ECLI:NL:RBHAA:2011:BP6167

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
172782 - HA ZA 10-1179
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van een geldleningovereenkomst en de vraag van misbruik van bevoegdheid en strijd met redelijkheid en billijkheid

In deze zaak vorderde de Rabobank Amsterdam en Omstreken U.A. betaling van een bedrag van € 147.244,41 van de gedaagden, [A] en [B], in verband met een geldleningovereenkomst die was aangegaan voor de financiering van een vaartuig, de M.Y. Star Light One. De lening van € 140.000,00 was onder bepaalde voorwaarden verstrekt, waaronder de verplichting om premies voor een SpaarZeker Verzekering te betalen. De Rabobank stelde dat door de verwoesting van de boot, die op 31 januari 2009 door brand verloren was gegaan, de zekerheid voor de lening was weggevallen. De verzekeraar had geweigerd uit te keren, omdat de boot zich buiten het verzekerde vaargebied bevond. Rabobank vorderde daarom de onmiddellijke terugbetaling van de lening, wat door de gedaagden werd betwist. Zij voerden aan dat er nog steeds voldoende zekerheid was in de vorm van een 2e hypotheek op hun woning en verpande verzekeringsrechten.

De rechtbank oordeelde dat de Rabobank op basis van de geldleningovereenkomst en de Algemene bankvoorwaarden recht had om de lening op te eisen. De rechtbank stelde vast dat de gedaagden onvoldoende onderbouwd hadden dat er nog voldoende zekerheid was, ondanks het verlies van de boot. De rechtbank verwierp ook het verweer van de gedaagden dat de Rabobank in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelde door de lening op te eisen, aangezien de Rabobank hen herhaaldelijk de kans had gegeven om tot een betalingsregeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de Rabobank tot betaling van het geleende bedrag kon worden toegewezen, evenals de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De rechtbank veroordeelde de gedaagden tot betaling van € 140.000,00, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 172782 / HA ZA 10-1179
Vonnis van 19 januari 2011
in de zaak van
de coöperatie
RABOBANK AMSTERDAM EN OMSTREKEN U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.G. Keizer te Amsterdam,
tegen
1. [A],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
2. [B],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
gedaagden,
advocaat mr. B.J. Sol te Haarlem.
Partijen zullen hierna Rabobank en [A] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 oktober 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 7 december 2010, waaraan gehecht is de brief van mr. Sol van 17 december 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In verband met de financiering van een vaartuig, genaamd M.Y. Star Light One (hierna: de boot), heeft Rabobank in april 2007 een offerte voor een SpaarZekerHypotheek ad € 140.000,00 aan [A] c.s. toegestuurd, welke offerte door [A] c.s. op 23 april 2007 is getekend. In deze offerte staat onder meer opgenomen:
Omschrijving: Geldlening die in beginsel wordt afgelost met de uitkering van een SpaarZeker
Verzekering.
(…)
Zekerheid Te vestigen hypotheek ter grootte van EUR 140.000,--
• als eerste op het pleziervaartuig M.Y. Star Light One en toebehoren
Gevestigd hypotheek ter grootte van EUR 140.000,--
• als tweede op het perceel grond met woonhuis en toebehoren gelegen aan de [adres] te [plaats].
Verpanding van:
• Uw rechten uit de SpaarZeker Verzekering met beoogd eindkapitaal van EUR 140.000,--.
• Uw rechten uit de levensverzekering bij N.V. Interpolis Btl met een beoogd eindkapitaal van EUR 91.193,--.
(…)
Als bijlage bij deze offerte zijn – onder meer – meegezonden de Algemene bankvoorwaarden voor particuliere geldleningen van de Rabobank 2005 (hierna: de Algemene Bankvoorwaarden). Onder artikel 15 van deze voorwaarden staat onder meer opgenomen:
Onmiddellijke opeisbaarheid
In elk van de hierna gemelde gevallen kan de bank het door u verschuldigde onmiddellijk opeisen. Daarbij is geen opzegging, ingebrekestelling of andere formaliteiten nodig. Deze gevallen zijn:
(…)
e. (er op of er voor) een goed waarop zekerheid is gegeven (mede) voor de geldlening:
(…)
- wordt beschadigd, gaat geheel of gedeeltelijk teniet of verloren of aanzienlijk in waarde is verminderd;
(…)
2.2. Partijen zijn op 1 juli 2007 een geldleningovereenkomst aangegaan voor een bedrag van € 140.000,00, tegen een rente van 4,9% per jaar. In deze overeenkomst is onder meer opgenomen:
Op de geldlening hoeven geen aflossingen plaats te vinden, zolang:
a) de bij N.V. Interpolis BTL gevestigd te Tilburg, hierna te noemen: Interpolis, gesloten SpaarZeker Verzekering en/of de daarvoor in de plaats komende verzekeringsovereenkomst, hierna te noemen: SpaarZeker Verzekering, loopt en
b) alle rechten en vorderingen die voortvloeien uit de SpaarZeker Verzekering aan de bank zijn verpand voor schulden van de debiteur en
c) de door Interpolis vastgestelde premie voor de SpaarZeker Verzekering stipt voldaan wordt.
(…)
Het vorenstaande laat het onderdeel “Onmiddellijke opeisbaarheid” in vermelde algemene voorwaarden onverlet.
(…)
2.3. Op 31 oktober 2007 zijn alle rechten en vorderingen die voortvloeien uit de verzekeringsovereenkomst betreffende de boot gesloten tussen [A] c.s. en Achmea Schadeverzekeringen N.V. (hierna: de verzekeraar) aan Rabobank verpand.
2.4. De boot is op 31 januari 2009 door brand verwoest in de haven van Hurghada (Egypte).
2.5. De verzekeraar heeft naar aanleiding van de schademelding door [A] c.s. bericht dat op de polis niet zal worden uitgekeerd, onder meer, omdat de boot zich in de Rode Zee (Egypte) bevond, welk gebied buiten het verzekerde vaargebied valt.
2.6. Bij brief van 19 augustus 2009 bevestigt Rabobank - samengevat - een gesprek met [A] en wordt aangegeven dat Rabobank wenst dat de verstrekte geldlening wordt afgelost. Voorts wordt bevestigt dat [A] heeft verzocht om de lening in termijnen af te lossen, waartoe [A] voor 15 september 2009 de in de brief genoemde financiële stukken dient over te leggen.
2.7. Bij brief van 7 oktober 2009 bericht Rabobank - samengevat - dat [A] nogmaals de gelegenheid krijgt om genoemde stukken over te leggen, bij gebreke waarvan nadere maatregelen worden getroffen, zoals de opzegging van de financiering en uitwinning van verstrekte zekerheden.
2.8. Bij brief van 3 december 2009 bericht Rabobank - samengevat - aan [A] c.s. dat nog een laatste maal gelegenheid wordt geboden voor een oplossing, bij gebreke waarvan de verstrekte financiering reeds nu vooralsdan wordt opgezegd en gesommeerd wordt om binnen drie weken aan de bank het bedrag van € 140.000,00 te voldoen.
2.9. Bij brief van 2 februari 2010 met als onderwerp “Opzegging financiering” sommeert Rabobank - samengevat - [A] c.s. een laatste maal tot betaling van het geleende bedrag, waarna de zaak uit handen zal worden gegeven.
2.10. Bij brieven van 3 en 25 maart 2010 worden [A] c.s. door het door Rabobank ingeschakelde incassobureau gesommeerd over te gaan tot betaling van een bedrag van
€ 147.244,41 (de hoofdsom vermeerderd met incassokosten ad € 6.087,74 en BTW). Bij brief van 30 maart 2010 bericht het incassobureau dat naar aanleiding van een telefoongesprek met [A] omtrent het treffen van een regeling een meegezonden formulier moet worden ingevuld en voorzien van bewijsstukken. Bij brief van 8 april 2010 bericht het incassobureau aan [A] dat geconstateerd is dat het formulier niet volledig is ingevuld en ook geen bewijzen zijn ontvangen. [A] wordt nogmaals gesommeerd alsnog de stukken te doen toekomen. Bij brief van 23 juni 2010 rappelleert het incassobureau nog een laatste maal.
3. Het geschil
3.1. Rabobank vordert samengevat - veroordeling van [A] c.s. tot betaling van € 147.244,41, vermeerderd met contractuele rente en proceskosten. Rabobank heeft het gevorderde bedrag als volgt gespecificeerd: € 140.000,00 aan hoofdsom en € 6.087,74 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met € 1.156,67 BTW.
3.2. [A] c.s. voeren verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Rabobank stelt dat door de verwoesting van de boot de gestelde zekerheid is weggevallen, terwijl is gebleken dat de verzekeraar niet uitkeert. Aangezien op dit moment geen sprake meer is van zekerheid gelijk aan de waarde van de geldlening, is de lening opgeëist gelet op het daaromtrent bepaalde in de geldleningovereenkomst en artikel 15 sub e van de Algemene bankvoorwaarden, aldus Rabobank. Rabobank voert aan dat de huidige waarde van de door [A] c.s. genoemde polissen bij Interpolis, alsook de 2e hypotheek op de woning onvoldoende dekking bieden tegenover het geleende bedrag. Rabobank stelt voorts dat zij middels verschillende brieven aan [A] c.s. de gelegenheid heeft geboden om tot een betalingsregeling te komen. Dat dit niet is gelukt is volgens Rabobank louter aan [A] c.s. is te wijten.
4.2. [A] c.s. betwisten dat niet langer sprake is van voldoende zekerheid en voeren aan dat Rabobank de geldleningovereenkomst derhalve ten onrechte, althans ontijdig heeft opgezegd. Er zijn geen goede redenen voor de opzegging, zodat Rabobank misbruik van haar bevoegdheid maakt, althans in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door toch de geldlening op te eisen. [A] c.s. wijzen erop dat in de geldleningovereenkomst is overeengekomen dat de geldlening in beginsel zou worden afgelost uit de uitkering van de SpaarZeker Verzekering, waarvan de premies steeds zijn voldaan. [A] c.s. wijzen er voorts op dat sprake is van een gegarandeerde uitkering van een bedrag van € 140.000,00, hetgeen overigens ook geldt voor de - eveneens verpande rechten uit - levensverzekering met een beoogd eindkapitaal van € 91.193,00. Daarnaast, aldus [A] c.s., is sprake van een 2e hypotheek op hun woning en zijn de verzekeringspenningen betreffende de boot aan Rabobank verpand. [A] c.s. hebben in dat kader aangevoerd dat de verzekeraar weliswaar niet heeft uitgekeerd, maar zij verwachten alsnog een uitkering.
4.3. De rechtbank oordeelt als volgt.
[A] c.s. erkennen dat zowel in de geldleningovereenkomst is opgenomen dat de lening onmiddellijk opgeëist kan worden, als ook in de Algemene bankvoorwaarden. Anders dan [A] c.s. betogen maakt de enkele stelling dat dit niet ook in de offerte stond opgenomen niet dat Rabobank op deze bepalingen geen beroep zou mogen doen. Immers, de Algemene bankvoorwaarden maken deel uit van deze offerte. Als uitgangspunt heeft derhalve te gelden dat Rabobank op grond van de overeengekomen bepalingen tot het opeisen van de geldlening kan overgaan.
Nu [A] c.s. naast het aangaan van de verplichting om de premies van de SpaarZeker Verzekering te voldoen, tevens diverse andere zekerheden hebben gesteld, zoals onder meer het pandrecht op de verzekeringspenningen en de levensverzekering, alsook de 2e hypotheek op de woning, moeten zij bekend worden geacht met het feit dat van belang was dat, naast het betalen van de premies, sprake was van het bestaan van voldoende zekerheid tegenover het geleende bedrag. Dat die zekerheid nog bestond, ondanks het verloren gaan van de boot, is door [A] c.s. niet, althans onvoldoende onderbouwd. Uit niets is gebleken dat de polissen en de 2e hypotheek op dit moment een waarde van € 140.000,00 vertegenwoordigen. Ter zake van de verzekeringspenningen betreffende de boot, is niet gebleken dat de verzekeraar na een eerdere afwijzing van de dekking, toch nog zal gaan uitkeren. Ter comparitie hebben [A] c.s. verklaard ter zake geen actie te hebben ondernomen. Gelet op het voorgaande had het op de weg van [A] c.s. gelegen om te onderbouwen waarom Rabobank in hun ogen desalniettemin misbruik maakt van haar bevoegdheid (als bedoeld in artikel 3:13 BW) door de geldlening op te eisen. Nu [A] c.s. dit hebben nagelaten, faalt het verweer op dit punt.
[A] c.s. hebben voorts nog aangevoerd dat Rabobank in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door de geldlening op te eisen, terwijl zij niet in staat zijn dit bedrag ineens te voldoen en in geval van executie van de hypotheek op straat komen te staan.
Ook dit verweer faalt. Rabobank heeft [A] c.s., gedurende bijna een jaar, meerdere malen de gelegenheid geboden om tot een betalingsregeling te komen. Daarbij is onbetwist gebleven dat [A] c.s. niet alle gevraagde financiële gegevens hebben verstrekt, terwijl het op hun weg lag en in hun belang was om daaraan mee te werken. Dat Rabobank in dezen enig verwijt is te maken, is dan ook niet komen vast te staan.
4.4. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Rabobank tot betaling van het geleende geldbedrag van € 140.000,00 kan worden toegewezen. [A] c.s. hebben de gevorderde contractuele rente onweersproken gelaten, zodat ook dit onderdeel van de vordering kan worden toegewezen.
4.5. Rabobank vordert nog een bedrag van € 7.244,41 (incl. BTW) wegens buitengerechtelijke incassokosten. [A] c.s. betwisten dat er sprake is van redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte als bedoeld in artikel 6:96 BW.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken voldoende is komen vast te staan dat er sprake is geweest van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden die voor vergoeding in aanmerking komen. In een geval waarin een partij overgaat tot invordering van buitengerechtelijke kosten dienen deze kosten de grenzen van de redelijkheid niet te overschrijden, althans dient de toekenning daarvan niet te leiden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen. Naar het oordeel van de rechtbank is vergoeding van een bedrag tot een beloop van twee punten van het toepasselijke liquidatietarief in het algemeen redelijk. Niet is gebleken van enige omstandigheid die aanleiding geeft de buitengerechtelijke kosten toe te wijzen tot een hoger bedrag. De rechtbank zal de gevorderde buitengerechtelijke kosten dan ook ambtshalve matigen tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, zijnde € 2.842,00. Dat over de buitengerechtelijke incassokosten contractuele rente verschuldigd is, is gesteld noch gebleken, zodat de rechtbank dit onderdeel van de vordering als volgt zal toewijzen.
4.6. [A] c.s. worden als de in het ongelijk te stellen partij veroordeelt in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Rabobank begroot op:
- dagvaarding € 94,93
- vast recht 3.240,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2 punten x tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.176,93
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [A] c.s. tot betaling van een bedrag van € 140.000,00 (eenhonderdveertigduizend euro), te vermeerderen met de contractuele rente vanaf 3 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt [A] c.s. tot betaling van een bedrag van € 2.842,00 (tweeduizendachthonderdtweeënveertig euro) wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 6 augustus 2010 tot de dag der algehele voldoening,
5.3. veroordeelt [A] c.s. in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Rabobank begroot op € 6.176,93,
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2011.?