ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ0131
Rechtbank Haarlem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Beslaglegging op AOW-uitkering en banktegoed in kort geding
In deze zaak heeft eiser [A] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [B] met betrekking tot de opheffing van beslag dat is gelegd op zijn AOW-uitkering en het tegoed op zijn bankrekening bij de ING Bank. Het beslag is gelegd door [B] ter voldoening van een openstaande vordering van EUR 46.000,-, die [A] aan [B] moet betalen op basis van eerdere vonnissen van de rechtbank Middelburg. Eiser stelt dat het beslag onder de ING Bank een doorkruising vormt van de regeling van de beslagvrije voet, zoals vastgelegd in de artikelen 475b tot en met 475g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hij betoogt dat, indien de rekening uitsluitend door de AOW-uitkering wordt gevoed, de bescherming die hem toekomt illusoir zou zijn, wat tot onaanvaardbare maatschappelijke gevolgen zou leiden.
De voorzieningenrechter overweegt dat, hoewel de beslagvrije voet in aanmerking is genomen bij het beslag onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de situatie van eiser niet zo is dat zijn rekening uitsluitend door de AOW-uitkering wordt gevoed. Uit de rekeningafschriften blijkt dat er ook andere bedragen op de rekening zijn gestort, waardoor het totaal van de tegoeden het bedrag waarop beslag is gelegd overschrijdt. Hierdoor is de gevraagde voorziening tot opheffing van het beslag niet toewijsbaar.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van [A] af en veroordeelt hem in de proceskosten, die aan de zijde van [B] zijn begroot op EUR 1.074,00. Dit vonnis is uitgesproken op 18 maart 2011 door mr. Th.S. Röell in de Rechtbank Haarlem.