 voert [medeverdachte B] een aantal telefoongesprekken met personen in Suriname en met [verdachte], waaruit blijkt dat hij iets aan het regelen is[69].
Op 8 oktober 2009 vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte A] en [medeverdachte D]. [Medeverdachte A] vraagt wanneer [medeverdachte D] is gekomen en zegt dat de mannen boos op hem zijn. [medeverdachte D] zegt dat hij daar niet over wil praten[70].
Op 10 oktober 2009 wordt [medeverdachte D] gebeld door [verdachte]. [Verdachte] vraagt of [medeverdachte D] er al is. [medeverdachte D] zegt dat hij er al een tijdje is en beneden in de auto zit. [Verdachte] zegt dat hij er aan komt[71]. Later die dag belt [medeverdachte A] met [medeverdachte D]. [Medeverdachte A] zegt dat hij tussen half één en half twee naar 'de verjaardag' gaat. [medeverdachte D] zegt dat [medeverdachte A] zijn telefoon aan moet laten. Ook zegt [medeverdachte D] dat [medeverdachte A] tegen dingen moet zeggen om het in de middenste kamer klaar te zetten[72].
In de periode van 1 oktober 2009 tot en met 11 november 2009 komen veel gesprekken van [medeverdachte C] over de tap, waarin door hem onder meer wordt gesproken over 'eind van deze week gaan we voetballen, 'hij moet nog even zekerheid hebben dat hij genoeg jongens heeft om te voetballen'[73] en 'dat de spits is genezen en dat ze gewoon kunnen voetballen.'[74]
Eind oktober - begin november 2009 zijn de telefoontaps beëindigd[75]. Uit onderzoek naar de historische printgegevens is het volgende gebleken[76].
In de periode van 11 november 2009 tot en met 26 januari 2010 hebben (telefoonnummers in gebruik bij) verdachten [verdachte] en [medeverdachte B] in elk geval 116 maal telefonisch contact met elkaar.
In de periode van 16 november 2009 tot en met 31 december 2009 hebben (telefoonnummers in gebruik bij) verdachten [verdachte] en [medeverdachte C] meermalen telefonisch contact met elkaar.
In de periode van 21 november 2009 tot en met 19 januari 2010 hebben (telefoonnummers in gebruik bij) verdachten [verdachte] en [medeverdachte D] meermalen telefonisch contact met elkaar.
Op 25 januari 2010 vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte D] en [medeverdachte E]. [medeverdachte D] vraagt aan [medeverdachte E] of hij vandaag gewerkt heeft en of hij nog samen met die andere man is. [medeverdachte E] zegt van 'ja, die werkt ook nog'. [medeverdachte D] zegt daarop 'ohh dan heb ik wat voor jullie'. Uit het vervolg van het gesprek blijkt dat [medeverdachte D] even wil overleggen en [medeverdachte E] en die andere man wil zien.[77]
Op 26 januari 2010 is verdachte [verdachte] aangehouden. Na de aanhouding van verdachte [verdachte] is zijn woning doorzocht. Daarbij zijn - voor zover hier van belang - de volgende zaken aangetroffen en in beslag genomen:
- een vluchtlijst van 15 oktober van Martin Air[78];
- afbeeldingen van vliegtuigen, waaronder een Boeing 747 en een Airbus A340-300, van luchtvaartmaatschappij SLM, en een plattegrond van een vliegtuig type MD-11 (aangetroffen op de computer van het merk Sempron)[79];
- acht mobiele telefoons[80].
Op 26 januari 2010 zijn ook de verdachten [medeverdachte C], [medeverdachte B], [medeverdachte D] en [medeverdachte E] aangehouden.
Na zijn aanhouding is de woning van verdachte [medeverdachte C] doorzocht. Daarbij zijn - voor zover van belang - de volgende zaken aangetroffen en in beslag genomen:
- een notitie met daarop de woorden MD11/Bogota/Mexico City/San Juan/Quito/Lima;
- een notitie genaamd 'melting points of cocaine and common adulterants' met daarop onder meer het smeltmoment van cocaïne;
- vier foto's van slaapplaatsen en een luik in een vliegtuig (merk Boeing) van de KLM (aangetroffen op een memorystick);
- veertien mobiele telefoons en zes sim kaarten.
Ten aanzien van de foto's geldt dat het gedeelte waar deze zijn gemaakt niet toegankelijk is voor passagiers[81].
Na zijn aanhouding is de verblijfplaats van verdachte [medeverdachte B] doorzocht. Daarbij zijn - voor zover hier van belang - de volgende zaken aangetroffen en in beslag genomen:
- tien foto's van het interieur van het passagiersgedeelte, de cockpit, de pantry en het slaapgedeelte van de bemanning in een vliegtuig (merk Boeing) van de KLM.
Ten aanzien van de foto's geldt dat het merendeel van de gedeeltes waar deze zijn gemaakt niet toegankelijk zijn voor passagiers[82].
Bij de aanhouding van verdachte [medeverdachte D] is onder hem een mobiele telefoon van het merk Samsung aangetroffen en in beslag genomen. Op de geheugenkaart van deze telefoon zijn foto's aangetroffen waarop een steun van een vliegtuigstoel te zien is. Op grond van de kleur van de bekleding is vastgesteld dat het een vliegtuig van de KLM betreft. Voorts is op deze geheugenkaart een foto aangetroffen van de afvoer (ontlasting) en aanvoer (spoelwater) aansluiting aan de onderzijde van een vliegtuig[83].
Bij zijn fouillering is bij verdachte [medeverdachte D] tevens een tweetal uitdraaien van het bagage-afhandelingsysteem aangetroffen. Eén uitdraai betreft het weekschema van alle Martinair vluchten komende vanuit Punta Cana (Dominicaanse Republiek) (PUJ), voor de periode van 24 oktober tot en met 5 december. Deze uitdraai is aangevraagd voor de periode 24 oktober tot en met 23 november. De andere uitdraai van het systeem betreft het weekschema van alle uitgaande vluchten van diverse vliegtuigmaatschappijen naar Paramaribo (Suriname) voor de periode van 24 oktober tot en met 28 november. Deze uitdraai is voor dezelfde periode aangevraagd en is uitgedraaid op 24 oktober 2009. De schema's geven weer op welke dagen en tijden van en naar deze bestemmingen gevlogen wordt[84].
Op 26 januari 2010 is tevens het voertuig met kenteken [kenteken] dat op naam staat van de verdachte [medeverdachte D] doorzocht. Daarbij is - voor zover hier van belang - een uitgeprinte foto van een rooster in een KLM-toestel aangetroffen en in beslag genomen[85].
Na zijn aanhouding is de woning van verdachte [medeverdachte E] doorzocht. Daarbij is - voor zover hier van belang - een mobiele telefoon van het merk Nokia aangetroffen en in beslag genomen. In deze telefoon zijn foto's aangetroffen, waaronder:
- een foto van de onder/achterkant van een KLM toestel, waarop onder meer het luik is te zien van de afvoer aansluiting (ontlasting);
- een detailfoto van de afvoer aansluiting (ontlasting) van een vliegtuig, welke foto van dichtbij is gemaakt[86].
Op 16 december 2009 is verdachte [medeverdachte A] aangehouden. [Medeverdachte A] werd aangehouden in de woning van een andere verdachte uit het onderzoek Alpamayo, alwaar op dat moment een cocaïnedeal plaatsvond[87]. Tijdens zijn fouillering werden - voor zover hier van belang - drie fotoafdrukken aangetroffen en in beslag genomen, waarvan twee afdrukken identiek waren.
Deze identieke fotoafdrukken betroffen detailfoto's van een stoelsteun van een vliegtuig van de KLM. Precies dezelfde foto is, zoals hiervoor vermeld, op 26 januari 2010 bij verdachte [medeverdachte D] in zijn telefoon aangetroffen. De andere fotoafdruk betrof, naar het onderzoeksteam vermoedt, het plafond van een vliegtuig[88].
[Medeverdachte E] heeft tijdens zijn verhoren door de Koninklijke Marechaussee verklaard dat hij op Schiphol is benaderd door [medeverdachte D] - die hij kent onder de naam 'Lloyd' - die hem telkens vroeg te helpen bij het binnensmokkelen van cocaïne. Zijn werk bij Aqua Service, bij de toiletten, wordt gezien als een goudmijn, in verband met de bolletjes.
[Medeverdachte E] heeft [medeverdachte D] meermalen telefonisch gesproken en ook wel persoonlijk ontmoet. Over de telefoongesprekken die hem tijdens zijn verhoren zijn voorgehouden - waarvan een aantal hierboven is weergegeven - heeft [medeverdachte E] verklaard dat die over de voorstellen van [medeverdachte D], de drugssmokkel, gingen[89].
[Medeverdachte F], een andere verdachte in het onderzoek Alpamayo, heeft verklaard dat [verdachte] zich samen met anderen bezig houdt met de invoer en handel van verdovende middelen, in het bijzonder cocaïne[90].
De rechtbank is op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang beschouwd, van oordeel dat wettig en ook overtuigend is bewezen dat verdachte zich aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft schuldig gemaakt.
Er is sprake van het gebruik van versluierde en verhullende taal. Aan vele van de hiervoor weergegeven telefoongesprekken is geen enkel touw vast te knopen. De deelnemers aan die gesprekken, de verdachten, lijken echter precies te weten waar het over gaat en wat er wordt bedoeld. Het gebruik van versluierde en verhullende taal duidt op illegale activiteiten, want waarom worden de zaken anders niet bij hun werkelijke naam genoemd? Ook wordt in een aantal telefoongesprekken gezegd dat überhaupt niet over de telefoon moet worden gepraat. Dit duidt op afscherming van illegale praktijken,
[medeverdachte E] heeft bij de Koninklijke Marechaussee bevestigd dat hij met [medeverdachte D] versluierd en verhullend over de telefoon heeft gesproken. [medeverdachte E] heeft verklaard dat deze gesprekken over de smokkel van cocaïne gingen. [medeverdachte D] - zelf ook Schipholmedewerker - vroeg de hulp van [medeverdachte E], als medewerker van/schoonmaker bij Aqua Service. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen van [medeverdachte E].
[Medeverdachte D] onderhoudt veelvuldig contact met [verdachte], waarbij wederom sprake is van versluierde en verhullende taal, en - zo begrijpt de rechtbank deze gesprekken - informeert [verdachte] (onder meer) over zijn contacten met [medeverdachte E].
[Medeverdachte F] heeft, zoals gezegd, verklaard dat [verdachte] zich bezig houdt met de invoer en de handel van cocaïne. De rechtbank acht ook deze verklaring geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs. [Medeverdachte F] heeft onverkort - bij de Koninklijke Marechaussee, bij de rechter-commissaris (als getuige in zaken van medeverdachten) en op de terechtzitting (als verdachte in zijn eigen zaak en als getuige in zaken van medeverdachten) - consistent verklaard en ook zichzelf daarin belast. De rechtbank ziet dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring van [medeverdachte F]. Die verklaring draagt bij aan het bewijs van het ten laste gelegde.
Voorts draagt bij tot dit bewijs hetgeen bij de doorzoekingen en fouilleringen van verdachten is aangetroffen. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierboven is weergegeven. Een en ander duidt, in het licht van het voorgaande, op (kort gezegd) cocaïnesmokkel in vliegtuigen via de luchthaven Schiphol.
Nu voorts uit de inhoud van de aangehaalde telefoongesprekken en ontmoetingen blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachten, acht de rechtbank ook het medeplegen van de bewuste feiten bewezen.
Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank geen geloof hecht aan de alternatieve scenario's die door een aantal van de verdachten - veelal eerst na verloop van tijd - is geschetst.
Die scenario's zijn niet te rijmen met de wijze van gespreksvoering en hetgeen bij zoekingen en fouilleringen is in beslag genomen.
Bovendien zijn vele scenario's uitermate vaag en ongeloofwaardig gebleven. Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank in het bijzonder voor de verklaring van [verdachte] inhoudende dat alle gesprekken over de (medische en verblijfsrechtelijke) problemen van zijn vrouw gaan. Maar ook voor de verklaring van [medeverdachte C] dat de gesprekken met [slikker] over de invoer van tropisch hout gaan, geldt dat dit niet aannemelijk is geworden.
Ten aanzien van de ontmoeting bij de Foodstrip op 2 september 2009, waarbij [medeverdachte B] en [medeverdachte C] betrokken waren, overweegt de rechtbank nog het volgende. Dat hier sprake zou zijn geweest van een bespreking in het kader van een geld(wissel)transactie en/of de handel in zogenoemde "letters of credit" is niet aannemelijk geworden. Niet alleen komen de door met name [medeverdachte B] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] over deze ontmoeting afgelegde verklaringen onvoldoende overeen, bovendien is volstrekt ongeloofwaardig dat verdachten [medeverdachte B] en [medeverdachte C] - van wie in het geheel niet is gebleken dat zij deskundig zijn op dit gebied dan wel over kennis van dit gebied beschikken - bij een dergelijke ontmoeting betrokken zouden zijn en daarover vervolgens telefonisch contact onderhouden, zoals hiervoor vermeld. De rechtbank passeert ook dit scenario.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 2: de criminele organisatie
Voor het aannemen van het bestaan van een criminele organisatie dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander persoon.
Duurzaam samenwerkingsverband
Uit hetgeen hierboven is weergegeven en overwogen volgt dat een aantal verdachten zich gedurende de periode van 1 augustus 2009 tot en met januari 2010 in vereniging heeft bezig gehouden met het plegen van voorbereidingshandelingen gericht op zowel de invoer van cocaïne in Nederland als de (verdere) handel in cocaïne.
De rechtbank is van oordeel dat sprake was van een samenwerkingsverband, dat duurzaam van aard was, gelet op de periode van meerdere maanden. Ook was sprake van een gemeenschappelijk belang om verdovende middelen uit een bronland te halen en (deze) verdovende middelen in Nederland af te zetten.
Gestructureerd samenwerkingsverband
Het samenwerkingsverband was ook gestructureerd van aard.
[Verdachte] vormde naar het oordeel van de rechtbank het middelpunt van het samenwerkingsverband. Hij werd door de medeverdachten voortdurend en ook nauwkeurig op de hoogte gehouden van de laatste ontwikkelingen. Hij was bij ontmoetingen aanwezig en in de vele telefoongesprekken had hij duidelijk de leiding.
[Medeverdachte B] had, zo leidt de rechtbank uit de stukken af, zowel een organiserende rol bij de invoer als bij de (verdere) handel in cocaïne. Hij heeft veel contacten in Nederland en Suriname. [Verdachte] zegt over [medeverdachte B] in een telefoongesprek: 'jij bent het cement, mijn man'.
[Medeverdachte C] had - net als [medeverdachte B] - contacten met mogelijke financiers (ontmoeting bij de Foodstrip op 2 september 2009), als ook met koeriers ([slikker]) en verzendende partijen. Het onderling contact tussen [medeverdachte C] en [medeverdachte B] verliep via [verdachte].
Ook [medeverdachte A] en [medeverdachte D] maakten als vaste tussenpersonen deel uit van het samenwerkingsverband. Net als de andere hiervoor genoemde verdachten kwamen zij in de betreffende periode steeds weer in beeld en waren zij steeds weer betrokken bij een of meer voorbereidingshandelingen, waarover zij de anderen steeds informeerden. Beiden hadden veelvuldig contact met [verdachte], maar ook wel met elkaar. [Medeverdachte D] had een coördinerende en uitvoerende rol om de verdovende middelen van het terrein van de luchthaven Schiphol af te krijgen. Daarbij maakte hij gebruik van zijn functie van bagagemedewerker alsmede van zijn contacten met [medeverdachte E].
De omstandigheid dat mogelijk niet alle voornoemde verdachten elkaar kenden en niet (frequent) met elkaar contact onderhielden, staat voorts niet aan het aannemen van een criminele organisatie in de weg. Ieder van de verdachten had zijn eigen rol en hield, via één of meer medeverdachten, het samenwerkingsverband van zijn handelen op de hoogte.
Oogmerk
Het aldus duurzame en gestructureerde samenwerkingsverband van verdachte en zijn medeverdachten had als oogmerk het invoeren van cocaïne, alsmede het verkopen en afleveren daarvan. Dit volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang beschouwd.
Deelneming
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan bovenstaande criminele (drugs)organisatie. Het bewijs van het (dubbele) opzet van verdachte, zowel op de deelname aan de organisatie, als op het oogmerk van deze organisatie, volgt ook uit hetgeen hiervoor is overwogen.
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1:
(zaaksdossier B10)
hij in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 26 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en Amsterdam en elders in Nederland meermalen, telkens tezamen en in vereniging met anderen,
telkens om een feit, bedoeld in het vierde en/of het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden,
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft verschaft en
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders,
- (meermalen) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers en/of leveranciers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) (telefonisch) aan/van elkaar of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de prijs en/of hoeveelheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van invoer van en/of de overdracht van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd op de luchthaven Schiphol en/of in Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of
- (meermalen) bij die ontmoeting(en) foto(s) en/of papieren en/of documenten verstrekt en/of ontvangen en/of getoond en/of bekeken en/of
- (meermalen) (telefonisch) dienstroosters en/of werktijden gevraagd en/of ontvangen en/of doorgegeven en/of
- (meermalen) vlucht- en/of bagage - en/of reizigersgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het ophalen en/of vervoeren en/of opzoeken van een (of meer) partij(en) verdovende middelen en/of voorwerpen bevattende verdovende middelen,
en heeft hij, verdachte
op 26 januari 2010 een vluchtlijst van 15 oktober van Martin Air en (in de computer merk Sempron) afbeeldingen van vliegtuigen (waaronder een Boeing 747 en een airbus A340-300) van luchtvaartmaatschappij SLM en een plattegrond van een vliegtuig type MD-11,
voorhanden gehad.
Feit 2:
(zaaksdossier B10)
hij in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 26 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en Amsterdam en elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte, en andere personen behoorden, welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten
- het telkens tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, en
- het telkens tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk verkopen en afleveren van een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van het voorbereiden van een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen;
- voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 26 januari 2010 in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het samen met anderen verrichten van voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van en de handel in cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Verdachte heeft voorts niet alleen deelgenomen, maar ook een grote rol vervuld in de criminele organisatie. Verdachte had met veel verschillende personen telefonische contacten, werd door iedereen geïnformeerd en bracht personen op de hoogte van de stand van zaken. Om ontdekking van de criminele praktijken te voorkomen werden de telefoongesprekken steeds in versluierde taal gevoerd, werd er gebruik gemaakt van bijnamen en was per persoon sprake van diverse telefoon(s) (nummers). Uit de veelheid van gesprekken met verschillende personen en ontmoetingen, leidt de rechtbank af dat verdachte een van de drijvende krachten achter de drugsorganisatie is geweest. De omstandigheid dat uiteindelijk niet is vastgesteld dat door verdachte en zijn medeverdachten cocaïne in Nederland is ingevoerd of verhandeld doet aan dat oordeel niet af.
Op grond van het voorgaande komt slechts een langdurige gevangenisstraf als passende straf in aanmerking.
Mede in aanmerking nemend de straffen die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie te hoog en zal zij een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur opleggen, als zijnde passend en geboden.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
10a en 11a van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIE (3) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een SEMPRON desktop computer (beslagnummer 20).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. J. Snitker en mr. S. Jongeling, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers D.L. Meyer en mr. H. van de Vijver,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2011.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2]] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 7 augustus 2009, 10.34 uur (dossier B10, deel 3, p. 850).
[3]] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 8 augustus 2009, 16.25 uur (dossier B10, deel 3, p. 855).
[4] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 10 augustus 2009, 15.42 uur (dossier B10, deel 3, p. 859).
[5] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 11 augustus 2009, 17.48 uur (dossier B10, deel 3, p. 867).
[6] Schriftelijke stukken, inhoudende een tapgesprek d.d. 11 augustus 2009, 22.06 uur (dossier B10, deel 3, p. 869), en een tapgesprek d.d. 11 augustus 2009, 23.00 uur (dossier B10, deel 3, p. 871).
[7] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 12 augustus 2009, 14.34 uur (dossier B10, deel 3, p. 873).
[8] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 12 augustus 2009, 15.29 uur (dossier B10, deel 3, p. 874).
[9] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 13 augustus 2009, 14.05 uur (dossier B10, deel 3, p. 875).
[10] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 14 augustus 2009, 18.34 uur (dossier B10, deel 3, p. 876).
[11] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 15 augustus 2009, 16.16 uur (dossier B10, deel 3, p. 877).
[12] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 17 augustus 2009, 23.32 uur (dossier B10, deel 3, p. 879).
[13] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 18 augustus 2009, 9.56 uur (dossier B10, deel 3, p. 880).
[14] Proces-verbaal observatie d.d. 19 augustus 2009 (dossier B10, deel 3, p. 714).
[15] Proces-verbaal observatie d.d. 20 augustus 2009 (dossier B10, deel 3, p. 732 en 733).
[16] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 20 augustus 2009, 15.35 uur (dossier B10, deel 3, p. 887).
[17] Proces-verbaal observatie d.d. 20 augustus 2009 (dossier B10, deel 3, p. 732).
[18] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 20 augustus 2009, 16.42 uur (dossier B10, deel 3, p. 888).
[19] Proces-verbaal observatie d.d. 20 augustus 2009 (dossier B10, deel 3, p. 733).
[20] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 21 augustus 2009, 17.33 uur (dossier B10, deel 3, p. 889).
[21] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 22 augustus 2009, 20.38 uur (dossier B10, deel 3, p. 891 en 892).
[22] Schriftelijke stukken, inhoudende een tapgesprek d.d. 27 augustus 2009, 21.19 uur (dossier B10, deel 3, p. 893) en een tapgesprek d.d. 29 augustus 2009, 10.04 uur (dossier B10, deel 3, p. 894).
[23] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 30 augustus 2009, 12.50 uur (dossier B10, deel 3, p. 896).
[24] Proces-verbaal van verhoor d.d. 26 januari 2010 (dossier C12, p. 25).
[25] Proces-verbaal van verhoor d.d. 27 januari 2010 (dossier C11, p. 45 en 48).
[26] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 1 september 2009, 08.16 uur (dossier B10, deel 3, p. 903).
[27] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 1 september 2009, 09.21 uur (dossier B10, deel 3, p. 904).
[28] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 2 september 2009, 15.42 uur (dossier B10, deel 3, p. 906).
[29] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 4 september 2009, 15.04 uur (dossier B10, deel 3, p. 916).
[30] Proces-verbaal van verhoor d.d. 27 januari 2009 (dossier C10, p. 50).
[31] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 5 september 2009, 20.06 uur (dossier B10, deel 3, p. 926).
[32] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 6 september 2009, 17.20 uur (dossier B10, deel 3, p. 932).
[33] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 8 september 2009, 13.34 uur (dossier B10, deel 3, p. 944).
[34] Schriftelijk stuk, inhoudende een sms-bericht d.d. 15 september 2009, 14.40 uur (dossier B10, deel 3, p. 964).
[35] Schriftelijk stuk, inhoudende een sms-bericht d.d. 15 september 2009, 14.45 uur (dossier B10, deel 3, p. 965).
[36] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 15 september 2009, 19.57 uur (dossier B10, deel 3, p. 968).
[37] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 16 september 2009, 22.17 uur (dossier B10, deel 3, p. 970).
[38] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 17 september 2009, 12.43 uur (dossier B10, deel 3, p. 972).
[39] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 17 september 2009, 14.04 uur (dossier B10, deel 3, p. 973).
[40] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 17 september 2009, 22.31 uur (dossier B10, deel 3, p. 975).
[41] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 17 september 2009, 23.11 uur (dossier B10, deel 3, p. 976 en 977).
[42] Schriftelijk stuk, inhoudende een sms-bericht d.d. 18 september 2009, 15.08 uur (dossier B10, deel 3, p. 978).
[43] Schriftelijk stuk, inhoudende een sms-bericht d.d. 18 september 2009, 15.16 uur (dossier B10, deel 3, p. 979).
[44] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 31 augustus 2009, 15.19 uur (dossier B10, deel 3, p. 898).
[45] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 31 augustus 2009, 15.21 uur (dossier B10, deel 3, p. 899).
[46] Proces-verbaal van observatie d.d. 2 september 2009 (dossier B10, deel 3, p. 749 en 750).
[47] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 2 september 2009, 13.17 uur (dossier B10, deel 3, p. 907).
[48] Proces-verbaal van observatie d.d. 2 september 2009 (dossier B10, deel 3, p. 750).
[49] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 2 september 2009, 19.32 uur (dossier B10, deel 3, p. 908).
[50] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 2 september 2009, 20.16 uur (dossier B10, deel 3, p. 910).
[51] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 2 september 2009, 20.17 uur (dossier B10, deel 3, p. 911 en 912).
[52] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 4 september 2009, 17.04 uur (dossier B10, deel 3, p. 918).
[53] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 7 september 2009, 17.45 uur (dossier B10, deel 3, p. 938).
[54] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 7 september 2009, 18.54 uur (dossier B10, deel 3, p. 942).
[55] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 14 september 2009, 14.38 uur (dossier B10, deel 3, p. 957).
[56] Proces-verbaal van observatie d.d. 16 september 2009 (dossier B10, deel 3, p. 780-781).
[57] Proces-verbaal van observatie d.d. 16 september 2009 (dossier B10, deel 3, p. 778-779).
[58] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 19 september 2009, 12.54 uur (dossier B10, deel 3, p. 980).
[59] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 10 september 2009, 18.15 uur (dossier B10, deel 3, p. 950).
[60] Schriftelijke stukken, inhoudende een tapgesprek d.d. 20 september 2009, 18.17 uur (dossier B10, deel 3, p. 984), een tapgesprek d.d. 21 september 2009, 22.19 uur (dossier B10, deel 3, p. 986), een tapgesprek [d.d. 6 oktober 2009, 19.23 uur (dossier B10, deel 3, p. 1044) en een tapgesprek d.d. 7 oktober 2009, 21.44 uur (dossier B10, deel 3, p. 1054).
[61] Proces-verbaal van aanhouding d.d. 25 oktober 2009 (dossier B10, deel 2, p. 413-414).
[62] Proces-verbaal van verhoor d.d. 30 oktober 2009 (dossier B10, deel 2, p. 422).
[63] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 23 september 2009, 16.36 uur (dossier B10, deel 3, p. 990).
[64] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 23 september 2009, 17.51 uur (dossier B10. deel 3, p. 994).
[65] Proces-verbaal van observatie d.d. 23 september 2009 (dossier B10, deel 3, p. 808).
[66] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 24 september 2009, 20.31 uur (dossier B10, deel 4, p. 1000).
[67] Schriftelijke stukken, inhoudende een tapgesprek d.d. 24 september 2009, 22.45 uur (dossier B10, deel 3, p. 1001-1002), een tapgesprek d.d. 25 september 2009, 13.50 uur (dossier B10, deel 3, p. 1004) en een tapgesprek d.d. 25 september 2009, 17.21 uur (dossier B10, deel 3, p. 1005).
[68] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 30 september 2009, 19.52 uur (dossier B10, deel 3, p. 1017).
[69] Schriftelijke stukken, inhoudende een tapgesprek d.d. 1 november 2009, 21.51 uur (dossier B10, deel 3, p. 1097-1099), een tapgesprek d.d. 2 november 2009, 15.19 uur (dossier B10, deel 3, p. 1100-1101) en een tapgesprek d.d. 4 november 2009, 17.13 uur (dossier B10, deel 3, p. 1104-1105).
[70] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 8 oktober 2009, 14.00 uur (dossier B10, deel 3, p. 1060).
[71] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 10 oktober 2009, 14.20 uur (dossier B10, deel 3, p. 1072).
[72] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 10 oktober 2009, 23.18 uur (dossier B10, deel 3, p. 1076).
[73] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 4 oktober 2009, 21.54 uur (dossier B10, deel 3, p. 1036-1037).
[74] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 7 oktober 2009, 19.18 uur (dossier B10, deel 3, p. 1052).
[75] Proces-verbaal zaakrelaas B10 d.d. 4 juni 2010 (dossier B10, deel 1, p. 147).
[76] Proces-verbaal van bevindingen onderzoek DCS d.d. 6 juli 2010 (aanvulling dossier E2, p. 359-364).
[77] Schriftelijk stuk, inhoudende een tapgesprek d.d. 25 januari 2010, 15.31 uur (dossier B10, deel 3, p. 1118).
[78] Proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goederen (met bijlagen) d.d. 30 maart 2010 (dossier G1, deel 2, p. 17 en 20).
[79] Proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goederen d.d. 30 maart 2010 (dossier G1, deel 2, p. 18) en proces-verbaal van veiligstellen data computersysteem (met bijlagen) d.d. 18 maart 2010 (dossier G1, deel 2, p. 24-32).
[80] Proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goederen d.d. 30 maart 2010 (dossier G1, deel 2, p. 17).
[81] Proces-verbaal van onderzoek doorzoeking (met bijlagen) d.d. 30 maart 2010 (dossier G1, deel 2, p. 138-152), een schriftelijk stuk, te weten een gewaarmerkte vertaling (dossier G1, deel 2, p. 125-129) en een proces-verbaal van bevindingen aangetroffen foto's doorzoeking [medeverdachte C] (met bijlagen) d.d. 3 maart 2010 (dossier G1, deel 2, p. 130-137).
[82] Proces- verbaal van binnentreding en doorzoeking (met bijlagen) d.d. 26 januari 2010 (dossier G1, deel 1, p. 191-192 en 197) en een proces-verbaal van bevindingen aangetroffen foto's doorzoeking [medeverdachte B] (met bijlagen) d.d. 3 maart 2010 (dossier G1, deel 1, p. 257-276).
[83] Proces-verbaal van bevindingen aangetroffen foto's telefoon [medeverdachte D] (met bijlagen) d.d. 3 maart 2010 (dossier G1, deel 1, p. 327-336).
[84] Proces-verbaal zaakrelaas B10 (met bijlagen) d.d. 4 juni 2010 (dossier B10, deel 1, p. 164) en een schriftelijk stuk, te weten een kopie van de twee uitdraaien (dossier B10, deel 2, p. 620).
[85] Proces-verbaal zaakrelaas B10 (met bijlagen) d.d. 4 juni 2010 (dossier B10, deel 1, p. 165) en een proces-verbaal van bevindingen doorzoeking voertuig (met bijlagen) d.d. 26 januari 2010 (dossier B10, deel 2, p. 621-623).
[86] Proces-verbaal van bevindingen aangetroffen foto's telefoon [medeverdachte E] (met bijlagen) d.d. 8 maart 2010 (dossier G1, deel 1, p. 321-323).
[87] De rechtbank verwijst naar zaaksdossier B11, dat in de zaak van verdachte [medeverdachte A] als feit 3 op de dagvaarding is vermeld.
[88] Proces-verbaal van bevindingen aangetroffem foto's fouillering [medeverdachte A] (met bijlagen) d.d. 3 maart 2010 (dossier G1, deel 1, p. 84-91).
[89] Processen-verbaal van verhoor d.d. 26 januari 2010 en 3 februari 2010 (dossier C12, p. 25-26, 28-33 en 41-52).
[90] Proces-verbaal van bevindingen verklaring [medeverdachte F] d.d. 24 december 2009 (dossier C2, p. 60)