ECLI:NL:RBHAA:2011:BP8512
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor passagiers van vertraagde vluchten onder de Verordening (EG) nr. 261/2004
In deze zaak vorderen passagiers van een vertraagde vlucht van Martinair compensatie op basis van artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004. Martinair stelt dat de zaak aanleiding geeft om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie te stellen, omdat er onduidelijkheid bestaat over de toepassing van het Sturgeon-arrest en het IATA-arrest. De kantonrechter oordeelt echter dat er geen nieuwe rechtsvragen zijn en dat er geen verwijzingsplicht bestaat. De passagiers hebben Martinair gedagvaard op 1 december 2008, waarna een schriftelijke procedure volgde. Martinair heeft verzocht om aanhouding van de zaak totdat het Hof van Justitie antwoord heeft gegeven op eerdere prejudiciële vragen van The High Court of Justice. De kantonrechter heeft op 10 maart 2011 uitspraak gedaan en de zaak verwezen naar de rolzitting voor vonnis.
De kern van de zaak draait om de vraag of passagiers van vertraagde vluchten recht hebben op compensatie, vergelijkbaar met passagiers van geannuleerde vluchten. Het Hof van Justitie heeft in het Sturgeon-arrest geoordeeld dat passagiers van vertraagde vluchten ook recht hebben op compensatie indien zij hun eindbestemming drie of meer uren na de geplande aankomsttijd bereiken. Martinair betwist deze uitleg en stelt dat het Sturgeon-arrest onduidelijk is en nieuwe rechtsvragen oproept. De kantonrechter verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat er geen aanleiding is voor aanhouding van de zaak.
De kantonrechter benadrukt dat de vragen van Martinair en The High Court al beantwoord zijn in eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie. Er is geen sprake van tegenstrijdigheid tussen de arresten, en de kantonrechter ziet geen noodzaak om nieuwe prejudiciële vragen te stellen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor vonnis, waarbij de kantonrechter de behandeling van de zaak niet verder aanhoudt. De uitspraak is gedaan door mr. C.A. Boom, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.