ECLI:NL:RBHAA:2011:BP7629

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
490208 \ CV EXPL 10-15561
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een overeenkomst voor kinderopvang en de gevolgen van opzegtermijnen

In deze zaak hebben [eiser] en [eiseres] hun overeenkomst met Kindergarden Nederland B.V. voor kinderopvang met onmiddellijke ingang opgezegd. De kantonrechter oordeelt dat het niet onaanvaardbaar is dat Kindergarden hen aan de opzegtermijn van twee maanden houdt. De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen hebben een overeenkomst gesloten waarin is bepaald dat tussentijdse opzegging met een termijn van twee maanden kan plaatsvinden. Op 16 april 2010 hebben [eiseres] en de leidsters van Kindergarden een gesprek gehad over hun onvrede met de gang van zaken. Vervolgens heeft de vestigingsmanager op 19 april 2010 [eiseres] op een onvriendelijke manier benaderd, wat leidde tot de onmiddellijke opzegging van de overeenkomst door [eiser] en [eiseres]. Kindergarden heeft de opzegging niet geaccepteerd en heeft de opzegtermijn in acht genomen, wat resulteerde in een vordering van €1.564,00 voor onbetaalde facturen. De kantonrechter heeft de vordering van Kindergarden toegewezen, omdat de omstandigheden niet zodanig waren dat het onredelijk was om de opzegtermijn te handhaven. De rechter bevestigt het verstekvonnis van 22 september 2010, waarin de vordering van Kindergarden werd toegewezen, en veroordeelt [eiser] en [eiseres] in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 490208 \ CV EXPL 10-15561
datum uitspraak: 9 maart 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser][eiser]i[eiseres]
beiden te [woonplaats]
opposanten
hierna te noemen [eiser], respectievelijk [eiseres] of gezamenlijk [eiser] en [eiseres]
gemachtigde mr. B.F. Eblé
tegen
de besloten vennootschap Kindergarden Nederland B.V.
te Haarlem
geopposeerde
hierna te noemen Kindergarden
gemachtigde Flanderijn & Eliens
De procedure
Bij exploot van dagvaarding van 24 augustus 2010 heeft Kindergarden [eiser] en [eiseres] gedagvaard tegen de zitting van de kantonrechter van 22 september 2010. [eiser] en [eiseres] zijn toen niet verschenen. Bij verstekvonnis van 22 september 2010 is de vordering van Kindergarden op de in de dagvaarding genoemde gronden toegewezen.
[eiser] en [eiseres] hebben bij exploot van 19 november 2010 Kindergarden aangezegd tegen voormeld vonnis in verzet te komen en hebben Kindergarden gedagvaard tegen de zitting van 1 december 2010.
Bij vonnis van 15 december 2010 is een comparitie van partijen gelast, welke op 23 februari 2011 is gehouden.
Voorafgaande aan die comparitie heeft Kindergarden stukken aan de kantonrechter en aan [eiser] en [eiseres] doen toekomen.
De griffier heeft aantekening gehouden van wat ter comparitie is verklaard.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a. Partijen hebben een overeenkomst gesloten met betrekking tot kinderopvang.
b. De overeenkomst bepaalt in artikel 8 onder meer het volgende:
“Tussentijdse opzegging kan geschieden door beide partijen met een termijn van twee maanden.”
c. Op vrijdag 16 april 2010 heeft [eiseres] met de toen aanwezige leidsters een gesprek gevoerd over de gang van zaken bij Kindergarden omdat [eiser] en [eiseres] het niet met alles eens waren.
d. Op maandag 19 april 2010 heeft de vestigingsmanager van Kindergarden naar aanleiding van het gesprek op vrijdag 16 april 2010 een gesprek gevoerd met [eiseres].
e. Op 19 april 2010 hebben [eiser] en [eiseres] de overeenkomst met onmiddellijke ingang schriftelijk opgezegd.
f. In hun opzeggingsbrief hebben [eiser] en [eiseres] onder meer het volgende geschreven:
“(…)
De klap op de vuurpijl was afgelopen maandag daar de vestigingsmanager op zeer kwade toon mij benaderde om op haar kantoor te komen. (…) Ze ging tegen mij te keer wat ik wel niet bezielde, zelf was ze uiteraard niet op kantoor afgelopen vrijdag. De leidsters een slecht weekend had bezorgd, wat ik in mijn hoofd haalde en waarom ik deze ochtend geen grote bossen rozen had meegenomen voor de leidsters. Ze ging tekeer op een meer dan zeer ‘onbeschofte toon’ tegen een hoogzwangere vrouw. Ik laat me niet beledigen en zeker niet dor een omhoog gevallen juf terwijl wij klant zijn.
(…)
Het lijkt ons het beste voor beide partijen om het contract per direct te ontbinden daar ons vertrouwen in (…) en Kindergarden zwaar is beschadigd. Wij zeggen dan ook per direct de plek voor (…) op en betaling wordt dan ook per direct stop gezet.
(…)”
g. In antwoord op de onder e genoemde brief heeft Kindergarden op 19 mei 2010 aan [eiser] en [eiseres] onder meer geschreven dat zij geen aanleiding zag tot opschorting van de opzegtermijn en dat het contract met inachtneming van de opzegtermijn per 30 juni 2010 wordt beëindigd.
h. [eiser] en [eiseres] hebben de facturen voor de maanden mei en juni 2010 onbetaald gelaten.
i. De op de maanden mei en juni 2010 betrekking hebbende vordering van Kindergarden is bij het onderhavige verstekvonnis toegewezen.
De oorspronkelijke vordering van Kindergarden
Kindergarden vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiser] en [eiseres] hoofdelijk zal veroordelen om tegen kwijting aan Kindergarden te betalen €1.564,00, vermeerderd met de vertragingsrente vanaf 24 augustus 2010 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [eiser] en [eiseres] in de kosten van het geding.
Kindergarden heeft het volgende aan de vordering ten grond¬slag gelegd:
Kindergarden heeft in opdracht en voor rekening van [eiser] en [eiseres] werkzaamheden en/of diensten verricht. Van de hen in rekening gebrachte bedragen hebben [eiser] en [eiseres] €1.258,00 onbetaald gelaten.
Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, hebben [eiser] en [eiseres] Kindergarden genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. Kindergarden heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van €300,00. [eiser] en [eiseres] dienen deze kosten ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub c BW aan Kindergarden te voldoen.
Voorts zijn [eiser] en [eiseres] de wettelijke rente verschuldigd geworden. Deze rente bedraagt, berekend tot en met 24 augustus 2010, €6,00.
Het verweer van [eiser] en [eiseres]
[eiser] en [eiseres] vorderen dat de kantonrechter het verstekvonnis van 22 september 2010 zal vernietigen en de vordering van Kindergarden zal afwijzen, met veroordeling van Kindergarden in de proceskosten.
[eiser] en [eiseres] hebben tegen de vordering van Kindergarden het volgende aangevoerd:
[eiser] en [eiseres] hebben bewust hun kind geplaatst op de crèche van Kindergarden. Zij hadden na verloop van tijd kritiek op de gang van zaken op de crèche en de inrichting daarvan. Op 16 april 2010 heeft [eiseres] een kritische opmerking gemaakt over het feit dat haar zoontje vanaf 08:00 uur tot 17:00 uur onafgebroken binnen had gezeten en de leidsters niet de mogelijkheid hadden benut om de kinderen buiten te laten spelen. [eiser] en [eiseres] waren niet tevreden met het antwoord van de leidsters. Op maandag 19 april 2010 nam de vestigingsmanager van Kindergarden [eiseres] apart en gaf haar de wind van voren.
[eiser] en [eiseres] vonden de wijze van bejegening en de aanleiding daartoe zo ernstig dat ieder vertrouwen tussen partijen was verdwenen.
[eiser] en [eiseres] hebben de overeenkomst terstond beëindigd en hadden daar alle reden toe.
Indien het aan Kindergarden te wijten is, dat de verhoudingen zodanig verstoord raken, dat van [eiser] en [eiseres] niet meer in redelijkheid gevergd kan worden dat zij op grond van de overeenkomst hun kind aan de zorg van Kindergarden toevertrouwen, dienen de gevolgen van die beëindiging niet voor rekening van [eiser] en [eiseres] te komen.
De beoordeling van het geschil
1. Ter comparitie is uitvoerig met [eiser] en [eiseres] besproken of de beëindiging van de overeenkomst (mede) haar oorzaak vond in hun onvrede met de gang van zaken bij de crèche. [eiser] en [eiseres] hebben ter comparitie naar voren gebracht/doen brengen dat dit niet het geval is, maar dat het gesprek op maandag 19 april 2010 met de vestigingsmanager voor hen de bekende druppel was en dat zij om die reden de overeenkomst onmiddellijk hebben opgezegd.
2. Het gaat in deze zaak daarom niet om ontbinding van de overeenkomst wegens een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Kindergarden, zodat de kantonrechter daar geen (verder) onderzoek naar behoeft te verrichten.
3. Het gaat erom of het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Kindergarden [eiser] en [eiseres] aan de overeengekomen opzegtermijn houdt. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
4. Tussen partijen staat vast dat [eiseres] bij de leidsters op vrijdag 16 april 2010 haar kritiek heeft geuit. Voorts staat vast dat de vestigingsmanager op maandag 19 april 2010 tegen [eiseres] heeft gezegd dat deze beter bloemen had kunnen meebrengen, omdat zij de leidsters een slecht weekend had bezorgd. Nu het de vestigingsmanager uit haar gesprekken met de leidsters bekend moet zijn geweest dat [eiseres] het niet met de gang van zaken eens was, was dat geen gelukkige opmerking. Niet staat vast of de vestigingsmanager tegen [eiseres] ook heeft gezegd dat [eiser] en [eiseres] beter een “au pair” konden nemen.
5. De ontstane situatie tussen partijen was op grond van het vorenstaande in ieder geval dusdanig dat nader overleg geboden was. De algemeen directeur van Kindergarden heeft zich daar ook voor ingezet, maar tot een uiteindelijk gesprek met [eiser] en [eiseres] is het niet gekomen.
6. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk ontrekken dat [eiser] en [eiseres] van mening zijn/waren dat zij beter dan de leidster en/of hun leidinggevenden wisten hoe de gang van zake op de crèche zou moeten zijn. Die indruk is met name ontstaan door de zinsnede in de brief van [eiseres], waarin zij schrijft: “Ik laat mij niet beledigen en zeker niet door een omhoog gevallen juf terwijl wij klant zijn.”
7. Gelet op het feit dat nader overleg geboden was en - zoals uit het vorenstaande volgt – aan beide zijden ongelukkige uitlatingen zijn gedaan, kan niet gezegd worden dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Kindergarden [eiser] en [eiseres] aan de overeengekomen opzegtermijn houdt.
8. De vordering van Kindergarden is daarom op goede gronden toegewezen.
9. Het verstekvonnis dient dus te worden bevestigd.
10. [eiser] en [eiseres] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van de verzetprocedure worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
Verklaart het verzet ongegrond.
Bevestigt het tussen partijen gewezen en op 22 september 2010 uitgespro¬ken verstekvonnis.
Veroordeelt [eiser] en [eiseres] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Kindergarden gevallen en tot op heden begroot op €150,00 wegens salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.