ECLI:NL:RBHAA:2011:BP6436

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
173570 / HA ZA 10-1294
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wijziging koopovereenkomst onder invloed van dwaling met betrekking tot websiteverkoop

In deze zaak vordert eiseres [A] wijziging van de koopovereenkomst met betrekking tot de website www.paardenstaltehuur.nl, die zij in september 2009 heeft gekocht van gedaagde [B] voor een bedrag van € 8.800,00. Eiseres stelt dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, omdat zij op basis van onjuiste informatie van het bemiddelingsbureau BusinessPartners heeft gehandeld. Volgens eiseres was de informatie over het aantal betalende adverteerders onjuist, wat haar beslissing om de website te kopen heeft beïnvloed. De rechtbank heeft de vordering van [A] gedeeltelijk toegewezen en de koopprijs verlaagd naar € 6.005,50, omdat de rechtbank oordeelt dat de koopovereenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkelijke inkomsten uit de website aanzienlijk lager waren dan door [B] was gesuggereerd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [B] als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] zijn begroot op € 1.155,89. De rechtbank heeft de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. Het vonnis is uitgesproken op 19 januari 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 173570 / HA ZA 10-1294
Vonnis van 19 januari 2011
in de zaak van
[A],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. A.J.H.M. van Poorten,
tegen
[B],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.J.E.J. Coenraad.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 oktober 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 22 november 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [B] was eigenaar van de website www.paardenstaltehuur.nl (hierna: de website). De website is gericht op het zoeken en aanbieden van paardenstallen. [B] heeft de website te koop aangeboden via het bemiddelingsbureau BusinessPartners B.V. (hierna: BusinessPartners). In september 2009 is de website verkocht aan [A] voor een bedrag van EUR 8.800,00.
2.2. Voorafgaande aan deze koopovereenkomst, heeft [A] kennis genomen van het door BusinessPartners verstrekte ‘informatiememorandum’. Dit informatiememorandum bevat onder meer de volgende informatie:
1.1 Mevrouw [B], verder te noemen Opdrachtgever, heeft aan BusinessPartners B.V. de opdracht gegeven haar belangen in de website www.paardenstaltehuur.nl te waarderen, te behartigen, en te bemiddelen bij het tot stand brengen van een eventuele overdracht aan derden van genoemde belangen.
(…)
1.3 Verantwoording en beperkingen
De in dit verkoopmemorandum opgenomen gegevens zijn ontleend aan informatie van Opdrachtgever.
BusinessPartners heeft geen accountantscontrole laten toepassen.
Lezers dezes en potentiële kopers erkennen dat Opdrachtgever en BusinessPartners hebben getracht een relevant beeld van de aan te bieden zaken weer te geven, hetgeen onverlet laat de verplichting van koper om zich zelfstandig te informeren t.a.v. de eventueel te verkrijgen zaken.
Noch Opdrachtgever, noch BusinessPartners kan enige garantie verstrekken t.a.v. de juistheid van de verstrekte informatie.
(…)
3 De inkomsten
De inkomsten bestaan op dit moment uit bedragen die men per plaatsing van een advertentie betaalt. Het tarief is thans een bescheiden € 11,50 per plaatsing voor maximaal een jaar.
Op dit moment zijn er circa 250 advertenties geplaatst.
(…)
5 Verbeterpunten
Aan de site kan een betaalsysteem gekoppeld worden zodat de adverteerders ook daadwerkelijk direct betalen.
(…)
2.3. De op schrift gestelde en door partijen ondertekende koopovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
1. Transactiesom, overdracht, levering, betaling.
1.1 Verkoop en overdracht van de Onderneming door Verkoper aan Koper geschiedt
per 15 september 2009, of zoveel eerder als Partijen overeenkomen (“Overdrachtsdatum”),
1.2 De overeengekomen transactiesom bedraagt € 8.800,-- (“Transactiesom”),
1.3 Hiervoor levert Verkoper aan Koper per Overdrachtsdatum de volgende activa en rechten en verplichtingen uit lopende overeenkomsten;
1.4 de website www.paardenstaltehuur.nl,
1.5 de vorderingen uit hoofde van nog niet betaalde advertenties op deze site door stalverhuurders,
1.6 het bestaande servicecontract bij Webstijl B.V. te Alphen aan den Rijn. De maandelijkse kosten van dit contract bedragen € 59,- excl. Btw.
(…)
3. Het geschil
3.1. [A] vordert samengevat - veroordeling van [B] tot betaling van EUR 5.141,96, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [B] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [A] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Voorafgaande aan de koop van de website heeft [A] van BusinessPartners het informatiememorandum ter beschikking gekregen. In dit memorandum stond onder andere opgenomen dat de inkomsten van de website bestaan uit de bedragen die men per plaatsing van een advertentie betaalt, dat er 250 advertenties waren geplaatst en dat het tarief per advertentie € 11,50 is. [A] heeft op basis van deze informatie besloten om de website te kopen voor het bedrag van € 8.800,00. Nadat de website was gekocht, kwam [A] tot de ontdekking dat er slechts 13 adverteerders waren die in 2009 voor hun advertentie hadden betaald. Indien [A] had geweten dat er nauwelijks betalende adverteerders waren, had zij de website niet, althans niet voor het bedrag van € 8.800,00, gekocht. [A] stelt zich op het standpunt dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. Gelet op de inhoud van de dagvaarding en hetgeen mr. Van Poorten tijdens de comparitie van partijen naar voren heeft gebracht, begrijpt de rechtbank de vordering aldus dat [A] op grond van artikel 6:230, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) wijziging van de overeenkomst vordert in die zin dat de koopprijs met een bedrag van € 4.400,00 wordt verminderd.
4.2. [B] stelt hier tegenover dat [A] slechts de door [B] ontworpen website heeft gekocht en niet een onderneming met activa en passiva, waarbij vorderingen waren inbegrepen bij de koop. Daarnaast had [A] als koper een onderzoeksplicht, waaraan zij niet heeft voldaan. Bovendien is in het informatiememorandum bepaald dat noch opdrachtgever, noch BusinessPartners enige garantie kan verstrekken ten aanzien van de juistheid van de verstrekte informatie.
4.3. De rechtbank verwerpt de stelling van [B] dat [A] slechts een website heeft gekocht. In de op schrift gestelde koopovereenkomst (2.3) staat opgenomen dat verkoop en overdracht plaatsvindt van activa en rechten en verplichtingen uit lopende overeenkomsten, waaronder de website, de vorderingen uit hoofde van nog niet betaalde advertenties en het servicecontract. Gelet op deze bewoordingen in de overeenkomst, had het op de weg van [B] gelegen om haar stelling dat slechts de website werd gekocht, te onderbouwen. [B] heeft echter slechts gesteld dat de term ‘onderneming’ zoals opgenomen in de op schrift gestelde koopovereenkomst ongelukkig is uitgedrukt en een standaard term betreft. Nu in de op schrift gestelde koopovereenkomst is opgenomen dat verkoop en overdracht plaatsvindt van activa en rechten en verplichtingen uit lopende overeenkomsten, is hetgeen [B] naar voren heeft gebracht onvoldoende om aan te nemen dat slechts de website werd gekocht.
4.4. [A] stelt dat zij op basis van de gegevens die staan vermeld in het informatiememorandum (2.2) heeft besloten om de koopovereenkomst aan te gaan. In dit memorandum staat vermeld dat de inkomsten bestaan uit bedragen die men voor het plaatsen van een advertentie betaalt, dat het tarief € 11,50 is en dat er ongeveer 250 advertenties zijn geplaatst. Niet is gesteld of gebleken dat [A] voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst andersluidende informatie ter beschikking heeft gekregen. In tegendeel, [B] heeft tijdens de comparitie van partijen onweersproken naar voren gebracht dat zij eerst na het tekenen van de koopovereenkomst aan [A] heeft verteld dat er weliswaar veel adverteerders waren, maar dat dit nog niet betekende dat de adverteerders ook betaalden voor hun advertenties. [A] heeft onweersproken gesteld dat na het sluiten van de overeenkomst bleek dat sprake was van ongeveer 13 betalende adverteerders en dat zij de overeenkomst niet (onder dezelfde voorwaarden) zou hebben gesloten als zij van tevoren had geweten dat er nauwelijks inkomsten waren.
4.5. Het voorgaande betekent dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, welke dwaling was te wijten aan de inlichtingen van de zijde van [B] omtrent de inkomsten van de website. De rechtbank verwerpt de stelling van [B] dat [A] niet heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht. Dit gelet op de in het informatiememorandum opgenomen inlichtingen omtrent de inkomsten van de website en gelet op de omstandigheid dat [C], de gevolmachtigde van [A], tijdens de comparitie van partijen onweersproken naar voren heeft gebracht dat er geen gelegenheid was om de juistheid van de verstrekte informatie te controleren, omdat er geen contact mocht worden opgenomen met [B]. Niet gesteld of gebleken is op welke manier, anders dan het raadplegen van [B], [A] de in het informatiememorandum opgenomen gegevens omtrent de inkomsten nader had moeten onderzoeken. De rechtbank verwerpt voorts het door [B] gedane beroep op de in het informatiememorandum opgenomen bepaling dat geen garantie kan worden verstrekt ten aanzien van de juistheid van de verstrekte informatie. Deze bepaling brengt niet mee dat [A] niet af mocht gaan op de in het memorandum opgenomen inlichtingen omtrent de inkomsten van de website, nu een dergelijke mededeling niet maakt dat aan de in het memorandum opgenomen informatie geen enkele waarde mag worden gehecht.
4.6. [A] baseert haar stelling dat de koopprijs van de website met een bedrag van € 4.400,00 zou moeten worden verminderd op het volgende uitgangspunt. Volgens [A] ging zij ervan uit dat zij ongeveer anderhalf à twee jaar nodig zou hebben voor het verder uitbouwen van de website. Zij had gerekend op inkomsten uit de website uit ongeveer 250 advertenties van € 11,50 per stuk, dus ongeveer € 3.000,00 per jaar. Uitgaande van anderhalf jaar, zou zij ongeveer € 4.400,00 aan inkomsten mislopen, aldus [A]. Nu de koopprijs van de website (mede) was gebaseerd op de te verwachten inkomsten uit advertenties en zij met het bedrag van € 8.800,00 meer heeft betaald dan zij had gedaan indien zij kennis had gehad van het werkelijke aantal betalende adverteerders, dient de koopprijs op grond van artikel 6:230, tweede lid, BW met een bedrag van
€ 4.400,00 te worden verminderd, aldus [A].
4.7. Nu de koopovereenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen, zal de rechtbank op verzoek van [A] de gevolgen van de overeenkomst in die zin wijzigen dat zij de koopprijs op een lager bedrag zal vaststellen. De rechtbank zal daarbij uitgaan van het door [A] gehanteerde uitgangspunt zoals hiervoor onder 4.6 weergegeven. Tegen dit uitgangspunt zijn immers geen inhoudelijke bezwaren aangevoerd van de zijde van [B], anders dan dat de inkomsten niet zijn te garanderen. Met [B] is de rechtbank van oordeel dat [A] er niet met zekerheid vanuit kon gaan dat er minimaal 250 betalende adverteerders per jaar zouden zijn. In het informatiememorandum is immers slechts opgenomen dat er ‘op dit moment circa 250 advertenties zijn geplaatst’. De rechtbank zal om die reden uitgaan van een schatting van 175 advertenties per jaar. Hierop dienen de 13 betalende adverteerders in mindering te worden gebracht. Uitgaande van een prijs per advertentie van € 11,50, zouden de inkomsten per jaar € 1.863,00 bedragen. Gedurende anderhalf jaar zouden de inkomsten € 2.794,50 bedragen. De rechtbank zal dit bedrag in mindering brengen op de koopprijs van € 8.800,00, zodat de koopprijs wordt vastgesteld op een bedrag van € 6.005,50. Dit betekent dat de vordering van [A] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.794,50.
4.8. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten afwijzen, nu de vordering van [A] is gebaseerd op artikel 6:230, tweede lid, BW en strekt tot opheffing van nadeel en door [A] niet is gesteld op welke grond [B] gehouden zou zijn tot vergoeding van schade in de vorm van gemaakte buitengerechtelijke kosten. Hetzelfde geldt voor de gevorderde vergoeding van de wettelijke rente.
4.9. [B] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 73,89
- vast recht 314,00
- salaris advocaat 768,00 (2 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.155,89
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [B] om aan [A] te betalen een bedrag van EUR 2.794,50 (tweeduizendzevenhonderdvierennegentig euro en vijftig eurocent),
5.2. veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 1.155,89,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. van den Bos en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2011.?