ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ0929

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
501233/ AO VERZ 11-119
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen na rijden onder invloed

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 maart 2011 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De werknemer had op 27 januari 2011, na een jubileumfeestje, met een te hoog alcoholpromillage in de auto gestapt en was door de politie aangehouden. Dit gedrag was in strijd met het zero tolerance beleid van CBR met betrekking tot rijden onder invloed, wat de rechtbank als onaanvaardbaar beschouwde, gezien de publieke taak van CBR in de handhaving van verkeersveiligheid.

De rechtbank oordeelde dat de werknemer, door zijn gedrag, niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht, maar ook het vertrouwen van zijn werkgever en zijn ondergeschikten had geschaad. De werknemer had in aanwezigheid van zijn team veel gedronken en had hen verzekerd niet te gaan rijden, maar deed dit desondanks. Dit leidde tot een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen de werknemer en CBR, waardoor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was.

De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 april 2011 zou plaatsvinden, zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid van werknemers van CBR ook geldt voor hun gedrag in privé-tijd, vooral gezien de voorbeeldfunctie die zij vervullen in het kader van verkeersveiligheid. De beslissing werd genomen in het belang van de organisatie en de andere medewerkers, die het vertrouwen in de werknemer hadden verloren.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 501233/ AO VERZ 11-119
datum uitspraak: 29 maart 2011
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
de stichting
CENTRAAL BUREAU RIJVAARDIGHEIDSBEWIJZEN
te Rijswijk
verzoekster
hierna te noemen CBR
gemachtigde mr. B. Vaa[voornaam]er
tegen
[verweerder]
te [woonplaats]
verweerder
hierna te noemen [verweerder]
gemachtigde mr. C.C. Neering
De procedure
Op 25 februari 2011 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van CBR. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 21 maart 2011. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van CBR heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
a. CBR is een privaatrechtelijke stichting die door de Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met een aantal veiligheidstaken, waaronder die tot het beoordelen van de rijvaardigheid van automobilisten. CBR ontleent zijn bestaansrecht aan de (verkeers)wet- en regelgeving.
b. [verweerder], 51 jaar oud, is op 17 augustus 2009 bij CBR in dienst getreden. Hij is thans werkzaam als manager technisch beheer tegen een salaris van € 4.754,58 bruto per maand exclusief vakantiegeld.
c. Op maandag 31 januari 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de manager ICT en de P&O-adviseur van CBR enerzijds en [verweerder] anderzijds. Het -door [verweerder] ondertekende- verslag van dit gesprek luidt onder meer als volgt:
Aanleiding: (…)
Vrijdag 28 januari is [voornaam] [verweerder] niet op het werk verschenen. (…)
Het is [XXX] gelukt om [voornaam] aan de telefoon te krijgen en heeft [voornaam] gevraagd hoe het met hem ging en waarom hij niet op het werk was verschenen.
[voornaam verweerder] vertelde dat het niet goed met hem ging en dat hij zich erg schaamde. [voornaam] had donderdagavond 27 januari namelijk met zijn team een jubileum gevierd van 1 van zijn medewerkers. Tijdens dit feestje had hij teveel gedronken en is na afloop van het feest in de auto gestapt en naar huis gereden. Hij is vervolgens door de politie aangehouden en het rijbewijs is ingevorderd.
(…)
Uiteindelijk tussen 2 en 3 ’s nachts het restaurant/bar verlaten
(…)
Door maagkrampen heeft [voornaam] besloten toch in de auto te stappen.
(…)
Eerst een rijontzegging van 7 uur, daarna invordering rijbewijs.
(…)
Met de taxi naar huis gegaan, om 07.00 ’s ochtends weer thuis.
(…)
Boodschap: Het CBR hanteert een zero tolerance beleid met betrekking tot rijden onder invloed.
Vervolg: [voornaam] kan na het gesprek naar huis en is vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van salaris. [YYY] en [XXX] maken een gespreksverslag en zullen zich beraden op de situatie en spoedig een beslissing nemen over de verdere voortgang.
d. Het maximaal toegestane ademalcoholgehalte voor ervaren bestuurders is 220 ug/l of 0,5 promille. Indien een ervaren bestuurder wordt aangehouden voor overtreding van artikel 8 WegenVerkeersWet met een ademalcoholgehalte van meer dan 570 ug/l of 1,3 promille, dan vordert de politie het rijbewijs in.
Het verzoek
CBR verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden. CBR stelt – samengevat – het volgende.
Het gedrag van [verweerder] op en rond 27 januari 2011 is voor CBR, wier publieke taak primair gericht is op het verhogen van de verkeersveiligheid, volstrekt onaanvaardbaar. Het is voor iedere medewerker van CBR evident en kenbaar dat zij als werkgever de combinatie van overmatig alcoholgebruik en verkeersdeelname van haar medewerkers niet tolereert. Iedere werknemer van CBR vervult een voorbeeldfunctie bij het uitdragen van de verkeersveiligheid. Die voorbeeldfunctie geldt in het bijzonder voor [verweerder] als leidinggevende van een team van 20 man. Meerdere collega’s hebben verklaard dat [verweerder] veel had gedronken en meermalen is die avond tegen [verweerder] gezegd: ”Jij gaat toch niet met de auto terug rijden?” Dat hij dat desondanks toch heeft gedaan maakt zijn gedraging extra verwijtbaar. Bovendien is hij de volgende dag zonder opgaaf van reden niet op het werk verschenen en was hij (aanvankelijk) telefonisch onbereikbaar.
CBR is het vertouwen in [verweerder] dan ook volledig kwijt geraakt, zodat het dienstverband op korte termijn dient te eindigen
Het verweer
[verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. [verweerder] voert daartoe onder meer het volgende aan.
De gebeurtenis op 27 januari 2011 vond plaats buiten werktijd en zoiets heeft zich ook niet eerder voorgedaan. [verweerder] betwist dat hij bij CBR een maatschappelijk verantwoordelijke functie bekleedt die maakt dat het eenmalig rijden onder invloed onvergeeflijk zou zijn;
hij heeft als hoofd van een ICT-team immers geen contact met klanten van CBR. Bovendien hanteert CBR geen duidelijk beleid dat het rijden onder invloed van een werknemer tot de beëindiging van het dienstverband leidt. [verweerder] heeft steeds goed gefunctioneerd en hij heeft voor zijn werk geen rijbewijs nodig. [verweerder] heeft het vertrouwen van zijn werkgever dan ook geenszins geschaad.
Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding van € 25.032,09.
De beoordeling
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
De kantonrechter stelt vast dat het verzoek geen verband houdt met een opzegverbod.
CBR vervult primair een publieke taak op het terrein van de handhaving van de verkeersveiligheid. Deze bijzondere aard van de onderneming brengt mee dat op elke medewerker van CBR, ongeacht of direct contact met het publiek deel uitmaakt van zijn of haar functie, de verantwoordelijkheid rust om te voldoen aan de hoge integriteitseisen die CBR aan haar werknemers stelt ten aanzien van (in elk geval) zijn of haar verkeersgedrag.
De enkele omstandigheid dat de consequentie van ontslag in verband met het door CBR ten aanzien van alcoholgebruik en verkeersdeelname kennelijk gehanteerde zero tolerance beleid niet op schrift is gesteld, betekent niet dat CBR aan dergelijk gedrag niet dat gevolg zou kunnen verbinden. Het staat CBR als werkgever vrij om bij iedere gedraging van een werknemer te beoordelen of dat gedrag zo zwaar weegt dat zij hierin reden ziet om tot beëindiging van het dienstverband te komen.
In dit verband is de kantonrechter van oordeel dat van [verweerder] als goed werknemer verwacht wordt zich ervan bewust te zijn dat hij zich -in elk geval wat zijn verkeersgedrag betreft-voorbeeldig dient te gedragen. Door met veel teveel drank op, meer dan 570 ugl, in de auto te stappen terwijl hij andere keuzes had behoren te maken, heeft [verweerder] er blijk van gegeven zich van die verantwoordelijkheid geen rekeningschap te geven. Tijdens de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek heeft [verweerder] volhard in het standpunt dat CBR alleen dan tot ontslag zou kunnen besluiten, als daaraan schriftelijk beleid ten grondslag ligt. Hiermee miskent hij de hierboven bedoelde eigen verantwoordelijkheid die bij het werk in dienst van CBR hoort.
Het valt dan ook te billijken dat CBR door de gedragingen van [verweerder] op 27 jan 2011, en het werkverzuim de volgende dag, zonder afmelding en zonder voor zijn werkgever steeds bereikbaar te zijn, het vertrouwen in hem definitief is kwijtgeraakt.
Het maakt hierbij geen verschil of [verweerder] de overtreding van het verbod op dronken rijden al dan niet in zijn vrije tijd heeft gepleegd. De verantwoordelijkheid die het werk bij CBR voor elke werknemer meebrengt omvat in beginsel ook diens verkeersgedrag in privé-tijd. Overigens werd op de avond van 27 januari 2011 een jubileumfeestje van een van zijn teamleden gevierd, waarmee zijn gedraging in direct verband moet worden gebracht met zijn werk bij CBR. Vast staat dat [verweerder] in aanwezigheid van zijn ondergeschikten veel heeft gedronken en dat collega’s bezorgd bij hem de bevestiging hebben gevraagd (en gekregen) dat hij na afloop niet meer zou gaan rijden. Door desondanks in de auto te stappen heeft [verweerder] ook het door die teamleden in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad. Volgens de onweersproken toelichting van CBR hebben die teamleden te kennen gegeven de terugkeer van [verweerder] als hun leidinggevende onwenselijk te vinden. CBR dient als een goed werkgever ook de belangen van deze medewerkers te beschermen. Het ontbreken van het gezag van [verweerder] als leidinggevende draagt dan ook bij aan het oordeel dat CBR op goede gronden het vertrouwen in [verweerder] is kwijtgeraakt.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen partijen zodat de arbeidsovereenkomst op korte termijn dient te eindigen. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst ontbinden tegen 1 april 2011.
Vergoeding
Vervolgens moet worden beoordeeld of aan [verweerder] naar billijkheid een vergoeding toekomt in verband met de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Uit hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot de oorzaak van de vertrouwensbreuk volgt dat deze uitsluitend is veroorzaakt door de gedragingen van [verweerder]. Van enige omstandigheid aan de zijde van CBR die aan die vertrouwensbreuk heeft bijgedragen, is niet gebleken. Dit betekent dat er geen aanleiding bestaat om aan [verweerder] een vergoeding toe te kennen.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking, omdat dat niet tot een andere beslissing leidt.
Vanwege de aard van deze procedure draagt iedere partij de eigen kosten.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tegen 1 april 2011;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Dubois en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.