ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ2195

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
167288 - HA ZA 10-344
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Interpretatie van de Provenu's clausule in kredietverzekeringsovereenkomst

In deze zaak gaat het om de uitleg van de 'Provenu's clausule' in een kredietverzekeringsovereenkomst tussen Coface Kreditversicherung AG en Zwanvis B.V. Zwanvis had een kredietverzekering afgesloten bij Coface en maakte aanspraak op een schadevergoeding na het faillissement van een afnemer, Rungis Express GmbH & Co. Coface had een bedrag van € 42.500 aan Zwanvis uitgekeerd, maar vorderde later dit bedrag terug op basis van ontvangen provenu’s na de schade-uitkering. De rechtbank moest beoordelen of Zwanvis verplicht was om de uitkering aan Coface te retourneren, gezien de overschrijding van de kredietlimiet en de ontvangen provenu’s.

De rechtbank oordeelde dat de uitleg van de clausule niet haaks mocht staan op de bewoordingen ervan, ook niet bij toepassing van de 'Haviltex'-norm. De rechtbank stelde vast dat de ontvangen provenu’s, die na de schade-uitkering waren ontvangen, aan Coface toekwamen, omdat deze volgens de voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst moesten worden terugbetaald. De rechtbank verwierp de verweren van Zwanvis en oordeelde dat de vordering van Coface gegrond was. Coface had recht op de wettelijke handelsrente vanaf de datum van de eerste sommatie, en Zwanvis werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke contractuele bepalingen en de noodzaak voor partijen om zich aan de overeengekomen voorwaarden te houden. De rechtbank wees erop dat de interpretatie van de clausule niet alleen afhangt van de letterlijke tekst, maar ook van de context en de afspraken tussen partijen. Dit vonnis biedt belangrijke inzichten in de toepassing van kredietverzekeringen en de verantwoordelijkheden van verzekerden bij het ontvangen van provenu’s.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 167288 / HA ZA 10-344
Vonnis van 6 april 2011
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
COFACE KREDITVERSICHERUNG AG,
gevestigd te Mainz, Duitsland,
eiseres,
advocaat: mr. L.M. Ravestijn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZWANVIS B.V.,
gevestigd te IJmuiden, gemeente Velsen,
gedaagde,
advocaat: mr. F. Diepraam.
Partijen zullen hierna Coface en Zwanvis genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 juli 2010
- de processen-verbaal van comparitie van 26 oktober en 23 november 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Zwanvis drijft een onderneming die zich bezighoudt met de import, export en groothandel in vis en visserijproducten. Zwanvis heeft een kredietverzekering afgesloten bij Coface. Zwanvis heeft in januari 2005 aanspraak gemaakt op uitkering onder de kredietverzekering wegens het faillissement van een van haar afnemers, Rungis Express GmbH & Co (hierna: “Rungis”) in Duitsland. De openstaande vordering van Zwanvis op Rungis bedroeg € 120.617,78. Het dekkingspercentage voor zakelijke debiteuren in OESO landen - waar Rungis onder viel - bedroeg volgens de polis 85%. Bovendien gold voor Rungis een kredietlimiet van € 50.000. Op basis daarvan heeft Coface op 19 mei 2005 een bedrag van (85% van € 50.000 =) € 42.500 aan Zwanvis uitgekeerd.
2.2. Met instemming van Coface is Zwanvis eind januari 2005 ingegaan op een aanbod van de Duitse organisatie Inso-Board, om namens de gezamenlijke leveranciers van Rungis die onder eigendomsvoorbehoud goederen hadden geleverd aan Rungis, in onderhandeling te treden met de curator van Rungis over een zo hoog mogelijke uitkering. Op 22 januari 2008 berichtte Inso-Board aan Zwanvis dat een uitkering zou volgen van € 66.676,84. Zwanvis heeft dit bij brief van 12 februari 2008 aan Coface gemeld. Op 22 april 2008 heeft Zwanvis het door Inso-Board aangekondigde bedrag ontvangen. Bij brief van 19 juni 2008 verzocht Coface aan Zwanvis om het eerder uitgekeerde bedrag van € 42.500 aan haar te retourneren. Bij brief van 12 juni 2009 heeft de advocaat van Coface Zwanvis gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 29.126,64. Zwanvis heeft aan de sommaties van Coface geen gevolg gegeven.
2.3. De polis van de verzekeringsovereenkomst tussen partijen (“Globallliance contract; kredietverzekering AV 02/02”) kent Algemene Voorwaarden en Specifieke Voorwaarden.
De volgende clausules zijn van belang:
Algemene Voorwaarden
(…)
1.2.3 De verzekeringsdekking geldt niet voor verliezen
(…)
b) op gedeelten van vorderingen die de kredietlimiet overschrijden;
(…)
3.1 Omvang van de schade
Over verzekerde vorderingen keren wij het gedekte percentage uit van de netto schade respectievelijk van de kredietlimiet, indien de netto schade deze overschrijdt.
10- Definities
(…)
NETTO SCHADE
De netto schade vloeit voort uit:
• het totaalbedrag van verzekerde en onbetwiste vorderingen uit hoofde van uit de leveringen en verzendingen van zaken en/of verrichtingen van diensten
(…)
verminderd met:
• het totaalbedrag van alle provenu’s, die tot het tijdstip van het opmaken van de schadeberekening door u of door ons zijn ontvangen en het totaalbedrag aan kosten, dat u hebt bespaard vanwege de schade op de vordering.
(…)
PROVENU’S
Provenu’s zijn alle bedragen, die hetzij voor hetzij na uitkering van schade zijn ontvangen van debiteuren of derden, inclusief:
(…)
• Alle opbrengsten, door u of door ons verkregen uit zekerheden
(…)
VORDERING
Het door de debiteur op grond van de overeenkomst verschuldigde factuurbedrag voortvloeiend uit de leveringen van goederen of uit diensten voor zover vallend binnen de werkingssfeer van de verzekeringsovereenkomst.
(…)
Specifieke Voorwaarden:
(…)
Provenu’s Module E2 (01), provenu’s:
De volgende bepalingen zijn van kracht voor alle provenu’s:
1. Na iedere melding over een achterstallige vordering bent u verplicht ons onmiddellijk alle provenu’s te melden.
2. Alle provenu’s die worden ontvangen vóór uitbetaling van de schadevergoeding, worden in mindering gebracht op het totaal van de vorderingen, waarbij ze aan de oudste vorderingen worden toegerekend.
3. Alle provenu’s die worden ontvangen na uitbetaling van de schadevergoeding komen ons toe tot het bedrag van de schadevergoeding. Het overschot na aftrek van de incassokosten valt aan u toe.
3. Het geschil
3.1. Coface vordert samengevat - veroordeling van Zwanvis tot betaling van € 42.500 vermeerderd met de wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en
proceskosten.
3.2. Zwanvis voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vordering van Coface is, kort gezegd, gegrond op haar stelling dat de door Zwanvis via Inso-Board ontvangen uitkering van € 66.676,84 tot een beloop van € 42.500 aan Coface toekomt, nu het hier gaat om provenu’s die overeenkomstig het derde lid van de Provenu’s Module E2 (hierna: ‘Module E2’) ontvangen zijn na uitbetaling van de schadevergoeding van € 42.500.
4.2. Zwanvis bestrijdt dat Module E2 tot een terugbetalingsverplichting van de door haar ontvangen schadevergoeding noopt. Zij stelt dat Module E2 overduidelijk slechts geschreven is voor gevallen waarin de volledige schade in de zin van artikel 10 van de Algemene Voorwaarden is uitgekeerd - het totaalbedrag van verzekerde vorderingen verminderd met het totaalbedrag van alle provenu’s - en niet voor een geval als het onderhavige waarin de verzekerde ook na de schade-uitkering en de ontvangst van de provenu’s nog met een onbetaalde vordering blijft zitten. Module E2 strekt ter voorkoming van “dubbel vangen”, omdat het onredelijk zou zijn om de uitkering te behouden als er achteraf geen schade meer blijkt te zijn. De uitleg die Coface aan Module E2 geeft zou tot het onaanvaardbare gevolg leiden dat Coface profiteert van het feit dat Zwanvis’ vordering op Rungis slechts ten dele door de polis werd gedekt. Bovendien zou in dat geval een onverklaarbaar verschil bestaan tussen provenu’s die (net) voor of (net) na de schade-uitkering worden ontvangen.
4.3. Coface daarentegen wijst erop dat de bewoording van Module E2 volstrekt helder is. De bepaling strekt niet tot voorkoming van “dubbel vangen”, maar slechts tot compensatie van uitgekeerde schade. Slechts als die het uitgekeerde bedrag overschrijdt komt dit aan de verzekeringnemer ten goede. Ook volgens artikel 1.2.3 van de Algemene Voorwaarden gaat het bij netto schade slechts om verzekerde vorderingen. Zwanvis is een grote onderneming die bij het sluiten van de verzekering werd bijgestaan door ING als assurantietussenpersoon en zij is dus als gelijkwaardige partij weloverwogen akkoord gegaan met de duidelijke verdeelwijze van provenu’s in lid 2 en 3 van Module E2.
4.4. De rechtbank oordeelt als volgt.
Partijen zijn het erover eens dat de via Inso-Board ontvangen uitkering als provenu’s in de zin van de definitie daarvan in artikel 10 van de Algemene Voorwaarden dient te worden beschouwd, te weten een bedrag dat hetzij vóór hetzij na uitkering van schade is ontvangen van debiteuren of derden. Module E2 maakt weliswaar een nader onderscheid tussen de gevolgen van vóór en na de schade-uitkering ontvangen provenu’s, maar partijen zijn het er tevens over eens dat de uitleg van die module geen problemen oplevert in die gevallen waar geen sprake is geweest van overschrijding van de kredietlimiet door de verzekerde. Indien bijvoorbeeld de openstaande vordering van Zwanvis op Rungis gelijk was geweest aan de kredietlimiet van € 50.000 en Coface 85% van dat bedrag aan Zwanvis zou dienen uit te keren, zou het niet uitmaken of provenu’s van bijvoorbeeld € 50.000 vóór of na een schade-uitkering zou zijn ontvangen. In het eerste geval zou Coface immers per saldo niet behoeven uit te keren, en in het tweede geval zou € 42.500 ten goede moeten komen aan Coface en € 7.500 aan Zwanvis.
4.5. De vraag die thans voorligt is of Module E2 anders geïnterpreteerd dient te worden wanneer, als gevolg van de overschrijding van de kredietlimiet, de ontvangst van nagekomen provenu’s tot gevolg heeft dat een verzekerde de van de verzekeraar ontvangen schade-uitkering alsnog moet retourneren indien de verzekerde ook het ongedekte gedeelte van zijn schade alsnog deels heeft kunnen verhalen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Hoewel het resultaat op het eerste gezicht enigszins onbillijk moge lijken, is dat wel het gevolg van het feit dat Zwanvis er kennelijk voor heeft gekozen de door Coface opgelegde kredietlimiet te overschrijden. Coface heeft terecht aangevoerd dat het bij Module E2 gaat om provenu’s die zijn ontvangen na uitbetaling van de netto schadevergoeding en volgens artikel 1.2.3 van de Algemene Voorwaarden gaat het bij netto schade slechts om verzekerde vorderingen. Dat het moment van schadevaststelling en uitkering daarmee beslissend is voor de vraag hoe provenu’s worden verdeeld moge in dit geval voor Zwanvis ongunstig uitpakken, maar dat is geen reden om een uitleg aan Module E2 te geven die haaks staat op de bewoording van de module, ook niet als een zogenaamde “Haviltex” interpretatie zou worden gehanteerd. Mogelijk zou liet voorgaande anders kunnen liggen indien Coface misbruik zou hebben gemaakt van de polisvoorwaarden door het moment van schade-uitkering bewust te vervroegen met als enig doel in het verschiet liggende provenu’s te kunnen incasseren, maar gesteld noch gebleken is dat zulks het geval is geweest.
4.6. Het voorgaande brengt met zich dat de verweren van Zwanvis falen en de vordering van Coface ad € 42.500,- daarmee toewijsbaar is. Daarnaast vordert Coface buitengerechtelijke incassokosten, die evenwel niet toewijsbaar zijn, nu zij deze na
betwisting niet nader heeft onderbouwd.
4.7. Coface vordert voorts de wettelijke handelsrente - subsidiair de wettelijke rente -
vanaf 22 april 2008 (de datum waarom Zwanvis de uitkering van Inso-Board heeft ontvangen), subsidiair vanaf 19 juni 2008 (datum eerste sommatie). Zwanvis heeft betwist
dat de wettelijke handelsrente kan worden gevorderd; voorts heeft zij de verschuldigdheid van de rente vanaf 22 april 2008 bestreden. Dienaangaande oordeelt de rechtbank dat de contractuele grondslag van de vordering van Coface in het onderhavige geval met zich brengt dat de wettelijke handelsrente is verschuldigd. Voor wat betreft de ingangsdatum heeft Zwanvis evenwel het gelijk aan haar zijde, nu de rente eerst na de sommatie van 19 juni 2008 verschuldigd is geworden.
4.8. Zwanvis zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Coface worden begroot op:
- dagvaarding 84,89
- vast recht 935,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 2.807,89
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Zwanvis om aan Coface tegen kwijting te betalen een bedrag van EUR
42.500,- (zegge: twee en veertig duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de
wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 19 juni 2008 tot aan de dag der algehele
voldoening,
5.2. veroordeelt Zwanvis in de proceskosten, aan de zijde van Coface tot op heden begroot op EUR 2.807,89
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell , mr. L.M. de Vries en mr. J.E. van Praag en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2011.?