ECLI:NL:RBHAA:2011:BP8935
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.E. Heyning-Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in geschil over toelating van leerlingen tot bijzondere school
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 17 februari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting voor Voortgezet Vrijeschoolonderwijs Noord-Holland en een eiser die bezwaar maakte tegen de beslissing van de stichting om zijn zoon niet toe te laten tot de Rudolf Steinerschool te Haarlem. De rechtbank moest allereerst beoordelen of zij bevoegd was om kennis te nemen van het beroep, waarbij de vraag centraal stond of de stichting als bestuursorgaan kan worden aangemerkt volgens artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overwoog dat de stichting een bijzondere school is voor voortgezet onderwijs en is opgericht als een privaatrechtelijke rechtspersoon. Dit betekent dat de stichting niet kan worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van de Awb. De rechtbank concludeerde dat de bevoegdheid om leerlingen toe te laten of te verwijderen niet is toegekend aan de stichting op basis van een publiekrechtelijke regeling. Hierdoor was er geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb, en kon er geen beroep worden ingesteld op grond van artikel 8:1 Awb.
De rechtbank verklaarde zich derhalve onbevoegd en bepaalde dat de burgerlijke rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen publiekrechtelijke en privaatrechtelijke geschillen in het onderwijs en bevestigt dat bijzondere onderwijsinstellingen buiten de reikwijdte van de Awb vallen.