ECLI:NL:RBHAA:2011:BP5821

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/840080-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.Th. Goossens
  • I.H. Lips
  • J.G. Tielenius Kruythoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organisatie van cocaïnesmokkel via KLM Catering Services

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 25 februari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een georganiseerde cocaïnesmokkel via KLM Catering Services (KCS). De verdachte, geboren in 1963 op de Nederlandse Antillen, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het opzettelijk binnenbrengen van grote hoeveelheden cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op verschillende momenten cocaïne heeft ingevoerd, met in totaal ongeveer 30 kilo cocaïne die in beslag is genomen. De modus operandi omvatte het gebruik van cateringtrolleys, waarbij medewerkers van KCS betrokken waren bij het verbergen en transporteren van de drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol speelde in de organisatie en dat hij misbruik maakte van zijn functie bij KCS. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en heeft vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van criminele gelden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, en dat de verdachte en zijn medeverdachten een criminele organisatie vormden die zich bezighield met de invoer van cocaïne.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840080-09
Uitspraakdatum: 25 februari 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 juli 2010, 5 oktober 2010, 23 december 2010, 17 januari 2011, 18 januari 2011 en 14 februari 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Feit 1 (Zaaksdossier B7A)
hij op of omstreeks 04 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 6985 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Feit 2 (Zaaksdossier B7)
Primair
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2009 tot en met 03 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Rhoon en/of elders in Nederland en/of Curaçao en/of Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om op 4 december 2010 opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet in de zin van artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 7420 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, handelingen heeft/hebben verricht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) hiertoe tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering
services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of Rhoon en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of
te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere
werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische)
(werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne (op enig moment) aan boord gebracht en/of gehad van vlucht KL785 van Sint Maarten via Curaçao naar Nederland en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne aan boord van voornoemd luchtvaartuig (op Curaçao) verstopt in en/of gebracht naar en/of getracht te verstoppen in een of meer zogenaamde vuilnistrolley('s) en/of cateringtrolley('s) in het cateringgedeelte van voornoemd luchtvaartuig.
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2009 tot en met 04 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Rhoon en/of elders in Nederland en/of Curaçao en/of Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 7420 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of Rhoon en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere
werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische)
(werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde
(hoeveelheid) cocaïne en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld en/of
- (meermalen) op en/of rondom de (afgesproken) vindplaats en/of bergplaats (in een of meer catering en/of vuilnistrolley('s) aan boord van het luchtvaartuig) gezocht naar voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne (op enig moment) aan boord gebracht en/of gehad van vlucht KL785 van Sint Maarten via Curaçao naar Nederland en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne aan boord van voornoemd luchtvaartuig (op Curaçao) verstopt in en/of gebracht naar en/of getracht te verstoppen in een of meer (zogenaamde) vuilnistrolley('s) en/of cateringtrolley('s) in het cateringgedeelte van voornoemd luchtvaartuig.
Feit 3 (zaaksdossier B1)
Primair
hij op of omstreeks 12 september 2009, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen, zijnde een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of [woonplaats verdachte], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of Amsterdam en/of [plaatsnaam] en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen en/of
- (meermalen) op en/of rondom de (afgesproken) vindplaats en/of bergplaats (in een of meer catering en/of vuilnistrolley(’s) aan boord van het luchtvaartuig) gezocht naar voornoemde (onbekend) gebleven hoeveelheid verdovende middelen en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld.
Feit 4 (zaaksdossier B2)
Primair hij op of omstreeks 27 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen, zijnde een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen en/of
- (meermalen) op en/of rondom de (afgesproken) vindplaats en/of bergplaats (in een of meer catering en/of vuilnistrolley(’s) aan boord van het luchtvaartuig) gezocht naar voornoemde (onbekend) gebleven hoeveelheid verdovende middelen en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld.
Feit 5 (Zaaksdossier B3)
Primair
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2009 tot en met 27 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of Bonaire, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om op 28 september 2009 opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet in de zin van artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 10.605 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, handelingen heeft/hebben verricht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne (op enig moment) aan boord gebracht en/of gehad van vlucht KL754 van Bonaire naar Nederland en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne aan boord van voornoemd luchtvaartuig verstopt en/of gebracht in een of meer zogenaamde cateringtrolley(‘s) in het cateringgedeelte van het luchtvaartuig.
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2009 tot en met 28 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 10.605 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of
- (meermalen) op en/of rondom de (afgesproken) vindplaats en/of bergplaats (in een of meer catering en/of vuilnistrolley(’s) aan boord van het luchtvaartuig) gezocht naar voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (hoeveelheid) cocaïne en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne (op enig moment) aan boord gebracht en/of gehad van vlucht KL754 van Bonaire naar Nederland en/of
- voornoemde (hoeveelheid) cocaïne aan boord van voornoemd luchtvaartuig verstopt en/of gebracht in een of meer zogenaamde cateringtrolley(‘s) in het cateringgedeelte van het luchtvaartuig.
Feit 6 (zaaksdossier B4)
hij op of omstreeks 11 oktober 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 5961 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Feit 7 (zaaksdossier B6)
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 15 november 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Den Haag en/of Rotterdam en/of Rijswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en)
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging:
- (meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en/of en/of Den Haag en/of Rotterdam en/of Rijswijk en/of elders in Nederland, (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en/of
- (meermalen) vluchtgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) dienstroosters en/of werktijden aangepast en/of gewijzigd en/of laten aanpassen en/of laten wijzigen en/of
- (meermalen) een of meer mededader(s) in het kader van hun (legale) reguliere werkzaamheden binnen KCS op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats geplaatst en/of zich op een bepaalde (voor drugsinvoer strategische) (werk)plaats laten plaatsen en/of
- (meermalen) opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen en/of
- (meermalen) op en/of rondom de (afgesproken) vindplaats en/of bergplaats (in een of meer catering en/of vuilnistrolley(’s) aan boord van het luchtvaartuig) gezocht naar voornoemde (onbekend) gebleven hoeveelheid verdovende middelen en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde (onbekend gebleven) hoeveelheid verdovende middelen en/of (hiertoe) (een) transportmiddel(en) ter beschikking gehad en/of geregeld.
Feit 8 (Zaaksdossier B10)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 maart 2010, te [woonplaats verdachte] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag van € 147.308,15 (de waarde vertegenwoordigend van het totaal van een of meer contante geldbedragen en/of stortingen en/of transacties en/of (betalingen voor) diverse (luxe) goederen en/of reizen en/of voertuig(en) van verdachte(n)), in elk geval enig geldbedrag en/of enig(e) goed(eren), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van bovengenoemd geldbedrag en/of goed(eren), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag en/of goed(eren) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Feit 9 (Zaaksdossier B9)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 april 2009 tot en met 29 maart 2010 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of andere personen behoorden, welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid, te weten
- het (telkens) tezamen en in vereniging met (een of meer bovengenoemde) andere(n), (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I (artikel 2A OW jo 10 lid 5 OW) en/of
- het (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) een hoeveelheid cocaïne, (telkens) zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
* zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
* een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
* voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) (artikel 10a OW).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Overwegingen met betrekking tot de onbevoegde hulpofficier van justitie
Bij brief van 29 september 2010 heeft de officier van justitie de rechtbank en de verdediging erover geïnformeerd dat in het onderzoek Pan een onbevoegde hulpofficier van justitie verschillende ambtshandelingen heeft gepleegd. Het betreft een zeer ervaren en tot en met 12 juli 2009 gecertificeerde hulpofficier die tegen zijn pensioen aan zat. De geldigheid van zijn certificaat “hulpofficier van justitie” verliep per 12 juli 2009. Door verschillende omstandigheden heeft de hulpofficier - ten onrechte - niet aan het vereiste examen voor (her)certificering deelgenomen. De officier van justitie heeft gemotiveerd het standpunt in genomen dat ten aanzien van een deel van de door de hulpofficier verrichte ambtshandelingen weliswaar sprake is van een onherstelbaar vormverzuim maar dat daaraan niet één van de rechtsgevolgen van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient te worden verbonden.
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie en licht dit - in algemene zin - als volgt toe.
Alle aanhoudingen van verdachten die buiten heterdaad hebben plaatsvonden, zijn in opdracht van de officier van justitie geschied.
Alle inverzekeringstellingen, zijn vervolgens getoetst door de rechter-commissaris. Ten aanzien van de machtigingen tot binnentreden overweegt de rechtbank dat bij het binnentreden steeds een andere, wel bevoegde hulpofficier aanwezig was en de doorzoeking met machtiging en in aanwezigheid van de rechter-commissaris heeft plaats gevonden.
Hoewel de rechtbank het kwalijk acht dat de hulpofficier van justitie is opgetreden terwijl zijn certificering was verstreken en dit ook een onherstelbaar vormverzuim oplevert, is de rechtbank van oordeel dat de verdachten jegens wie door hem ambtshandelingen zijn verricht, daardoor geen enkel nadeel hebben geleden.
De rechtbank is (ambtshalve) van oordeel dat aan de desbetreffende ambtshandelingen klevende vormverzuimen geen van de rechtsgevolgen als bedoeld in artikel 359a Sv dienen te worden verbonden.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van feit 5 en tot bewezenverklaring van het onder feit 1, feit 2 primair, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 6, feit 7, feit 8 en feit 9 tenlastegelegde en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag van 1050,00 euro, het GSM-toestel van het merk Nokia, het GSM-toestel van het merk Siemens, de twee GSM-toestellen van het merk Nokia met simkaarten, het GSM-toestel van het merk Nokia met simkaart van Ortel, de twee GSM-toestellen van het merk Nokia met simkaarten van T-Mobile, de sleutel van een voertuig, de zwartkleurige personenauto met het kenteken [nummer kentekenplaat] van het merk Mazda, type 323 en de twee GSM-toestellen van het merk Nokia met simkaarten van Lebara verbeurd dienen te worden verklaard. De officier van justitie merkt voorts op dat er conservatoir beslag is gelegd op twee creditcards van de Banco di Caribe, 79 stuks bescheiden, drie kwitanties, een agenda, een notitieboekje en twee bankafschriften waardoor er ten aanzien van deze goederen geen beslissing van de rechtbank hoeft te volgen.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Met betrekking tot feit 5 (Zaaksdossier B3)
Ten aanzien van verdachte [verdachte] is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte betrokken was bij het geplande transport van 28 september 2009. Verdachte stond aanvankelijk ingeroosterd voor een dienst op 28 september, maar had op de bewuste dag een vrije dag opgenomen en niet is gebleken dat hij aanwezig was in het KCS-gebouw. Verdachte voert nadien gesprekken waaruit ook blijkt dat hij er niet bij aanwezig en betrokken was. Zo zegt hij op 11 oktober 2009 tegen [persoon 1] op diens vraag of hij toen met die twee handen het ook moest ophalen dat hij er niet bij was en dat hij vrij was en dat een vent twee volle handen moest krijgen. Uit de bewoordingen van voornoemde tapgesprekken concludeert de rechtbank dat verdachte – mogelijk achteraf – op de hoogte was van het geplande transport, maar dat de zending zelf niet voor hem bedoeld was. Verdachte heeft tijdens een telefoongesprek met [medeverdachte 2] op 30 september 2009 overigens wel aan [medeverdachte 2] gevraagd of de handel naar de klote was, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring, nu verdachte deze opmerking over de smokkelmethode in het algemeen kan hebben gemaakt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde.
Evenals de officier van justitie, verdachte en diens raadsman is naar het oordeel van de rechtbank derhalve niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 5 (zaaksdossier B3) ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
Aanleiding Pan onderzoek naar invoer cocaïne
Op 15 april 2009 en op 6 mei 2009 komt bij het CargoHarc-team te Schiphol informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) binnen met onder meer de mededeling dat een groep medewerkers van KLM Catering Services Schiphol (hierna: KCS) zich bezig zou houden met de invoer van cocaïne door middel van cateringtrolleys. KCS is een bedrijf dat voor onder meer de KLM de luchtvaartcatering verzorgt. De vliegtuigen worden geladen en gelost door middel van schaarwagens, die na het lossen de vuile (‘wastetrolley’) en de niet gebruikte cateringtrolleys ter verdere afhandeling naar het gebouw van KCS vervoeren.
Van de medewerkers in dienst bij KCS die zich bezig zouden houden met de invoer van verdovende middelen, worden in de door de CIE verstrekte informatie twee medewerkers met name genoemd, namelijk [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Naar aanleiding van deze informatie is vanaf 18 mei 2009 een onderzoek gestart onder de naam PAN.
Tijdens het verloop van het onderzoek PAN worden op 14 maart 2010 op Bonaire (Nederlandse Antillen) in een aldaar lopend strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot cocaïnesmokkel door medewerkers op de luchthaven via onder andere cateringtrolleys, twee personen aangehouden, genaamd [persoon 2] en [persoon 3]. Zowel [persoon 2] als [persoon 3] verklaren dat zij op 27 september 2009 betrokken zijn geweest bij een cocaïnetransport via een cateringtrolley aan boord van een KLM toestel. De cocaïne werd in een zogenaamde deadheadtrolley verborgen. Voor het verbergen van de cocaïne zouden zij een beloning krijgen. In Nederland zou men weten in welke specifieke trolley de drugs zouden zijn verborgen .
Op 20 januari 2010 is [medeverdachte 3] als verdachte in het onderzoek PAN aangehouden. Deze [medeverdachte 3] vertelt tijdens zijn verhoor op 23 april 2010 over twee KCS medewerkers, die hij meneer C en meneer D noemt en zich via KCS bezighouden met de smokkel van cocaïne. Ook geeft hij een beschrijving van de werkwijze die bij de smokkel gebruikt werd. De in het buitenland in de trolley geplaatste cocaïne zou, zodra deze door een medewerker van KCS op Schiphol eruit was gehaald, op de toiletten worden overgedragen aan een andere KCS-medewerker die de cocaïne buiten het gebouw brengt .
Ook de op 30 maart 2010 aangehouden KCS-medewerker [medeverdachte 4] verklaart dat hij weet dat er cocaïne door middel van trolleys via KCS door medewerkers naar Nederland werd gesmokkeld. De desbetreffende trolley werd door de schaarwagenchauffeur onderschept en afgegeven bij het KCS gebouw waar de cocaïne eruit zou worden gehaald. Als je hierbij behulpzaam was, kreeg je een deel van de opbrengst .
Deze werkwijze wordt tevens bevestigd in de verklaring van schaarwagenchauffeur en verdachte [medeverdachte 5], die aangeeft dat hij van tevoren te horen kreeg in welke trolley de drugs zaten en dat de drugs meestal in de wastetrolley werden verstopt. Als je aan de smokkel meewerkte, kreeg je daarvoor ook een beloning .
Uit het dossier komt ook naar voren dat de verdachte KCS-medewerkers en de betrokkenen die niet werkzaam waren bij KCS vaak telefonisch contact met elkaar hadden en dat er tijdens deze gesprekken structureel gebruik werd gemaakt van onlogische woorden of zinsneden die, gelet op verklaringen van verdachten zelf, gelet op de context en bezien binnen de algehele samenhang van het onderzoek, de bedoeling hadden om de daadwerkelijke inhoud van het gesprek te versluieren. Een dergelijke manier van communiceren leverde inhoudelijk atypische en vaak niet werkgerelateerde telefoongesprekken op waarin met woorden als “auto, kar, koelkast, ijsding, blauwe ding, die bruine ” cateringtrolleys werden bedoeld en met een 3-cijferig nummer, zoals “1 2 3”, hun positie in het vliegtuig werd aangeduid. Op 11 oktober 2009 is in een vliegtuig van de KLM te Schiphol in een bruinkleurige trolley cocaïne aangetroffen. Ook is cocaïne op 27 september 2009 aangetroffen in een blauwe cateringtrolley en op 25 december 2009 in een grijze (waste)trolley.
Met begrippen als “twee handen, training, oefenen in de gym, feestje, taart, de lotto, fire on the mountain ” werd geduid op zendingen verdovende middelen, al dan niet met de aanduiding van het gewicht. Met de zinsnede “fire on the mountain” of “vuur op de berg” werd in een afgeluisterd telefoongesprek tussen verdachte [medeverdachte 1] en een onbekende vrouw verwezen naar de aanhouding van een verdachte in een ander drugsonderzoek, waarover de Amsterdamse zender AT5 heeft bericht . Soms waren de telefoongesprekken tussen verdachten uiterst kort en werd er slechts gesproken met woorden als “ja ja ok”. [medeverdachte 3] heeft over dergelijke korte gesprekken verklaard dat dit een teken was dat een zending verdovende middelen zou aankomen .
Ook werd door de verdachten veelvuldig van telefoonnummer gewisseld en attendeerden ze elkaar er onderling op dat telefoons werden afgeluisterd. Zo verzoekt [persoon 1] verdachte een ander telefoonnummer te nemen: ,,Ik weet dat deze oud is en ik kan niet met jou op deze zo met je praten zoals ik het wil‘’ en zegt [verdachte] tegen [persoon 4] dat hij hem terugbelt omdat ze de telefoon tappen. Tijdens de doorzoekingen in de woningen van de verdachten werden meer dan 100 gsm’s en simkaarten in beslag genomen.
Hoewel bij enkele ten laste gelegde transporten geen cocaïne in beslag is genomen, is de rechtbank - gelet op de eerder genoemde verklaringen van verdachten, het gebruik van versluierd taalgebruik en de gevallen waarbij wel cocaïne is aangetroffen - van oordeel dat het ook bij dergelijke transporten wel degelijk om cocaïne ging. De lezing dat het om andere illegale stoffen zou gaan, zoals Viagra, acht de rechtbank niet aannemelijk, daar nooit dergelijke stoffen in de trolleys die door KCS werden afgehandeld, zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen. Uit het dossier valt op geen enkele manier op te maken dat de verdachten zich naast de smokkel van cocaïne bezighielden met de smokkel van andere (illegale) stoffen. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat door middel van vluchten uit de zogenoemde bron- of risicolanden, zoals Suriname en de (voormalige) Nederlandse Antillen, stelselmatig cocaïne wordt gesmokkeld. In dit verband is nog van belang dat binnen KCS in de afgelopen jaren diverse medewerkers zijn aangehouden en veroordeeld voor (betrokkenheid bij) de smokkel van verdovende middelen. Binnen KCS werd veel gepraat over dergelijke nieuwtjes.
Vaststelling identiteit C en D
[medeverdachte 3] heeft verklaard over de betrokkenheid van ene mijnheer C en D bij de smokkel van cocaïne.
Over C verklaarde hij dat deze werkzaam is bij KCS op de [naam afdeling 1], een fors postuur heeft en Papiaments spreekt. Voorts verklaarde hij over C dat hij altijd vroeg op het werk is en al voor 2004 werkzaam was bij KCS. Verder verklaarde hij dat C op 4 december 2009 eerder weg was bij KCS dan [medeverdachte 3] zelf en D. Ook verklaarde hij dat C rond 25 december 2009 op vakantie was. Verder verklaarde [medeverdachte 3] dat C een foto had gemaakt van twee wastetrolleys .
[verdachte] is volgens verklaringen van verbalisant [naam verbalisant] en medeverdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 6], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 5] een dikke man die Papiaments spreekt .
Zelf heeft hij verklaard altijd vroeg aanwezig te zijn op het werk en dat hij rond kerst 2009 op vakantie in Curaçao was. [verdachte] heeft verklaard sinds 2002 bij KCS te werken. Hij werkt op de [naam afdeling 1].
Uit tourniquetgegevens van KCS is gebleken dat [verdachte] op 4 december 2009 het pand van KCS eerder heeft verlaten dan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] .
Tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] zijn veel telefonische contacten vastgesteld .
Op de Nokia telefoon van [verdachte] is een afbeelding aangetroffen met daarop twee cateringtrolleys .
Op grond van al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 3] in zijn verklaring met mijnheer C [verdachte] bedoelt.
Over D verklaarde [medeverdachte 3] dat deze werkzaam is bij KCS op de [naam afdeling 2], dat hij D in een grijze Volkswagen Passat heeft gezien, dat D hem op een woensdag voordat op donderdag een zending met verdovende middelen zou binnen komen had gebeld en dat D in dit telefoongesprek “Ja, oke, oke” had gezegd.
Voorts verklaarde [medeverdachte 3] dat hij samen met D is gefotografeerd door de Koninklijke Marechaussee (Kmar), waarbij D hevig tekeer ging tegen de mensen die de foto’s maakten . Omtrent dit voorval is door de Kmar een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. In dit proces-verbaal wordt vermeld dat de Kmar een observatie pleegde bij het KCS gebouw en daarbij [medeverdachte 3], [persoon 5] en [medeverdachte 1] zagen. Deze liepen op hun auto af. [medeverdachte 1] opende de deur van de auto, maakte opmerkingen over fotograferen en maakte een geïrriteerde indruk. Ook [medeverdachte 1] spreekt over de telefoon over dit voorval.
[medeverdachte 1] werkt volgens eigen zeggen bij KCS in de [naam afdeling 2] .
Korte telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], zoals door [medeverdachte 3] beschreven, zijn door de Kmar ondervangen op respectievelijk 13 november 2009 en 4 december 2009 .
[medeverdachte 1] had volgens informatie van de Rijksdienst van het Wegverkeer in deze periode een blauwe Volkswagen Passat in zijn bezit .
Op grond van al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 3] met mijnheer D [medeverdachte 1] bedoelt.
De rechtbank zal derhalve in dit vonnis, waar de verklaring van [medeverdachte 3] wordt aangehaald waarin hij spreekt over mijnheer C en D, deze aanduiden met [verdachte] en [medeverdachte 1].
Ten aanzien van feit 1 (Zaaksdossier BA) en feit 2 (Zaaksdossier B7):
Naar aanleiding van een rechtshulpverzoek op 14 januari 2010 is bekend geworden dat [persoon 6] op 3 december 2009 voorafgaande aan zijn vertrek naar Nederland met vlucht KL785 werd aangehouden op Curaçao op verdenking van betrokkenheid bij de smokkel van een zending verdovende middelen. Hij werd door KLM personeel aangetroffen toen hij in het vliegtuig bezig was om zeven pakketten met vermoedelijk verdovende middelen in een vuilnistrolley te gooien.
De zeven pakketten waren verdeeld in een portie van drie pakketten en een portie van vier pakketten en gewikkeld in twee over elkaar getrokken plastic tassen. Deze tassen waren vervolgens geplaatst in een gele plasticzak voorzien van het opschrift “See Buy Fly”. Eén van voornoemde pakketten was voorzien van een ingedrukt logo van een schorpioen. De andere pakketten waren voorzien van een ingedrukt logo van een anker. Testen van de inhoud van de aangetroffen pakketten, met een bruto totaalgewicht van 7420 gram hebben uitgewezen dat deze vermoedelijk bestaan uit cocaïne, dan wel cocaïne bevatten .
Op grond van tapgesprekken is het vermoeden ontstaan dat de verdachten [verdachte], [medeverdachte 4], [medeverdachte 6], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3], allen werkzaam bij KCS, bij dit drugstransport betrokken zijn.
Uit onderzoek is vastgesteld dat [verdachte] in de periode van 20 juli 2009 tot en met 30 maart 2010 onder meer gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Ook is vastgesteld dat [medeverdachte 4] in de periode van 26 september 2009 tot en met 28 januari 2010 onder meer gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en regelmatig contact heeft gehad met het voornoemde telefoonnummer van [verdachte] .
Daarnaast is uit onderzoek naar voren gekomen dat [medeverdachte 5] in de periode van 30 oktober 2009 tot en met 4 december 2010 onder meer gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] en regelmatig contact heeft gehad met het voornoemde telefoonnummer van [verdachte] .
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken met betrekking tot deze telefoonnummers komt onder meer het volgende naar voren:
Op 1 december 2009 belt [medeverdachte 3] met [medeverdachte 1]. [roepnaam medeverdachte 1] zegt: ik wacht op je. [medeverdachte 3] zegt dat hij het voor hem zal brengen, misschien morgen. [medeverdachte 1] vraagt of hij het zich kan herinneren: Half. [medeverdachte 3] zegt: oke, ik denk op vrijdag. De rechtbank constateert dat de eerstvolgende vrijdag vrijdag 4 december 2009 is.
[verdachte] belt op 2 december 2009 te 12:22 uur [medeverdachte 5] en zegt: “Luister eens, morgen eeuuhh of of of eeuuhh vrijdag doen wij, oefenen wij een beetje in de gym. Wat doe jij?” [medeverdachte 5] zegt: “Ja, ik weet het, ik weet het. Ik kom morgen” .
Op 3 december 2009 te 12:20 uur ontvangt [verdachte] een sms-bericht van [medeverdachte 4] met de vraagt: “Wordt er vandaag niet getraind?” Kort daarop, om 12:27 uur, krijgt [medeverdachte 4] een sms-bericht terug van [verdachte] met de mededeling: “Morgen”. Om 12:47 uur belt [medeverdachte 5] [verdachte]. [verdachte] zegt hem dat morgen de training wel doorgaat, honderd, tweehonderd procent. [medeverdachte 5] zegt: “Dan is het goed” .
De volgende dag, 4 december 2009, om 05:44 uur belt een andere verdachte in het onderzoek Pan, [medeverdachte 1] , naar [medeverdachte 3] . Er wordt opgenomen met “Ja”. Er wordt geantwoord met “Ja” .
[medeverdachte 3] heeft over dergelijke korte telefoongesprekken met [medeverdachte 1] verklaard dat hij altijd voor aankomst van een zending werd gebeld en dat een dergelijk kort gesprek een bevestiging betrof .
[verdachte], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] hadden op 4 december 2009 een vroege dienst, beginnend om 6.00 uur en eindigend om 14.30 uur. [medeverdachte 4] had die dag een late dienst, van 14.30 uur tot 23.00 uur. [medeverdachte 5] was vrij. Die dag komen achtereenvolgend [verdachte] om 04:58 uur, [medeverdachte 6] om 04:58 uur, [medeverdachte 3] om 5.47 uur, [medeverdachte 4] om 05:57 uur het KCS gebouw binnen. [verdachte] verlaat het pand om 14:25 uur, [medeverdachte 4] om 08:32 uur, maar hij komt nogmaals om 13:39 uur het KCS gebouw binnen en verlaat het dan om 22:54 uur. [medeverdachte 6] verlaat het gebouw om 14:12 uur en [medeverdachte 3] om 14.34 uur .
Kort voor aanvang van zijn dienst, om 5:46 uur belt, [verdachte], die bij KCS werkzaam is op de ROA-afdeling , [medeverdachte 5], die bij KCS werkzaam is als chauffeur met de vraag of hij nog deze kant op komt, omdat “er wel is”. [medeverdachte 5] reageert hierop met de opmerking dat die andere vent er is. [verdachte] vraagt hem of [medeverdachte 5] die kleine vent bedoelt. [medeverdachte 5] bevestigt dit en zij komen beiden tot de conclusie dat de kleine vent het verder dus regelt . [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij met die kleine Chinese man verdachte [medeverdachte 6] bedoelt. [medeverdachte 6] is werkzaam bij KCS als chauffeur
Om 5:52 uur belt [verdachte] [medeverdachte 4] met de vraag of hij vandaag niet gaat werken. [medeverdachte 4] zegt daarop: “Ja, ik ben er bijna”. [verdachte] antwoordt hierop: “Ok, praat met die man wanneer jij er bent. Ze zijn er. Het is er. Die ene man is er niet, die kleine is er. Doe snel om er te zijn”. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat [verdachte] met “die kleine” [medeverdachte 6] bedoelt .
Om 6:51 uur, dus onder werktijd, belt [verdachte] naar [medeverdachte 4], die net als [verdachte] op de afdeling ROA werkt en vraagt hem het volgende: “Goed, eeuuhm, zegt tegen hem om al die drie zakken te kijken. Het zijn drie dingen. Hij moet kijken, boven kijken”. [medeverdachte 4] zegt vervolgens tot twee keer toe: “Kom naar mij toe”. [verdachte] stemt daarmee in”.
[verdachte] wordt enige tijd later, om 08:19 uur, gebeld door [medeverdachte 4], die zegt dat hij nog steeds op dezelfde plaats als daarnet staat. [verdachte] zegt: “Ja, maar als ik nu kom dan verdenken ze mij. Ik kom straks wel naar beneden, goed?” [medeverdachte 4] zegt: “Ja goed, goed, goed”. [verdachte] zegt: “Ga maar naar mijn kleedkamer. Je weet toch welke kleedkamer ik heb”. [medeverdachte 4] bevestigt dat .
Omstreeks 10.30 uur is in hetzelfde KLM vliegtuig dat als vlucht KL785 vanuit Curaçao naar Schiphol was gevlogen, één zwarte rugzak aangetroffen waarin zich twee plastic See Buy Fly tassen bevonden. De zwarte rugzak werd onbeheerd aangetroffen in een bagagebox boven de stoelnummers 33F en 33G. In deze twee plastic tassen werden pakketten aangetroffen met daarin een witte stof, waarvan na monsterneming en voorlopig onderzoek is gebleken dat deze stof vermoedelijk cocaïne bevatte. Nader onderzoek heeft vervolgens uitgewezen dat zich in de zeven, in de tas aangetroffen, kilopakketten in totaal 6985 kilogram netto van een stof vermoedelijk bevattende cocaïne bevond. Van deze pakketten waren twee pakketten voorzien van het logo Schorpioen en vijf pakketten voorzien van het logo Mitsubishi . Door het Nederlands Forensisch Instituut is onderzoek gedaan naar deze in beslag genomen stof. Hieruit is gebleken dat de aangeboden monsters cocaïne bevatten.
Om 10:40 uur op die dag belt [verdachte] [medeverdachte 4] en zegt hem dat het er nog niet is en dat “die man” heeft gevraagd of hij, [medeverdachte 4], het vanmiddag voor hem verder kan regelen. [medeverdachte 4] bevestigt dat. [verdachte] zegt: “Maar eeuuhhh luister eens, die ene man zegt ook dat hij er niks aan kan doen. Ik ben net weer bij hem geweest maar hij kan niks zeggen. Hij is net een flikker. Luister eens, mocht het niet lukken dan laat ik [roepnaam medeverdachte 2] jou helpen. Begrijp je, maar dan krijgt ook niemand anders er ene kut van. Goed?” [medeverdachte 4] zegt daar op “ja”. . [medeverdachte 4] heeft verklaard dat met “flikker” [medeverdachte 6] wordt bedoeld door [verdachte].
Om 12:12 uur belt [medeverdachte 4] [verdachte] en vraagt hem of “die man” het heeft kunnen regelen. [verdachte] zegt dat hij het niet weet en zegt [medeverdachte 4] hem zelf te bellen. [medeverdachte 4] antwoordt daarop: “Anders kom ik niet als hij het niet heeft kunnen regelen” .
Kort daarop, om 12:14 uur krijgt [verdachte] een sms-bericht van [medeverdachte 4] met de mededeling: “Kari piska mi kenen!”, hetgeen vanuit het Papiaments naar het Nederlands betekent: “Gezicht van een vis, bedoel ik” . Tijdens het verhoor op 31 maart 2010 heeft [medeverdachte 4] hierover verklaard dat hij door middel van dit bericht informeert of het vinden van de cocaïne al gelukt is. Met gezicht van een vis bedoelt hij de man voor wie de zending cocaïne eigenlijk bedoeld is, namelijk [roepnaam medeverdachte 3]. Hij weet verder niet hoe hij heet, maar hij weet wel dat [roepnaam medeverdachte 3] ook bij KCS werkt, bij [verdachte] in de groep. Hij had van [verdachte] gehoord dat de cocaïne voor [roepnaam medeverdachte 3] was bestemd. Deze [roepnaam medeverdachte 3] is een Surinaamse man van ongeveer 27 jaar oud. De rechtbank stelt vast dat met “[roepnaam medeverdachte 3]” verdachte [medeverdachte 3] wordt bedoeld.
Om 12:38 uur belt [verdachte] weer met [medeverdachte 5] en zegt: “Ik weet nog niks joh, die lul is volgens mij ook nog bang, die lul die jij ermee belast hebt”. [medeverdachte 5] zegt daarop: “Potver, man, die vent maakt mij moe man”. [verdachte] zegt: “En als je hem ook nog hoort praten, dan doet hij alsof hij de koning is, ondertussen is die schijtert gewoon bang”, en hij vraagt [medeverdachte 5] of hij nog niks van hem heeft gehoord. [medeverdachte 5] antwoordt: “Nee, nee, nee hij heeft gezegd dat hij bezig is, hij is achter bezig daar op de plaats, daar waar hij eraan is gekomen, daar staat hij nu” . Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] [roepnaam verdachte 1] wordt genoemd en [medeverdachte 5] heeft verklaard, dat met die “lul” en “de koning” [medeverdachte 6] wordt bedoeld.
Om 14:01 uur wordt [verdachte] door een andere verdachte in het onderzoek Pan, [medeverdachte 2], gebeld . [medeverdachte 2] zegt tegen [verdachte] in het telefoongesprek van 14.01 uur het volgende: “Wat voor gelul is dat, ik ben jou vanaf gisteren aan het bellen”. [verdachte] zegt: “Rustig aan, hey, wanneer jij deze kant op komt moet jij bij [medeverdachte 4] zijn, hij heeft jou nodig. [medeverdachte 4] wil met jou praten wanneer jij er bent. Ik kan niet met jou praten, dat doet [roepnaam medeverdachte 4], tot later .
[verdachte] belt om 14:04 uur weer naar [medeverdachte 2] en zegt: “Hey, wanneer wij weg gaan dan kom jij naar beneden. [roepnaam medeverdachte 4] moet serieus met jou praten”. [medeverdachte 2] vraagt: ”Hoezo, is er gelul?” [verdachte] zegt: “Neen, neen, nee juist goed, rustig” .De voornaam van verdachte [medeverdachte 4] luidt [voornaam medeverdachte 4].
Om 14.27 uur belt [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] en vraagt hem waar hij is. [medeverdachte 1] zegt beneden te zijn en dat hij naar boven komt.
Om 14:57 uur belt [medeverdachte 2] [verdachte]. [verdachte] vraagt hem of die man bij hem is geweest. [medeverdachte 2] bevestigt dit. [verdachte] vraagt: “Maar niets, hè?” [medeverdachte 2] zegt: “Nog niet” .
Direct daarna, om 14:57 uur, belt [medeverdachte 4] [verdachte]. [verdachte] vraagt hem of “die lui” daar zijn blijven staan. [medeverdachte 4] zegt: “Ja man, zij hebben mij vandaar weggestuurd”. [medeverdachte 4] zegt vervolgens dat hij toch dichtbij is en het in de gaten houdt. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 4] in de buurt is en [medeverdachte 4] bevestigt dit. [verdachte] zegt: “Kijk maar of die man jou kan helpen, maar wat zij ook met je praten, laat hun van niks weten”. [medeverdachte 4] zegt dat het voor elkaar komt .
Om 15:15 uur belt [medeverdachte 4] [verdachte] en zegt: “Die man heeft mij daarvandaan gehaald en mij achter neergezet, swa”. [verdachte] zegt: “Maar je moet kijken. Praat met die man, praat met die man en dan kijk je”. [medeverdachte 4] zegt hem wel te hebben gesproken, maar “die mannen beven(zijn bang)” en hij zegt dat ze wel gaan kijken. [verdachte] zegt [medeverdachte 4] hen te zeggen dat ze moeten kijken. [medeverdachte 4] gaat akkoord .
Om 17:01 uur krijgt [verdachte] een sms van [medeverdachte 4] in het Papiaments met de mededeling (naar het Nederlands vertaald): “We hebben gekeken, alles stil, of is er een smerig spelletje!!!” Met de opmerking “die mannen beven” bedoelt [medeverdachte 4] dat hij met ze gesproken heeft, maar dat ze bang zijn om te zoeken.
Om 17:34 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 2], die vraagt: “maar hebben jullie het goed gehoord?” [verdachte] antwoordt bevestigend en zegt dat hij niet weet wat er is gebeurd. [medeverdachte 2] zegt vervolgens: “bel Rubiano(=Arubaan) op”. Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 4] van Aruba komt.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat [verdachte] hem had gevraagd of hij naar de cocaïne wilde zoeken. [verdachte] gaf hem aan dat als het [medeverdachte 4] niet zou lukken, “[roepnaam medeverdachte 2]” hem zou helpen. [roepnaam medeverdachte 2] is een Antilliaanse man met rasta haar. Op grond van de beschrijving die [medeverdachte 4] van [roepnaam medeverdachte 2] geeft gaat de rechtbank er van uit dat het hier om een andere verdachte in het onderzoek Pan, [medeverdachte 2], gaat.
Op 4 december 2009 om 19:19 uur wordt [medeverdachte 1] vervolgens gebeld door een onbekende man. [medeverdachte 1] zegt tegen hem: “We waren vandaag allemaal ziek geweest. Het is vandaag niet goed gegaan. We hebben allemaal hoofdpijn” .
De volgende dag, 5 december 2009, belt [medeverdachte 4] naar [verdachte] en zegt: “dat ding van gisteren was kut zeg (…) ik ben het uit het oog verloren, ik denk dat zij het hebben weggegooid.”
Om 00:29 uur heeft [medeverdachte 3] een telefoongesprek met een onbekende man. De onbekende man vraagt [medeverdachte 3] of hij weet dat die man is aangehouden met het werk. [medeverdachte 3] zegt dat hij het ook niet weet, maar dat die man vandaag wel met iets had moeten komen. [medeverdachte 3] denkt dat die man aan de andere kant al fucked up is. De onbekende man zegt dat hij ze die man hopelijk niet met het werk hebben aangehouden. [medeverdachte 3] zegt daarop dat hij wel denkt dat dat dat het geval is .
Op 16 december 2009 belt [medeverdachte 3] naar P. [persoon 8]. [persoon 8] zegt hem onder meer dat die man hem heeft gevraagd om [medeverdachte 3] te vragen, of hij “die andere 7” heeft gevonden, want die man heeft “daar” gehoord dat “alle 7 daar zijn aangekomen”. [medeverdachte 3] deelt [persoon 8] mee dat ze niet zijn aangekomen en zegt dat als het zo was dat hij die man dat had gezegd en dat [persoon 8] het ook zou horen. [persoon 8] zegt daarop: “Ja toch. Want het vliegtuig had een tussenstop gemaakt. Al die 3 mannen hebben een tussenstop gemaakt (…) Die man en een (1) van die andere mannen zitten daar vast, die andere is verder gegaan” en vervolgens dat die man zegt dat er nog een weg open staat voor [medeverdachte 3]. [persoon 8] zegt tevens dat op de laptop die ze in beslag hebben genomen bij die man, al die dingen waren van die vuilbak . Op de laptop van [persoon 6] zijn foto’s van een waste-trolley aangetroffen.
De verdachten in de zaken B7 en B7A hebben verschillende verklaringen afgelegd.
Op 23 april 2010 heeft [medeverdachte 3] tijdens zijn verhoor bij de Koninklijke marechaussee (Kmar) verklaard dat hij [persoon 6] op 29 oktober 2009 heeft ontmoet om hem uit te leggen hoe het systeem werkt en hoe de drugs gesmokkeld moesten worden, zoals [verdachte] en [medeverdachte 1] dat ook aan hem, [medeverdachte 3], hadden uitgelegd. Hij heeft [persoon 6] de foto’s gegeven met de waste-trolleys die bij de arrestatie op de laptop van [persoon 6] zijn aangetroffen. [persoon 6] is kort na de ontmoeting op 29 oktober 2009 vertrokken naar Curaçao. [medeverdachte 3] verklaart ook dat hij op 4 december 2009 gewerkt heeft bij KCS. Zoals bekend was, zou er die dag wat komen, maar is er uiteindelijk niets gevonden .
Op 31 maart 2010 heeft [medeverdachte 4] tijdens zijn verhoor bij de Koninklijke marechaussee (Kmar) verklaard dat hij “open spel gaat spelen”. Hij verklaart dan als volgt: Zij zouden wat gaan doen met cocaïne. Hij weet niet waar het vandaan zou moeten komen, maar het zou in die drie vuilniszakken moeten zitten. Er zou iets voor iemand komen en [verdachte] wilde dit eerder vinden dan die iemand. Als [verdachte] het gevonden zou hebben, zou hij het verdelen tussen [roepnaam medeverdachte 6], [medeverdachte 4] en zichzelf. [verdachte] had hem dat verteld in de kleedkamer. [medeverdachte 4] zou alleen met [roepnaam medeverdachte 6] moeten praten en dan zou hij weg gaan. Hij zou hiervoor wel een aandeel in de opbrengst krijgen.
Op 3 december 2009 heeft [medeverdachte 4] bij [verdachte] geïnformeerd door middel van een sms-bericht met de tekst “Wordt er vandaag niet getraind” of er nog iets ging gebeuren. Hiermee bedoelt hij of het plan van [verdachte] nog door ging. Met het sms-bericht dat [verdachte] terug stuurt, bedoelt [verdachte] volgens [medeverdachte 4] dat zijn plan morgen gaat gebeuren.
Op 4 december 2009 is [medeverdachte 4] naar zijn werk gegaan omdat hij dacht dat hij een vroege dienst had. Dit bleek achteraf een late dienst te zijn. [verdachte] wist dat hij vroege dienst had die dag en heeft hem benaderd. Hij had eerder die week al aan [verdachte] doorgegeven dat hij een vroege dienst zou hebben op 4 december 2009. [verdachte] heeft hem toen gebeld en gevraagd of hij met [roepnaam medeverdachte 6] wilde gaan praten. Hij wist dat hij met [roepnaam medeverdachte 6] moest gaan praten over het plan van [verdachte], namelijk om een zending cocaïne van iemand anders eerder te vinden dan degene voor wie het daadwerkelijk bestemd was. [verdachte] spreekt over een persoon die er niet is en dat is [roepnaam persoon 9]. [roepnaam persoon 9] is een Antilliaanse man. [roepnaam persoon 9] is een bijnaam, [medeverdachte 4] weet niet hoe hij echt heet. [roepnaam persoon 9] werkt ook bij transport in dezelfde groep als [roepnaam medeverdachte 6]. [roepnaam persoon 9] en [roepnaam medeverdachte 6] zijn allebei schaarwagen chauffeur. Nadat [verdachte] [medeverdachte 4] gebeld had, heeft hij [roepnaam medeverdachte 6] ontmoet en met hem gesproken in de gang bij de kleedkamers. [verdachte] heeft hem nogmaals gebeld nadat hij met [roepnaam medeverdachte 6] had gesprokken om aan hem door te geven dat hij in de drie zakken moest kijken naar de drie dingen. [medeverdachte 4] denkt dat [verdachte] hiermee bedoelde dat [roepnaam medeverdachte 6] in afval afkomstig van een vlucht moest kijken of er cocaïne in zat. Als de cocaïne was gevonden, dan had hij hiervoor geld gekregen. Hij weet echter niet hoeveel hij zou krijgen want hij wist niet om hoeveel cocaïne het ging en de betaling hangt af van de hoeveelheid cocaïne. [verdachte] had tegen hem gezegd dat ze de opbrengst 50/50 zouden verdelen. Hij had verwacht hiervoor ongeveer 15.000,-- euro te krijgen. Op grond van de beschrijving die [medeverdachte 4] van [roepnaam medeverdachte 6] en [roepnaam persoon 9] geeft gaat de rechtbank er van uit dat het hier om respectievelijk de verdachten [roepnaam medeverdachte 6] en [roepnaam medeverdachte 5] gaat.
Over hetgeen [medeverdachte 6] die dag heeft gedaan heeft [medeverdachte 4] verder nog verklaard dat [medeverdachte 6] een uitvoerende rol had. Hij moest immers zoeken voor [verdachte].
[medeverdachte 5] heeft verklaard, volgens het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van de verbalisanten, dat [verdachte] hem vaak heeft gevraagd om drugs te pakken op het vliegtuig voordat anderen het pakken. [medeverdachte 5] kreeg van [verdachte] te horen op welke vlucht het zou zitten. Hij weet dan dat er verdovende middelen op die vlucht zit. [verdachte] zei hem ook hoe en waar de drugs verstopt zou zitten. Het zit meestal in de upperdeck waste trolley. Het zit ook wel eens achter maar dat weet hij niet zeker. Het zit wel altijd in de waste trolley. [verdachte] heeft hem verteld dat de douane van Curaçao het zet.
[verdachte] zei een paar dagen voor 4 december 2009 tegen hem dat er iets aan kon komen. [medeverdachte 5] heeft toen gezegd dat hij niet alle dagen kon werken en toen heeft hij [verdachte] gezegd dat [roepnaam medeverdachte 6] ([medeverdachte 6]) daar is en dat [verdachte] hem kon vragen. [verdachte] had ook [medeverdachte 4] gevraagd om te gaan kijken. [medeverdachte 4] had hem daarover gebeld op 4 december 2009 met de mededeling dat hij niet kon blijven. [medeverdachte 6] ging kijken op die kist. Het vluchtnummer van de desbetreffende vlucht begon met een zeven. [medeverdachte 6] zei hem dat die kist op de buffer stond. Volgens [medeverdachte 5] had [medeverdachte 6] iets gezegd als: “Nee, de kist wordt nu gesleept naar de buffer. Ik volg de kist”. [medeverdachte 6] had hem daarover gebeld. [verdachte] had gebeld en gezegd dat [medeverdachte 6] bang was.
[medeverdachte 6] heeft [medeverdachte 5] die dag drie tot vier keer gebeld, om [medeverdachte 5] op de hoogte te houden. [medeverdachte 5] zei [medeverdachte 6] nog dat hij [verdachte] moest bellen om [verdachte] op de hoogte te houden.
[medeverdachte 5] was vrij die dag, maar [roepnaam verdachte 1] had hem herhaaldelijk gevraagd of hij kon werken. Maar het was onduidelijk wanneer er wat zou komen. En dan was het volgens [medeverdachte 5] weer dat het woensdag zou komen en toen weer donderdag, maar vrijdag was hij vrij en dus heeft hij [medeverdachte 6] geregeld. [medeverdachte 6] heeft hem tot 14.00 uur gebeld en gezegd dat hij bij de kist stond en verder niets want hij kon niet.
[medeverdachte 5] weet niet hoeveel hij van [verdachte] zou krijgen, als het gelukt was, want het geld wordt verdeeld. Het is al eens voorgekomen dat hij geld had gekregen maar dat is lang geleden. Hij heeft een keer 30.000,-- euro gehad. Dit was voor een zending. Hij heeft het gepakt op een kist vanuit Bonaire. Hij heeft zijn wagen gepakt, is toen naar de kist gereden en heeft het gewoon gepakt.
[medeverdachte 6] heeft bij de Kmar verklaard dat [medeverdachte 5] [verdachte] naar hem heeft gestuurd om te vragen of [medeverdachte 6] “het” wilde doen. [verdachte] zei tegen [medeverdachte 6] dat er een lading met drugs was gekomen met een vlucht uit Curaçao. [verdachte] wilde dat [medeverdachte 6] ging zoeken. [medeverdachte 5] heeft hem gevraagd om “de spul” eruit te halen.
Ter terechtzitting van 17 januari 2011 heeft [verdachte] verklaard dat hij wist dat [medeverdachte 3] van plan was iets te doen. [medeverdachte 3] had tegen hem gezegd dat hij op spul wachtte en [verdachte] wilde proberen met [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] het spul in te pikken voordat het bij [medeverdachte 3] was. Tijdens het tapgesprek van 3 december 2009 om 12:47 uur heeft [verdachte] tegen [medeverdachte 5] gezegd dat de training doorgaat, 100, 200 procent. [verdachte] verklaarde ter zitting dat het gesprek over verdovende middelen gaat. Het telefoongesprek van 4 december 2009 om 05:46 uur met [medeverdachte 5] had tevens te maken met verdovende middelen, die [verdachte] van [medeverdachte 3] wilde pikken. Ook het telefoongesprek van 4 december 2009 om 06:51 uur met [medeverdachte 4] met de vraag of die zakken er zijn, gaat om verdovende middelen. Het daaropvolgende telefoongesprek met [medeverdachte 4] om 10:40, waarin wordt gezegd dat het er nog niet is, gaat volgens [verdachte] over het feit dat zij de verdovende middelen die ze wilden inpikken, niet konden vinden.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat het in de zaaksdossiers B7 en B7a één transport betrof en dat de wil van verdachten gericht was op het (verder) binnen Nederland brengen van het gehele transport van 14,4 kilo cocaïne.
Dat het hier om één transport gaat baseert de rechtbank op het volgende omstandigheden:
- beide partijen drugs zaten op dezelfde vlucht de KL785 die op 3 december vanuit Curaçao naar Nederland vertrok
- beide partijen betroffen 7 kilopakketten cocaïne
- beide partijen waren op soortgelijke wijze verpakt
- in beide zendingen is op een of meer pakketten het logo Schorpioen aangetroffen
- het telefoongesprek tussen [medeverdachte 3] en Sumpter over de (andere) 7 die wel aangekomen zouden zijn.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten [verdachte], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] op 3 en 4 december 2009 en de periode daaraan voorafgaand hebben geprobeerd de zending 7,4 kilo cocaïne, die op 3 december 2009 op Curaçao in beslag was genomen, (verder) in Nederland in te voeren. Ook acht de rechtbank bewezen dat de verdachten [verdachte], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] op 4 december 2009 7 kilo cocaïne (verder) in Nederland hebben ingevoerd.
Ten aanzien van feit 3 (Zaaksdossier B1):
Uit analyse van de uitgeluisterde telefoongesprekken zijn in deze zaak (zaaksdossier B1) als verdachten aangemerkt [verdachte] en [medeverdachte 8]. Op basis van stemherkenning is vastgesteld dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] door [voornamen verdachte] [verdachte] wordt gebruikt en [telefoonnummer 4] door [voornaam medeverdachte 8] [medeverdachte 8] . [verdachte] is bij KCS werkzaam op de ROA-afdeling ; [medeverdachte 8] werkt eveneens bij KCS .
Op 12 september 2009 worden de volgende gesprekken gevoerd:
Om 07.27 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 8] en vraagt of hij nog ligt te slapen. Als [medeverdachte 8] dat bevestigt en zegt dat het goed is, zegt [verdachte]: “Kom, kom ik heb iets, kom” .
Om 08.14 uur vraagt [medeverdachte 8] aan [verdachte]: “ He, swa, waar ben je”. [verdachte] antwoordt: “Hier beneden ik ben (…) Ik kan de dingen niet uit krijgen, het zit een beetje vast.” [medeverdachte 8] zegt: “O ja, is goed, ik kom zo” .
Om 09.15 uur zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 8]: “Jij komt morgen bij mij thuis?” En als [medeverdachte 8] antwoordt dat hij dan niet kan komen, vraagt [verdachte] of hij niet vandaag kan komen. [medeverdachte 8] geeft aan dat hij vandaag niet kan en ze spreken af om later weer te bellen .
Onderzoek van de door de gebruikte telefoons aangestraalde zendmasten levert op, dat de telefoon van [verdachte] tijdens deze telefoongesprekken een zendmast op Schiphol aanstraalt gelegen aan de Herbergierstraat/Randweg. Daarbij komt uit de onderzoeksgegevens ook naar voren dat de telefoon van [medeverdachte 8] zich om 07.27 uur nog in Amsterdam bevindt, daar deze de zendmast in de Linnaeusstraat aanstraalt, welke gelegen is in de buurt van zijn huis aan de [straatnaam medeverdachte 8]. Deze telefoon straalt vervolgens om 08.14 uur de zendmast aan op Schiphol bij de Evert van de Beekstraat, welke straat is gelegen in de nabijheid van de Havenmeesterweg te Schiphol waar het KCS-gebouw zich bevindt, en om 09.16 uur weer de zendmast aan de Linnaeusstraat te Amsterdam .
[verdachte] was aanvankelijk op 12 september 2009 niet ingeroosterd bij KCS, maar had die dag een extra dienst . Volgens het dienstrooster van KCS was [medeverdachte 8] die dag vrij .
Op de bij KCS opgevraagde camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 8] op 12 september 2009 omstreeks 8.13 uur door het beeld loopt van de camera die gedeeltelijk zicht heeft op het toegangstourniquet aan de straatzijde van gebouw 540 van KCS. Zijn KLM-pas is die dag om 08.11.45 uur als inkomend geregistreerd. [medeverdachte 8] is verder herhaaldelijk in beeld te zien, lopend op de eerste verdieping van het KCS-gebouw. Omstreeks 8.48 uur is te zien dat hij richting de klapdeuren loopt, kennelijk om het pand te verlaten. Zijn KLM-pas is om 08.49.29 uur als uitgaand is geregistreerd. Ook is aan de hand van de camerabeelden en de tourniquetgegevens vastgesteld dat [verdachte] die dag om 04.46.04 uur het KCS-gebouw binnenkomt en om 14.10.56 uur KCS verlaat .
Op basis van de zendmastgegevens is vastgesteld dat de telefoon van [medeverdachte 8] - 47 minuten na het telefoongesprek van 07:27 uur tussen hem en [verdachte] - de zendmast aan de Evert van Beekstraat te Schiphol aanstraalt. De tijd om bij een normale snelheid van de [straatnaam medeverdachte 8] in Amsterdam te rijden naar het KCS-gebouw aan de Havenmeesterweg te Schiphol, bedraagt blijkens informatie van de ANWB en bij proefneming door de Kmar circa 22 minuten .
Op zaterdag 12 september 2009 vóór 07.27 uur zijn op Schiphol vier vliegtuigen van de KLM afkomstig uit zogenoemde bronlanden van verdovende middelen aangekomen, namelijk om 06.25 uur de KL0714 uit Paramaribo, Suriname, om 05.30 uur de KL0566 uit Nairobi, Kenia, om 05.30 uur de KL0588 uit Lagos, Nigeria en om 05.30 uur de KL0590 uit Accra, Ghana .
Ter terechtzitting verklaarde [verdachte] dat hij op 12 september 2009 tijdens zijn werk een metalen box op de pallet wilde zetten en merkte dat deze zwaar was. Toen hij in de box keek zag hij dat achterin de box een extra metalen plaat was geplaatst, voor de achterkant. Hij zag dat er een doorschijnend wit plastic achter zat, dat een beetje over de rand van de plaat heen stak. Hij zag dat de inhoud wit was. Het lukte hem niet om de plaat los te krijgen en de inhoud te verwijderen. Hij had [medeverdachte 8] gebeld en hem gevraagd om te komen helpen. Hij dacht dat het om verdovende middelen ging en die wilde hij pakken. Het was de bedoeling dat [medeverdachte 8] de verdovende middelen vervolgens naar buiten zou brengen. [medeverdachte 8] is daarop, hoewel hij niet ingeroosterd was, naar het KCS gebouw gekomen en naar binnen gegaan. Het was de bedoeling van [verdachte] om de verdovende middelen te verkopen en de opbrengst daarvan met [medeverdachte 8] te verdelen.
[verdachte] verklaarde ter zitting daarbij niet zeker te weten dat het daadwerkelijk om verdovende middelen ging, maar hij ging daar wel van uit. Hij had namelijk een keer eerder een dergelijk pakket gevonden, dit toen aan zijn leidinggevende overhandigd en toen van zijn collega’s te horen gekregen dat dit dom was omdat hij daar veel geld mee had kunnen verdienen.
Voorts verklaarde hij dat hij het pakket er uiteindelijk niet uit heeft kunnen krijgen, het voor [medeverdachte 8] niet mogelijk was om op zijn afdeling te komen en dat hij daarom het pakket toen maar heeft laten zitten, waarna [medeverdachte 8] weer naar huis is gegaan.
De rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig en overweegt hieromtrent het volgende.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte 1] al in juli 2009 zich bezig hielden met verdovende middelen en het duidelijk was dat zij de laatste jaren de touwtjes in handen hadden. Over de werkwijze van de smokkel verklaarde hij dat de verdovende middelen uit de Antillen kwamen en werden verstopt in trolleys. Binnen KCS werden de verdovende middelen uit de trolleys gehaald. Dan werd op het toilet de cocaïne aan iemand gegeven die het buiten het gebouw van KCS moest brengen .
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij [verdachte] al in 2008 heeft gevraagd of deze een box voor hem zou kunnen pakken en dat [verdachte] hem, [medeverdachte 5], vaak heeft gevraagd om drugs op het vliegtuig te pakken voordat anderen het pakken. [verdachte] geeft door op welke vlucht het zit en waar de drugs verstopt zitten .
De rechtbank concludeert hieruit dat [verdachte] zich al voor september 2009 bezig hield met de invoer van verdovende middelen.
Uit de telefoongesprekken tussen [medeverdachte 8] en [verdachte], de komst van [medeverdachte 8] naar KCS op zijn vrije dag terwijl hij nog lag te slapen toen hij voor het eerst door [verdachte] gebeld werd, zijn korte verblijf in het KCS-gebouw en het telefoongesprek tussen [medeverdachte 8] en [verdachte] waarbij werd afgesproken dat [medeverdachte 8] de volgende dag naar het huis van [verdachte] zou komen, leidt de rechtbank, mede gelet op de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5], af dat op 12 september 2009 door [verdachte], [medeverdachte 8] en een of meer anderen, verdovende middelen Nederland zijn ingevoerd.
De rechtbank neemt aan op basis van hetgeen hiervoor in het vonnis onder aanleiding van het onderzoek is besproken dat het cocaïne betreft en zal de tenlastelegging op dit punt verbeterd lezen. Blijkens de verklaring van verdachte en het verdere verhandelde op de terechtzitting, is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Ten aanzien van feit 4 (Zaaksdossier B2):
Op grond van tapgesprekken is het vermoeden ontstaan dat op 27 september 2009 een partij verdovende middelen Nederland is binnengebracht. Er zijn geen verdovende middelen onderschept door de Kmar. Verdachten ontkennen betrokkenheid bij enig transport op 27 september 2009.
Verdachten [verdachte], [medeverdachte 9] en [medeverdachte 2] hadden allen dienst op 27 september 2009 van 6.00 uur tot 14.30 uur. Bij aanvang van de dienst is [medeverdachte 9] in bezit van een zwarte handtas en een zilver kleurige plastic tas .
Tijdens de dienst, om 12.54 uur, hebben [medeverdachte 2] en [verdachte] telefonisch contact waarbij [medeverdachte 2] [verdachte] vraagt te komen om te kijken. Ze spreken boven af . Op camerabeelden is te zien dat [verdachte] vervolgens ongeveer een minuut later naar boven komt . Hij belt dan met [medeverdachte 2] die hem vraagt te wachten, hij komt er aan .
Later die middag, om 14.16 uur, wordt [verdachte] gebeld door een onbekende man die vraagt of “het” goed gaat en of “het” gelukt is. [verdachte] antwoordt dat dat nog niet het geval is . Deze onbekende man maakt gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] .
Kort na dit gesprek hebben [verdachte] en [medeverdachte 2] kort persoonlijk contact. Enkele minuten hierna hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] een ontmoeting en gaan zij richting hun kleedkamers. Binnen KCS zijn aparte mannen- en vrouwenkleedkamers. De kleedkamers liggen in dezelfde gang .
Volgens [medeverdachte 9] gaan [medeverdachte 2], hun collega [persoon 10] en zij over het algemeen direct na hun dienst naar huis. Soms moet ze vijf minuten wachten en dat doet zij in de kleedkamer .
Om 14.41 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 2]. [verdachte] vraagt of hij er nog is . Dit is dus na het einde van de reguliere diensttijd.
[medeverdachte 2] vraagt in een daar direct op volgend gesprek aan [verdachte] of hij “het” gevonden heeft. In een kort daarna tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] gevoerd gesprek is duidelijk sprake van stress; [verdachte] zegt: Er zijn mensen daar boven. Kijk naar ze uit . Om 14.51 uur vraagt [medeverdachte 2] aan [verdachte] iemand te laten komen om “dit” weg te laten gooien omdat hij, [medeverdachte 2], “het” eruit heeft gehaald. Direct daarna belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 9] en vraagt haar naar zijn kleedkamer te komen. Omdat zij de mannenkleedkamer niet kan betreden moet zij bij de deur komen .
[medeverdachte 9] loopt naar de mannenkleedkamer en heeft op dat moment een zwartkleurige tas bij zich. Een paar minuten later loopt [medeverdachte 2] eveneens in de richting van de mannenkleedkamer. Vervolgens loopt hij, in zijn werkkleding, vanuit de ROA-afdeling in de richting van de vrouwenkleedkamer. Hij heeft dan een zilverkleurige plastic tas bij zich en te zien is dat deze tas is gevuld met een vierkant, althans hoekig, pak. Ongeveer tegelijkertijd betreedt [medeverdachte 9] de vrouwenkleedkamer, terwijl zij in haar hand een tas vast houdt. Twee minuten later loopt [medeverdachte 2] terug in de richting van de mannenkleedkamer zonder het tasje.
Ongeveer tegelijkertijd loopt [medeverdachte 9] vanuit de richting waar [medeverdachte 2] net vandaan kwam, met een tas richting uitgang en verlaat het pand van KCS. [medeverdachte 2] volgt enige minuten later. Hij is dan omgekleed .
[medeverdachte 9] verklaart tegenover de Kmar dat zij niet gelijk met [medeverdachte 2] naar buiten gaat, maar op hem wacht bij de bushalte .
[verdachte] verklaart dat zijn gesprekken met [medeverdachte 2] over Viagra gingen. Hij ontmoet [medeverdachte 2] in diens kleedkamer en neemt in de gang de Viagra over van [medeverdachte 2]. Hij treft [medeverdachte 2] alleen als die Viagra heeft. Geconfronteerd met telefoongesprekken van de 27ste september beroept [verdachte] zich op zijn zwijgrecht .
[medeverdachte 2] zegt bij de Kmar zijn stem niet te herkennen, dan wel zich de inhoud van de gesprekken niet meer te herinneren. Hij verklaart niet over een Viagrahandel met [verdachte].
Over de inhoud van de tas verklaart [medeverdachte 9] dat daar mogelijk plastic bakjes hebben ingezeten van het eten .
[medeverdachte 2] verklaart dat er van alles in gezeten kan hebben, mogelijk ook eten .
De rechtbank constateert dat de verklaringen van verdachten uiteen lopen en dat zij ook niet een verklaring geven voor de moeite die verdachten zich, na hun reguliere werktijd, getroosten om het tasje op een heimelijke manier bij [medeverdachte 9] te krijgen.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] en de aanhouding van KCS medewerker [persoon 11] volgt dat de verdovende middelen, wanneer deze uit de trolleys verwijderd waren, door een koerier het gebouw uitgebracht werden, hetgeen als zeer risicovol werd gezien omdat er regelmatig controles waren.
Nadat zowel [medeverdachte 9] als [medeverdachte 2] het KCS gebouw hebben verlaten, belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 9] en vraagt of zij vandaag aan het werk is. Als [medeverdachte 9] ontkennend antwoordt en zegt dat ze moeten opschieten, zegt [medeverdachte 2]: “Andy zei wacht daar. Ik ga die geld betalen ja” . Vervolgens belt hij, om 15.12 uur, met de eerder genoemde onbekende man met telefoonnummer [telefoonnummer 5]. De mannen maken een afspraak om elkaar te ontmoeten op dezelfde plek als de vorige keer over ongeveer een half uur. De onbekende man zal voor de spullen van [medeverdachte 2] zorgen . [verdachte] belt om 15.39 uur met dezelfde man. Hij vraagt dan of de man “de cd’s” heeft ontvangen. De man denkt kennelijk even na en meldt dan dat hij die zo meteen gaat ophalen, de man informeert nog even of het bij oom gelukt is, hetgeen bevestigd wordt door [verdachte] .
De inhoud van de hiervoor weergegeven telefoongesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 2], in combinatie met de inhoud van de gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9], de inhoud van de gesprekken tussen de onbekende man en achtereenvolgens [verdachte], [medeverdachte 2] en [verdachte], het afgeven van het zilverkleurige tasje met inhoud door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 9] en de hiervoor onder 4.2. aanleiding Pan onderzoek naar invoer cocaïne opgenomen gevolgtrekking van de rechtbank dat via KCS grote partijen drugs Nederland binnen werden gebracht waarbij in ieder geval [verdachte] op 27 september 2009 al eerder betrokken was geweest, leiden ertoe dat de rechtbank - bij gebreke aan een aannemelijke verklaring van de verdachten - niet anders kan dan concluderen dat het ook nu om een hoeveelheid cocaïne is gegaan die via de ROA-afdeling van KCS is binnengekomen en door [medeverdachte 9] buiten het gebouw is gebracht.
[verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] hebben nauw samengewerkt teneinde deze smokkel te kunnen voltooien. De rechtbank acht dan ook de opzettelijke invoer van verdovende middelen, in vereniging gepleegd bewezen. De rechtbank neemt aan op basis van hetgeen hiervoor in het vonnis onder aanleiding onderzoek is besproken dat het cocaïne betreft en zal de tenlastelegging op dit punt verbeterd lezen. Blijkens het verdere verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Ten aanzien van feit 6 (Zaaksdossier B4):
Op 11 oktober 2009 heeft het onderzoeksteam tijdens een doorzoeking van het KLM vliegtuig met registratie PH-KCK, welke als vlucht KL 754 vanuit Guayaquil en Bonaire in Amsterdam was gearriveerd, achter in een bruinachtige halve cateringtrolley met het nummer 22579 een smokkelgordel met een aantal pakketten aangetroffen en in beslag genomen . Aan de deur van deze trolley was een kaartje bevestigd met - onder meer - de cijfers 123. Het ging om zes pakketten met daarin netto 5961 gram vermoedelijke cocaïne. Hiervan zijn zes monsters genomen en naar het NFI gestuurd . Het NFI heeft de monsters onderzocht en daarover gerapporteerd op 23 oktober 2009: alle zes monsters bevatten cocaïne .
De telefoon van verdachte is afgeluisterd. Verdachte spreekt in de periode 8 tot en met 10 oktober 2009 met [persoon 1], die wegens de betrokkenheid bij dit drugstransport is vervolgd op Bonaire (onderzoek Evelien Klein) .
Op 8 oktober 2009 deelt [persoon 1] telefonisch mee aan verdachte, dat hij met [bijnaam persoon 1] spreekt, de grote broer, dat er “iets” niet zo goed gaat en dat hij met hem wil praten om te kijken wat zij kunnen doen. Later op de avond vraagt [persoon 1] aan [verdachte] of hij “het werk” wil overnemen en voor hem kan vasthouden. Hij wil dat [verdachte] voor hem in de gaten houdt of de “koelkast” verzegeld aankomt. [persoon 1] zegt dat “zij met de tape er vandoor zijn waar alles op staat wat er is gebeurd. Maar het schijnt dat het niet daar is gebeurd maar verder op” . In het onderzoek Evelien Klein is op 1 oktober 2009 een video-opname bij de directie van Goddard Catering opgevraagd die mogelijk relevant was voor dat onderzoek. [persoon 1] zegt voorts dat [verdachte] eerst een ander telefoonnummer in gebruik moet nemen “zodat ik jou het huisnummer kan geven” en omdat dit een oud nummer is en hij op deze niet kan praten zoals hij wil.Ook zegt [persoon 1] dat hij in Colombia is .
[verdachte] geeft de volgende dag een nieuw 06-nummer door aan [persoon 1]. [persoon 1] geeft aan dat hij zich “voor deze” gereed maakt en vraagt aan [verdachte] of hij “1 of 2” moet doen. [verdachte] geeft aan “1”. [persoon 1] vindt dat goed en gaat “oom” bellen om hem het nummer van “de koelkast” door te geven .
Een dag later geeft [persoon 1] [verdachte] de nummers 22579 en 123 door met de mededeling “die vuile kleur, die bruine”. Er wordt afgesproken om 8 uur te bellen om te weten wat er gaande is. Op de vraag van [verdachte] hoe deze verder in werking gaat, antwoordt [persoon 1]: “alles blijft hetzelfde het enige is dat jij het in ontvangst neemt en jij bewaart het voor mij. (…) nu ”sturen wij maar een (1)” .
Uit onderzoek door de Kmar is gebleken dat elke cateringtrolley is voorzien van een vijf cijferig of acht cijferig nummer. De locatie van de trolley wordt aangegeven door middel van een drie cijferig nummer, te weten de galley beginnend met het cijfer 1, het cijfer 2 voor de desbetreffende rij of hoogte en 3 voor de kolom of breedte in de galley .
Op 11 oktober 2009 is de KLM pas van [verdachte] geregistreerd als inkomend om 05:07 uur . Uit onderzoek naar het werkrooster bleek dat [verdachte] op 11 oktober 2009 ingeroosterd stond voor een dienst van 06:00 uur tot 14:30 uur .
Om 08:31:14 uur zegt [verdachte] tegen [persoon 1], die dan met een telefoonnummer van Curaçao belt: “nog helemaal niks, niks, niks”. Hij vraagt of zij het er zeker in hebben gedaan. [verdachte] zegt: “ik krijg 122 maar geen 0123” . Om 09:35:14 uur geeft [verdachte] weer aan “helemaal niks, niks, niks, het is er niet”, waarop [persoon 1] zegt dat hij het heeft nagetrokken en dat het zeker is .
In de fouillering van [verdachte] werd onder andere een mobiele telefoon aangetroffen van het merk Nokia, type E65. Uit onderzoek naar dit toestel kan worden opgemaakt dat:
- aan de Nokia, type E65 het telefoonnummer [teleoonnummer 1] toebehoort;
- in de map afbeeldingen onder andere een afbeelding was opgeslagen met daarop vermoedelijk twee cateringtrolleys .
Tevens werd in bovengenoemde Nokia E65 in de map “video’s” onder andere één video-opname aangetroffen, welke was opgeslagen en gedateerd op zondag 11 oktober 2009 om 06:32:40 uur. De totale lengte van de video-opname is 18:41 minuten. Op de gehele video-opname is uitsluitend zwart beeld te zien. Op de video-opname is echter wel geluid te horen. De stemmen van [verdachte] en [medeverdachte 11] zijn door het onderzoeksteam herkend. Uit het geluidsfragment kan onder andere worden opgemaakt dat [medeverdachte 11] en [verdachte] spreken over cateringtrolleys en over een cateringtrolley die [verdachte] niet heeft kunnen vinden, namelijk trolley 123 .
Verdachte verklaarde ter terechtzitting van 17 januari 2011 dat hij met [bijnaam persoon 1] (alias [persoon 1]) een gesprek heeft gevoerd, waarbij hij zich akkoord heeft verklaard om een (proef) zending verdovende middelen voor deze in ontvangst te nemen, maar dat hij er daarbij vanuit ging dat het om één kilo zou gaan, omdat zij over één spraken. Verdachte verklaarde dat hij daar verder niet op heeft doorgevraagd. Verdachte verklaarde voorts dat hij met “het wilde bewaren” bedoelde dat hij de verdovende middelen zou hebben gepakt, en deze meegenomen en bewaard zou hebben voor [bijnaam persoon 1].
Nu verdachte niet doorgevraagd heeft om hoeveel cocaïne het in dit transport zou gaan, heeft hij, zo hij al niet op de hoogte was van het werkelijke gewicht, het aanmerkelijke risico genomen dat zich meer cocaïne in de zending zou bevinden dan hij dacht, zodat hij - in elk geval in voorwaardelijke zin - het de opzet op de invoer van de volledige hoeveelheid inbeslaggenomen cocaïne heeft gehad. Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] ter zake in ieder geval nauw en bewust heeft samengewerkt met [persoon 1]. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit derhalve bewezen.
Ten aanzien van feit 7 (Zaaksdossier B6):
Begin november 2009 heeft [medeverdachte 2] herhaaldelijk telefonisch contact met [verdachte] . [verdachte] zegt in die gesprekken onder meer tegen [medeverdachte 2] dat hij de boodschap voor hem heeft doorgegeven, dat “die man” tegen hem gezegd heeft dat hij contact met [medeverdachte 2] zou opnemen en dat [medeverdachte 2] hem anders maar moet bellen. [medeverdachte 2] heeft zijn nummer echter niet en zegt “Ik heb alles geprobeerd. Ik heb alles daarop gedaan.” [verdachte] zegt: “Bel hem zeven uur vanavond” .
Die avond wordt [medeverdachte 2] gebeld door verdachte [medeverdachte 10]. Ze spreken af om elkaar te ontmoeten . De volgende dag belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 10]. [medeverdachte 10] zegt dat hij net bij “ruman” vandaan komt en dat die hem heeft uitgelegd dat “de auto” ’s morgens aankomt. [medeverdachte 2] zegt dat “dat ding” niet kan aankomen en dat [medeverdachte 10] morgen het juiste rond drie uur van hem krijgt. [medeverdachte 10] zegt nog dat hij “hem” net heeft uitgelegd dat dat ding misschien langs/via “flamingo” gaat . De luchthaven op Bonaire staat bekend als Flamingo International Airport. De rechtbank gaat ervan uit dat in het telefoongesprek versluierd wordt gesproken over deze luchthaven.
Op 10 november 2009 wordt [medeverdachte 2] weer gebeld door [medeverdachte 10], die zegt: “compleet, compleet”. [medeverdachte 10] vraagt aan [medeverdachte 2] of hij de 12e moet werken. [medeverdachte 2] bevestigt dat en vraagt of ze een feestje hebben. [medeverdachte 10] bevestigt dat: “Zeker weten, zeker weten dat er een feestje is''. De volgende dag hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 10] wederom telefonisch contact. Ze spreken af elkaar te ontmoeten. [medeverdachte 2] is er iets na 17.00 uur. Om 17.10 uur heeft [medeverdachte 2] bij zijn woning in Den Haag een ontmoeting met een man, die uit een rode auto stapt van het merk Alfa met kenteken [nummer kentekenplaat 2]. Om 17.20 uur vertrekt de auto van [medeverdachte 2]. Voorin bevinden zich twee personen. De auto wordt om 18.12 uur geparkeerd ter hoogte van het gebouw van KCS op Schiphol. Kort hierna parkeert de auto ongeveer honderd meter verderop en kort daarna rijdt de auto met lage snelheid langs KCS-gebouw. Om 19.03 uur wordt de auto van [medeverdachte 2] weer nabij zijn woning in Den Haag geparkeerd. Uit de auto stappen [medeverdachte 2] en eerdergenoemde man. De man stapt in de rode Alfa en rijdt naar Rotterdam. Op 16 november 2009 is [medeverdachte 10] in de rode Alfa gesignaleerd . De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 10] degene is die op 11 november 2009 met [medeverdachte 2] bij het KCS-gebouw is geweest. Hij heeft zichzelf ook op de foto herkend . De auto is van de zus van [medeverdachte 10] . [medeverdachte 10] is niet werkzaam bij KCS of op Schiphol .
De volgende ochtend ontvangt [medeverdachte 2] een sms-bericht van [medeverdachte 10] met de boodschap: “vandaag geen feest morgen bel ik je”. ’s Avonds laat belt [medeverdachte 10] hem en zegt: “het is heel goed mogelijk dat ik morgen wel een stuk taart voor jou meeneem”. Die morgen, 13 november 2009, ontvangt [medeverdachte 2] een sms van [medeverdachte 10] met de tekst: “de smurfen zijn gek, maar ik zie jou morgen”. Smurfen is een veel gebruikte benaming voor politiemensen.
Een uurtje later belt [medeverdachte 2] met [verdachte] en zegt dat het stil is. [verdachte] zegt dat als [medeverdachte 2] komt, hij hem “een gil” moet geven. Na een half uur belt [medeverdachte 2] weer met [verdachte]. Ze bespreken dat ze “die man” proberen te bereiken, maar hem niet te pakken krijgen. [verdachte] zegt dat hij, als die man belt, tegen hem zal zeggen “dat hij jou met de andere moet bellen”.
De volgende dag belt [medeverdachte 2] weer met [medeverdachte 10]. [medeverdachte 10] vertelt dat de smurfen daar ook weer aanwezig waren en raar zijn gaan doen. [medeverdachte 2] zegt dat hij pissig is. [medeverdachte 10] kan zich dat voorstellen. Ze spreken af elkaar de volgende dag te ontmoeten .
Die morgen, zondag 15 november 2009, om 8.21 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 10]; [voornaam vrouw] neemt de telefoon op. [medeverdachte 2] ligt te slapen, maar [medeverdachte 10] wil hem persoonlijk spreken. Als [medeverdachte 2] aan de lijn komt, zegt [medeverdachte 10] dat hij blij is omdat hij “de lotto gewonnen” heeft. Vervolgens spreken zij af elkaar te ontmoeten . Een paar uur later belt [medeverdachte 2] met zijn collega [medeverdachte 9] en zegt: “drie, drie”. [medeverdachte 9]: “drie?” [medeverdachte 2]: “Ja? Ja.” [medeverdachte 9]: “Drie uur”. [medeverdachte 2]: “Vandaag”. [medeverdachte 9]: “Oooo” . Op 15 november 2009 rond 15.00 uur arriveren twee risicovluchten uit risicolanden op Schiphol. Om 15.00 uur beginnen geen diensten bij KCS .
Ruim een uur later belt [medeverdachte 2] weer met [medeverdachte 9] en zegt dat hij vandaag niet zou werken maar toch gaat werken . Hij heeft een late dienst, beginnend om 14.30 uur . Om 13.59 uur arriveert [medeverdachte 2] op zijn werk .
[medeverdachte 2] voert die dag veel telefoongesprekken onder werktijd, terwijl dat officieel niet is toegestaan .
Zo belt hij om 17.24 uur met [medeverdachte 10] en zegt: “Je hebt tegen mij gezegd de mensen eten voor mij te laten brengen, maar ik heb… ik heb geen eten gekregen/gevonden”. [medeverdachte 10] zegt daarop dat hij hem zo terug zal bellen . Tijdens dit gesprek maakt de telefoon van [medeverdachte 10] gebruik van een zendmast in Rotterdam .
Tien minuten later belt [medeverdachte 10] [medeverdachte 2] terug. Hij zegt dat hij aan het wachten is totdat ze welke kleur en alles tegen hem zeggen, om te kijken en dat ze tegen hem blijven zeggen “aan de rechterkant” dat hij zeker weet dat het in één van die ijsdingen is. [medeverdachte 2] zegt dat hij gaat kijken . De telefoon van [medeverdachte 10] maakt gebruik van een zendmast te Delft .
Na 6 minuten belt [medeverdachte 10] weer met [medeverdachte 2] en zegt dat de kleur van de auto blauw is. [medeverdachte 2] gaat kijken wat hij gaat doen . Weer een kwartier later geeft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 10] door dat hij het blijft proberen en dat hij [medeverdachte 10] gelijk een gil geeft als er wat dan ook is. [medeverdachte 10] zegt dat hij hier is, zoals [medeverdachte 2] heeft gezegd, en afwacht. [medeverdachte 10] zegt verder: “(…) de mensen hebben me gewoon uitgelegd, dat het zeker in een van die ijs dingen… Maar het nummer dat ik ook aan jou heb gegeven, dat is iets van een karretje en dan niet iets van daarbinnen? (…) Dat is toch een nummer van een van die dingen om te duwen toch?” [medeverdachte 2] bevestigt dat, waarop [medeverdachte 10] zegt: “Hij zei tegen mij een blauwe, soort van metallic zo”. [medeverdachte 2]: “Ik blijf mijn best doen, goed?” De telefoon van [medeverdachte 10] maakt tijdens dit gesprek gebruik van een zendmast op Schiphol, Triport 3 Evert van de Beekstraat . Deze straat is gelegen in de nabijheid van de Havenmeesterweg te Schiphol waar het KCS-gebouw zich bevindt .
Om 18.23 wordt [medeverdachte 2] weer gebeld door [medeverdachte 10], die hem iets gaat uitleggen, namelijk dat hij die man weer heeft gebeld en dat hij zei “dat die kist alleen komt”. [medeverdachte 10]: “Maar ik was wat aan hem aan het uitleggen en hij zei tegen mij dat het die is die alleen met ijs erin komt.” [medeverdachte 2] zegt - tot drie keer toe - dat hij blijft kijken. [medeverdachte 10] vraagt nog of [medeverdachte 2] “die” ook krijgt, “met alleen ijs erin”. [medeverdachte 2] zegt “ja” en dat hij ook daarnaar zal kijken . De telefoon van [medeverdachte 10] maakt tijdens dit gesprek gebruik van de zendmast op Schiphol, Schipholweg 1 .
Later die avond, om 19.41 uur, dus nog steeds onder werktijd, wordt [medeverdachte 2] wederom gebeld door [medeverdachte 10]. [medeverdachte 10] zegt dat hij het die man zelf aan [medeverdachte 2] laat uitleggen, zodat hij het beter begrijpt. [medeverdachte 2] vraagt zich af hoe hij dat gaat doen, want het is toch moeilijk zo en “je weet toch wat ik daarmee bedoel? Het gesprek”. [medeverdachte 10] begrijpt het “maar wij gooien die dingen daarna weg”. Vervolgens neemt een Spaanssprekende, onbekend gebleven, man de telefoon over. Er volgt een gesprek in het Spaans. De man zegt dat [medeverdachte 2] “de koude schaal (plateau)” eruit moet halen, dat de kleur metallic blauw is. [medeverdachte 2] vraagt of er een stempel (zegel) op het karretje (auto/wagen) zat. De man noemt “de 624”, het kleine nummer: “als je een beetje naar beneden gaat (hurkt), zie je het nummer daar”; het langste nummer, 280, staat aan de achterkant. [medeverdachte 2] zegt dat hij alles doet om te kijken of hij het vindt. De man vindt het vreemd, hij weet dat het daar is, “het zit goed vastgeplakt aan de onderkant”. Vervolgens komt [medeverdachte 10] weer aan de lijn. [medeverdachte 2] zegt dat het niet is aangekomen. Op de achtergrond zegt de onbekende man: “leg hem goed uit wat de Negra (negerin) tegen ons heeft gezegd”. [medeverdachte 10] zegt tegen hem dat [medeverdachte 2] “het karretje”, “dat nummer” nog niet gevonden heeft .
Uit het onderzoek is gebleken dat een cateringtrolley is voorzien van een 5-cijferig en 8-cijferig nummer. Deze nummers staan op de achterwand en/of op kleine metalen plaatjes op de deuren en/of randen. Per vlucht worden kaartjes op de cateringtrolleys bevestigd met daarop het 3-cijferige locatienummer . De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat in dit gesprek versluierd wordt gesproken over een cateringtrolley. Dit wordt bevestigd door de volgende twee gesprekken, waarin gesproken wordt over de lade die eruit geschoven kan worden.
Zes minuten later belt [medeverdachte 10] weer met [medeverdachte 2] om door te geven dat het in “die” zit die hij aan [medeverdachte 2] heeft laten zien; het zit daarin, maar achter de lade: “als je de lade eruit haalt zit het daar met een lint vastgeplakt. Een lint in de kleur… een grijs, een soort grijs.” [medeverdachte 2] zegt dat alles is binnengekomen en “die” er niet is . Om 20.57 uur - nog steeds onder werktijd van [medeverdachte 2] - legt [medeverdachte 10] het nog een keer uit aan [medeverdachte 2].: het zit er niet in, maar het zit onderaan de lade vast en het is dezelfde kleur als dat ding. [medeverdachte 2] zegt dan: “Neeeee, maar je begrijpt het niet. Dat ding zelf. Ik heb de hele auto niet gekregen, waar het aan vast zit.” Ze spreken af elkaar te treffen .
De volgende ochtend, 16 november 2009, belt [medeverdachte 2] al vroeg met [verdachte]. [medeverdachte 2] vraagt of [verdachte] aan het werk is. Nee, [verdachte] werkt pas vanavond. Als [medeverdachte 2] zegt “potver zeg”, vraagt [verdachte] wat er aan de hand is. [medeverdachte 2] zegt: “joh, dat nummer dat ik gister had moeten kopen, ik weet niet wat er mee gebeurd is en of het verloren heeft. (…) het heeft niet gewonnen ik dacht dat jij het vandaag zou kunnen kopen met een blauw papier.” [verdachte] zegt dan: “nee maar het nummer heeft gisteren gespeeld. [medeverdachte 2]: “natuurlijk wel”. [verdachte]: “De trekking/loterij kan niet op zondag zijn.” [verdachte] heeft deze dag dienst om 14.30 uur . Hij is een uur eerder al op zijn werk .
Om 17.59 uur belt [medeverdachte 2] weer met [verdachte] en vraagt of hij iets “vandaar” heeft gehoord of gemerkt. [verdachte] zegt “nee maar ik moet jou persoonlijk ontmoeten om met jou te praten omdat zij het een en ander verwarren. Ik moet jou hebben (…) want, euuhhhhh het is jou voorbijgegaan. (…) Ze geven je het en het gaat je voorbij” .
Vijf minuten later wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 10]. [medeverdachte 2] vertelt dat hij net een maatje heeft gebeld en dat die zei dat er één ding is wat misschien verkeerd is gegaan, maar dat ze dat moeten bespreken. [medeverdachte 10] zegt: “Net bij die mensen willen zij een bewijs (…) Daarginds hebben de mensen aan het hoofd van die mensen lopen zeiken weet je”. Hij zal zelf zijn wegen van “PUNDA” (stad) bewandelen, voordat [medeverdachte 2] klaar is . Punda is een wijk in Willemstad op Curaçao. [medeverdachte 10] heeft bij de Kmar verklaard dat hij de volgende dag naar Curaçao zou vertrekken .
Kort hierna belt [medeverdachte 2] naar [verdachte]. Ze spreken af tijdens de pauze van negen uur op de gang . [verdachte] dan heeft nog steeds avonddienst; [medeverdachte 2] heeft een vrije dag .
Weer iets later belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 10] en vertelt over een afspraak met “die man” rond negen uur. Hij vraagt of [medeverdachte 10] mee gaat of “als je wilt dan doe ik het en dan regel ik het en praat met jou”, maar nee, [medeverdachte 10] wil mee. Ze spreken af bij de McDonalds te Delft. [medeverdachte 10] arriveert daar met een andere, onbekend gebleven man in de eerdergenoemde rode Alfa. [medeverdachte 2], [medeverdachte 10] en de andere man vertrekken in de auto van [medeverdachte 2] naar Schiphol. Op Schiphol gaat [medeverdachte 2] het KCS-gebouw binnen, terwijl de twee mannen in zijn auto blijven wachten. Om 20.53 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] en zegt dat hij er is. Ze spreken af op de gang. [medeverdachte 2] zegt dat hij buiten staat en gelijk naar binnen komt. De telefoon van [medeverdachte 2] maakt tijdens dit gesprek gebruik van een zendmast op Schiphol, namelijk Triport 3 Evert van de Beekstraat .
De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden - wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 10] betrokken zijn geweest bij de voorbereiding van een transport van een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne en dat zij ter zake nauw en bewust hebben samengewerkt. Dat het hier gaat om cocaïne neemt de rechtbank aan op basis van hetgeen hiervoor in het vonnis onder aanleiding Pan onderzoek naar invoer cocaïne is besproken en de rechtbank zal de tenlastelegging dan ook als zodanig verbeteren. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hierdoor niet in zijn verdediging is geschaad.
Het verweer van verdachte bij feit 7 (zaaksdossier B6) dat het hier zou gaan om (de handel in) Viagrapillen wordt dan ook verworpen.
Ook de omstandigheid dat [verdachte] en [medeverdachte 10] elkaar niet zouden kennen en niet rechtstreeks contact met elkaar zouden hebben gehad, zoals de raadsman van verdachte heeft betoogd, maakt de conclusie van de rechtbank met betrekking tot de bewuste en nauwe samenwerking niet anders.
Ten aanzien van feit 8 (Zaaksdossier B10):
Tegen de verdachten [verdachte] en [naam echtgenote] is met machtiging van de rechter-commissaris een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek gestart. Het onderzoek betreft de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 maart 2010 .
Verdachten zijn niet op huwelijkse voorwaarden getrouwd . [naam echtgenote] en [verdachte] hebben een gemeenschappelijke huishouding .
[naam echtgenote] heeft aangevoerd dat haar financiële huishouding strikt gescheiden was van die van [verdachte]. De rechtbank acht dit niet aannemelijk gelet op de gezamenlijke huishouding, de gezamenlijke reizen naar Curaçao en het feit dat [naam echtgenote] geen vaste inkomstenbron had en de verklaring van [verdachte] hierover .
In het Strafrechtelijk Financieel Onderzoek is de methode van de eenvoudige kasopstelling gebruikt, hetgeen wil zeggen dat wordt nagegaan of en zo ja, in hoeverre de verdachten meer contante uitgaven hebben gedaan dan via een legale bron kan worden verantwoord. Uitgaande van een vastgesteld beginsaldo aan contant geld, vermeerderd met legale kas ontvangsten inclusief bankopnames en verminderd met het eindsaldo aan contant geld, levert dat het bedrag op dat beschikbaar is voor kasuitgaven met een legale herkomst. Na berekening van het totale bedrag aan werkelijke uitgaven wordt het bedrag aan uitgaven vastgesteld, waarvan de legale bron niet kan worden vastgesteld. Daarbij zijn verdachten, vanwege hun gemeenschappelijke huishouding, als een economische eenheid aangemerkt .
Verdachte [verdachte] heeft in de onderzoeksperiode een brutosalaris ontvangen van KLM Catering Services van in 2005 26.581,00 euro in 2006 25.428,00 euro in 2007 15.591,00 euro in 2008 47.774,00 euro en in 2009 27.179,00 euro. [naam echtgenote] had in die periode geen bij de belastingdienst geregistreerde legale inkomsten .
Als uitgangspunt is genomen dat [verdachte] en [naam echtgenote] op 1 januari 2005 geen contant geld in kas hadden. Op naam van [verdachte] staan de creditcardrekening [rekeningnummer 1], de privérekening ING [rekeningnummer 2] en de privérekening Rabobank [rekeningnummer 3]. Op naam van [naam echtgenote] staan de privérekeningen ING /Postbank [rekeningnummer 4] en Fortis Bank [rekeningnummer 5] . Van de rekeningen van [verdachte] is gedurende de onderzoeksperiode 44.420,00 euro en 9.160,00 euro , derhalve in totaal 53.580,00 euro contant opgenomen. Van de rekeningen van [naam echtgenote] is 4.590,00 euro en 32.340,00 euro , derhalve in totaal 36.930 euro contant opgenomen. In totaal werd dus 90.510,00 euro contant opgenomen .
In de woning van [verdachte] en [naam echtgenote] is in coupures van 50,00 euro aangetroffen een totaalbedrag van 1.050,00 euro , hetgeen op bovenstaand bedrag in mindering moet worden gebracht.
In totaal was derhalve in kas beschikbaar voor het doen van contante uitgaven euro 89.460,00 (A).
Berekend is dat [verdachte] en [naam echtgenote] 236.768,15 euro (B) aan contante uitgaven hebben gedaan.
Op de rekeningen van [verdachte] zijn in de onderzoekperiode respectievelijk 25.900,00 euro en 97.225,00 euro , in totaal 123.125,00 euro, gestort en op de rekeningen van [naam echtgenote] is er respectievelijk 18.300,00 euro en 44.860,00 euro , in totaal 63.160,00 euro gestort. In totaal hebben verdachten derhalve 186.285,00 euro contant geld op hun rekening gestort.
Op 8 juli 2005 heeft [verdachte] een money transfer verricht van 2.076,00 euro, die als verdacht is geregistreerd . [verdachte] en [naam echtgenote] hebben via 35 money transfers bij Western Union een bedrag van totaal 17.924,05 euro overgemaakt aan diverse personen. Deze zijn niet giraal voldaan en betreffen derhalve contante stortingen .
Tijdens de huiszoeking zijn diverse facturen ter waarde van in totaal 21.463,59 euro aangetroffen, waarvan de betaling niet giraal is getraceerd en dus contant is voldaan. Tevens zijn facturen bij D-Reizen ad 6.671,00 euro contant voldaan . [verdachte] heeft voor reparaties aan zijn auto een bedrag van 2.348,51 euro contant betaald .
Het berekende tekort aan legale kasinkomsten om de genoemde kasuitgaven te doen bedraagt (B-A) 147.308,15 euro. Daarbij valt op dat het maandelijkse legale inkomen ontoereikend is om de maandelijkse betalingen te kunnen doen. In de onderzoeksperiode was het saldo op de rekeningen van verdachten overwegend debet.
Voorts is nagegaan of verdachten voorkomen bij Bureau Krediet Registratie. Bij [naam echtgenote] is dat niet het geval . Daaruit wordt geconcludeerd dat [naam echtgenote] tijdens de onderzoekperiode geen geldlening bij Nederlandse financiële instellingen heeft afgesloten . [verdachte] daarentegen beschikt(e) over een doorlopend krediet van Santander Cons.Fin.Ben. ter waarde van 1.250,00 euro en over een doorlopend krediet ad 3.700,00 euro van de DSB Bank NV , dat tijdens de onderzoeksperiode is afgelost na een storting van 2.000,00 euro op eigen rekening .
Tevens zijn tijdens de huiszoeking stukken aangetroffen, waaruit blijkt dat er voor twee adressen op Curaçao ([adres 1] en [adres 2]) een brandverzekering is afgesloten waarvoor verdachten de premie betalen . [verdachte] en [naam echtgenote] zijn belanghebbenden bij deze onroerende zaken op Curaçao. Deze twee percelen zijn aangekocht op 25 mei 2005 en 12 januari 2006 met een totale waarde van 133.000,00 NAF. [naam echtgenote] en [verdachte] zijn beiden klant bij Banco di Caribe NV te Curaçao .
Genoemde bedragen zijn niet opgenomen in de kasopstelling.
[naam echtgenote] en [verdachte] zijn gevraagd naar een verklaring omtrent het berekende tekort. Zij hebben zich aanvankelijk beroepen op hun zwijgrecht .
Verdachte [verdachte] en [naam echtgenote] hebben aangevoerd, dat zij neveninkomsten hebben genoten, waarvan door hen geen aangifte is gedaan bij de belastingdienst .
[naam echtgenote] heeft gesteld dat zij een handel in tassen, sieraden en textiel heeft gevoerd . Zij zou de artikelen in Nederland op markten en van de groothandel hebben betrokken en de artikelen door haar man naar Curaçao hebben laten verschepen. Zij zou daar in de tuin van een particulier een marktkraam hebben gedreven wanneer zij daar met vakantie vertoefde. Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachten zijn briefjes en wat nota’s aangetroffen waaruit kan worden afgeleid dat [naam echtgenote] enige bedrijfsmatige activiteiten ontplooit. Deze stukken zijn in het dossier gevoegd. In het proces-verbaal van doorzoeking is geen melding gemaakt van tassen in de garage. Echter blijkens een proces-verbaal van bevindingen zijn er destijds wel dozen in de garage aangetroffen. Tijdens een hernieuwd bezoek aan de garagebox op 6 januari 2011 (de rechtbank leest 2010 als 2011) zijn in de garage van [verdachte] en [naam echtgenote] ongeveer 60 dozen aangetroffen met in elke doos 20 tassen .
[verdachte] heeft gesteld, dat hij in Nederland in potjes sexcrèmes en Viagra pillen handelde, in Curaçao in geiten en voor derden in Curaçao artikelen heeft gekocht in Nederland en verscheept van Nederland naar Curaçao middels de ondernemingen [bedrijfsnaam 1] te Rotterdam en [bedrijfsnaam 2] . Hij zou van die derden contant geld hebben ontvangen en meegenomen hebben vanuit Curaçao naar Nederland en vervolgens op zijn bankrekening hebben gestort en daarvan deze artikelen hebben betaald. Hij heeft bij de douane niet aangegeven contante geldbedragen mee te hebben genomen van Curaçao naar Nederland . Hij heeft zelf de kosten van het transport betaald. Uit het aanvullend onderzoek door Kmar is gebleken dat [verdachte] 5.963,00 euro voor transportkosten contant heeft betaald. Uit dit nader onderzoek is voorts gebleken, dat [verdachte] volgens de gegevens gereedschappen, 2 gebruikte aanhangwagens, hooi, 2 betonmolens, 1 spartamet, 2 aggregaten, 1 Toyota HI-LUXE DC Diesel en gebruikte persoonlijke- en verhuisgoederen heeft verscheept. Niet is gebleken dat ook tassen naar Curaçao zijn verscheept . De getuige [naam getuige] heeft verklaard, dat [verdachte] voor hem in Nederland bouwmachines heeft gekocht en dat hij hem daarvoor in Curaçao contant geld heeft meegegeven.
[naam stiefzoon], heeft als getuige verklaard dat hij de huur van de woning voor [naam echtgenote] en [verdachte] betaalde en dat hij [verdachte] en [naam echtgenote] geld heeft geleend . Hij heeft wel een geldleen overeenkomst overgelegd tussen de ING bank N.V. en hemzelf, maar geen bewijsstukken van een lening van hem, [naam stiefzoon], aan [naam echtgenote] en/of aan [verdachte]. [naam echtgenote] heeft aan de rechter-commissaris een aantal kladpapiertjes overgelegd, waarop gegevens betreffende de door haar uitgeoefende handel zouden staan vermeld .
Noch [verdachte], noch [naam echtgenote] hebben informatie verschaft over de omzet en over de winst die zij met deze activiteiten zouden hebben behaald. De (gestelde) economische activiteiten van [verdachte] en [naam echtgenote] zijn onbekend bij de Belastingdienst. Van een geldstroom van Curaçao naar Nederland is niet uit schriftelijke bescheiden gebleken. Wel is geconstateerd dat [verdachte] en [naam echtgenote] in de onderzoeksperiode 20.450,00 euro naar Curaçao hebben gestuurd en in Curaçao 45.305,00 euro van hun Nederlandse rekeningen contant hebben opgenomen . [verdachte] verklaart op de vraag hoe het kan dat hij en zijn vrouw in september 2009 16.790,00 euro contant op hun rekening hebben gestort, dat hij een zaak heeft gewonnen op Schiphol.“ Ze hebben mij toen ontslagen en ik heb gewonnen”, zo verklaart hij. Niet is echter gebleken, dat dit bedrag contant aan [verdachte] is uitbetaald, hetgeen ook niet te verwachten is bij een dergelijke betaling.
De rechtbank is van oordeel, dat de verdachten en de verdediging niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van een andere legale bron van inkomsten dan de inkomsten uit de loonbetrekking van [verdachte] bij KCS. Noch [verdachte], noch [naam echtgenote] hebben ook maar enige indicatie gegeven van de hoogte van inkomsten die met de door hen gedreven handeltjes zou zijn verkregen. Van een geldstroom vanuit Curaçao naar Nederland is niets gebleken, integendeel: er zijn uitgaven in Curaçao gedaan met gelden, waarvan niet een legale herkomst kon worden vastgesteld of aannemelijk gemaakt. Evenmin heeft [naam stiefzoon] aannemelijk kunnen maken, dat het geld dat hij zelf heeft geleend aan de verdachten is verstrekt. Wel is gebleken dat door [naam echtgenote] op 22 december 2009 1000,00 ANG aan [naam stiefzoon] is overgemaakt . De verklaring van [verdachte] dat hij een schadevergoeding wegens onrechtmatig ontslag contant zou hebben ontvangen is ongeloofwaardig, omdat KCS (naar de rechtbank aanneemt) betalingen aan zijn werknemers niet contant pleegt te verrichten. Dat zou althans zeer ongebruikelijk zijn voor een werkgever. De getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij sedert 2003 een bedrag van 40.000,00 NAF aan [verdachte] cash heeft betaald om onderdelen van bedrijfswagens en bouwmachines te kopen. De rechtbank zal op grond daarvan voornoemd kasoverschot verminderen met een bedrag van 16.000,00 euro en bewezen verklaren tot een bedrag van 131.308,00 euro.
Uit diverse bewijsmiddelen is komen vast te staan, dat [verdachte] gedurende de onderzoekperiode, maar waarschijnlijk ook daarvoor al , betrokken was bij de invoer van cocaïne in Nederland. Daarmee was veel geld gemoeid. Zo verklaart [medeverdachte 3], dat het verlies van een zending een schuld oplevert van 50.000,00 euro en verklaren [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] dat [verdachte] de opbrengst van de gevonden cocaïne wilde delen .
De rechtbank concludeert - bij gebreke aan een aannemelijke, verifieerbare verklaring van [verdachte] en [naam echtgenote] daarover - dat het niet anders kan zijn dan dat het kasgeld ter grootte van een bedrag van 131.308,00 euro dat zij konden besteden voor diverse uitgaven, afkomstig was van enig voorafgaand misdrijf hetgeen gedurende een geruime periode de invoer van cocaïne betrof en dat [verdachte] en [naam echtgenote] dat wisten en ter zake nauw en bewust hebben samengewerkt. Die gelden wasten zij wit door deze op hun eigen bankrekeningen te storten en vervolgens daarmee betalingen te verrichten, overmakingen te verrichten naar diverse personen in Curaçao en daarnaast door kasbetalingen te verrichten voor de aankoop van goederen en reizen. Voor zover de gedragingen van verdachten hebben plaatsgevonden vóór de door [verdachte] telastegelegde feiten, gaat de rechtbank er op grond van het voorgaande van uit, dat ze in ieder geval voor een aanzienlijk deel zijn gedaan met geld dat is verkregen uit enig voorafgaand misdrijf. De rechtbank acht het witwassen, zoals aan verdachte ten laste gelegd, derhalve bewezen
Ten aanzien van feit 9 (Zaaksdossier B9):
[medeverdachte 1] en [verdachte] wordt verweten dat zij deel hebben uitgemaakt van een criminele organisatie.
Zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] ontkennen dit.
[verdachte] zegt slechts bij toeval gestuit is op verdovende middelen en slechts één keer een transport heeft geregeld van een kilo verdovende middelen.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het Pan-onderzoek vast komen te staan dat sprake is geweest van een georganiseerde wijze van smokkel van verdovende middelen door mensen, binnen en buiten KCS, die gedurende een lange periode in meerdere of mindere mate structureel betrokken waren bij de (drugs)organisatie (zie tevens overweging onder 4.3 met betrekking tot het medeplegen). De rechtbank gaat ervan uit dat het steeds cocaïne betreft (zie onder aanleiding Pan onderzoek naar invoer cocaïne in dit vonnis).Vast is komen te staan dat de cocaïne werd betrokken op de Antillen dan wel Suriname en met vliegtuigen van de KLM naar Nederland vervoerd.
De cocaïne werd in de vliegtuigen gezet door ofwel personeel van de cateringservice in de bronlanden dan wel door koeriers.
Koeriers werden geïnstrueerd over de plaats en wijze en het moment van het zetten van de cocaïne.
De plaats waar de cocaïne in het vliegtuig werd geplaatst werd doorgegeven aan de organisatoren van de transporten zodat deze de cocaïne kon laten onderscheppen door chauffeurs van schaarwagens en medewerkers van de ROA-afdeling. Vervolgens diende de cocaïne uit het gebouw van de KCS gebracht te worden.
De rechtbank verwijst in dit verband mede naar hetgeen met betrekking tot het medeplegen onder 4.3 is overwogen en stelt vast dat sprake is van een gestructureerde organisatie. Daar komt het volgende bij.
Vastgesteld is dat [verdachte] met [persoon 1] contacten heeft gehad over de wijze van verzending en over optimalisatie van de smokkelmethode, waarbij het belangrijk was dat [verdachte] buiten schot zou blijven . Naar het oordeel van de rechtbank dient [persoon 1] gezien te worden als één van de overzeese contacten binnen de criminele organisatie, van welke organisatie in elk geval ook [verdachte] en [medeverdachte 1] deel hebben uitgemaakt. Zij vormden voor de buitenlandse contacten (veelal) het aanspreekpunt en waren voor de uitvoering van de afwikkeling in Nederland van het transport verantwoordelijk.
Tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] is slechts één telefonisch contact ondervangen, te weten een sms bericht . [verdachte] en [medeverdachte 1] werkten in dezelfde ploeg, zodat zij dagelijks met elkaar konden praten en contacten tussen hen niet noodzakelijk over de telefoon plaats hoeven te hebben gehad. Bovendien is een telefoongesprek ondervangen tussen medeverdachte [medeverdachte 8] in het onderzoek Pan en [verdachte], waarin [verdachte] aangeeft te hebben gebeld met [roepnaam medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1]) in verband met de aanhouding van een persoon. Het gesprek heeft kort na de aanhouding van KCS-werknemer [persoon 11] plaatsgevonden . [medeverdachte 1] en [verdachte] worden ook door medeverdachte [medeverdachte 7] in het onderzoek Pan in één adem genoemd. Hij noemt ze “de klootzakken”.
In een telefonisch contact met een onbekend gebleven man spreekt [medeverdachte 1] erover dat “spul eruit halen” niet mogelijk is omdat het einde van het jaar is en iedereen weg is en omdat zijn Curaçaose vriend pas in januari terug zal zijn uit Curaçao . [verdachte] is eind 2009 met zijn vrouw naar Curaçao geweest .
In telefoongesprekken tussen [verdachte] en [persoon 1] wordt gesproken over een transport van een paar weken geleden op een maandag dat mislukt is en waarbij “twee handen” kwijt zijn geraakt. De rechtbank is van oordeel dat hier door [verdachte] en [persoon 1] wordt gesproken over het transport van maandag 28 september 2009 (zaaksdossier B3) waarbij [medeverdachte 1] betrokken is.
Medeverdachte [medeverdachte 5] verklaart dat de smokkel van cocaïne al enige jaren aan de gang is. Hij verklaart dat de Afrikanen er al waren en dat de Antilianen voor de Afrikanen zijn gaan werken. [medeverdachte 5] verklaart ook dat het [medeverdachte 1] is die de jongens betaalt . Hierbij gaat de rechtbank er van uit dat [medeverdachte 5] met de stotterende, bij KCS werkzame en in een Volkswage Passat rijdende Afrikaan, [medeverdachte 1] bedoelt.
Zo verklaart medeverdachte [medeverdachte 3] over [medeverdachte 1] en [verdachte] (die oorspronkelijk uit de Nederlandse Antillen komt) dat zij de laatste jaren de smokkel via KCS in handen hebben. Zij weten precies hoe het werkt en hebben de werkwijze ook aan hem uitgelegd zodat hij koeriers kon instrueren. Hem zijn daartoe door [verdachte] foto’s van trolleys ter beschikking gesteld. Deze zijn ook aangetroffen op de telefoon van [verdachte] en op de laptop van de in Bonaire aangehouden koerier [persoon 6] .
Uit telefoongesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] belt wanneer er een transport aan gaat komen. Dat zijn zeer korte telefoongesprekken.
Wanneer zendingen verdovende middelen worden verwacht, regelen [verdachte] dan wel [medeverdachte 1] hulptroepen in de vorm van medewerkers bij de schaarwagens en bij de ROA-afdeling om te zoeken dan wel te helpen de verdovende middelen naar buiten te brengen. [medeverdachte 1] heeft het in een telefoongesprek met een man in Engeland, waarin hij spreekt over “rond 10 spul, dat hij is kwijtgeraakt” en waarvan de rechtbank heeft geconstateerd in de zaak van [verdachte] en zijn medeverdachten in zaaksdossier B3 dat het om een zending verdovende middelen is gegaan, ook over “de mannen die voor hem werken” .
Gesprekken vinden, zoals hiervoor in de inleiding al is besproken, veelal in versluierde vorm plaats. Binnen de groep is duidelijk wat er onderling wordt bedoeld met deze gesprekken.
De verdachten binnen het onderzoek Pan beschikken over veel telefoons en simkaarten en wisselen regelmatig van telefoon. In totaal zijn meer dan 100 telefoons en simkaarten in beslag genomen. Verdachten zijn ook scherp met betrekking tot het telefoongebruik en willen voorkomen afgeluisterd te worden door opsporingsinstanties.
Ook houden zij er rekening mee dat zij geobserveerd kunnen worden. Plaatsen waar wordt afgesproken worden verhuld en er wordt veelvuldig in kleedkamers en op het toilet afgesproken in de wetenschap dat daar geen camera’s hangen.
Wanneer verdovende middelen kwijt raakten (doordat deze per ongeluk in het vuil verdwenen , dan wel in beslag genomen werden of gestolen door een concurrerende bende) diende rekenschap gegeven te worden van het verlies, uitgezocht te worden waardoor dit verlies ontstaan was en eventueel afgerekend te worden. Onderling wordt nadat verdovende middelen in beslag zijn genomen gesproken over “handel die naar de klote is” .
Binnen de organisatie gingen grote bedragen om. Bij [medeverdachte 1] is bij zijn aanhouding ook een groot geldbedrag contant aangetroffen. Het is bekend dat er met de smokkel van en handel in cocaïne grote geldbedragen worden verdiend. Ten aanzien van [medeverdachte 1] viel het medeverdachte [medeverdachte 7] ook op dat hij in een nieuwe auto reed. Ten aanzien van [verdachte] en [medeverdachte 1] acht de rechtbank ook de verdenking ten aanzien van witwassen, al dan niet in vereniging gepleegd, bewezen.
Binnen de groep mensen van KCS die betrokken zijn bij de smokkel of daarvan worden verdacht, heerst angst . [medeverdachte 5] spreekt over de angst voor Afrikanen die zich met drugs bezig houden omdat die zich zouden bedienen van zwarte magie. [medeverdachte 7] spreekt van een dreiging die uitging van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] heeft hierover verklaard dat de afspraak was dat als je gepakt zou worden, je je mond houdt.
In het onderzoek Pan is gebleken dat veel verdachten zich op hun zwijgrecht hebben beroepen .
[medeverdachte 3] geeft aan dat zijn vriendin, nadat hij had verklaard, is bedreigd . Ook koerier [persoon 6] heeft verklaard dat hij bedreigd en geslagen is .
Naar het oordeel van de rechtbank is met de constatering van het voorgaande voldaan aan alle vereisten voor het bestaan van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 11a van de Opiumwet en deelname daaraan door [medeverdachte 1] en [verdachte].
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit derhalve bewezen. Nu de medeverdachten erover spreken dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich reeds meerdere jaren bezig hielden met de smokkel van cocaïne binnen KCS, acht de rechtbank de ten laste gelegde periode eveneens bewezen.
4.3 Met betrekking tot het medeplegen overweegt de rechtbank als volgt:
In het onderzoek Pan is door de verdachten gebruik gemaakt van de volgende smokkelmethode.
Door de initiatiefnemer van een cocaïne transport, die in het bronland over contacten met leveranciers van cocaïne beschikte, werden personen geregeld die toegang hadden enerzijds tot een vliegveld van waaruit de cocaïne naar Schiphol kon worden vervoerd, dan wel koeriers en anderzijds personen die toegang hadden tot het beveiligde gebied op Schiphol, te weten medewerkers van KLM Catering Services (KCS). Daardoor werd de mogelijkheid gecreëerd om de cocaïne in de daartoe aangewezen trolley in het vliegtuig te plaatsen. Vervolgens werd aan de persoon, die vanuit Nederland de smokkel coördineerde, doorgegeven op welke vlucht de trolley aanwezig zou zijn. Deze persoon regelde vervolgens dat een schaarwagenchauffeur, die op dat moment dienst had en conform aanwijzing vanuit het controlcentrum via een zogenaamde “Handy” op het platform als eerste bij het vliegtuig aanwezig zou zijn om de trolleys uit te laden en de trolley met cocaïne apart zou zetten. De trolley werd vervolgens door de schaarwagenchauffeur naar de ROA-afdeling in het gebouw van KCS gebracht, alwaar de cocaïne uit de desbetreffende trolley werd gehaald door een daartoe geïnstrueerde medewerker van KCS. Deze medewerker zorgde ervoor dat de cocaïne vervolgens binnen het KCS gebouw naar een plek werd gebracht waar geen cameratoezicht is, zoals het toilet of de kleedkamers. Daar werd de cocaïne overgedragen aan een medewerker van KCS, die belast was met het buiten het KCS gebouw brengen van de drugs. Deze medewerker verstopte de cocaïne op zodanige wijze dat het niet door de beveiliging kon worden onderschept en bracht de cocaïne vervolgens naar buiten.
Uit het dossier komt naar voren dat, met uitzondering van degenen die de contacten met de leveranciers/ verzenders van de cocaïne onderhielden, de rollen van de medewerkers van KCS, die zich bezig hielden met de invoer van cocaïne, (deels) gebonden waren aan de specifieke functie die zij binnen KCS vervulden, maar binnen die functie inwisselbaar waren. De toewijzing van een specifiek transport aan een bepaalde persoon binnen een van de functies binnen KCS geschiedde soms ruim voor de datum van aankomst van de zending, maar soms ook op het allerlaatste moment. Wie ingezet werd was daarbij deels afhankelijk van de roosters die deze medewerkers draaiden. In bepaalde gevallen werden medewerkers echter ook buiten hun dienst om benaderd om bij de smokkel behulpzaam te zijn.
Op het moment dat bleek dat één van de medewerkers om wat voor reden dan ook, niet mee kon werken aan de smokkel, werd een andere medewerker geregeld om diens rol over te nemen.
De hierboven omschreven modus operandi is gebaseerd op een schakelconstructie, waarbij bij het ontbreken van één van deze schakels door de onderlinge samenhang de smokkel als zodanig niet tot stand kan worden gebracht. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke wijze van smokkelen slechts gerealiseerd kan worden door een nauwe en bewuste samenwerking van alle deelnemers (schakels) aan dit proces. Tevens komt de rechtbank tot de conclusie dat het bij de transporten steeds om meerdere kilo’s cocaïne gaat. Het is tevens duidelijk geworden, dat niet alle betrokkenen op voorhand wisten om hoeveel cocaïne het in een bepaald transport ging. Daardoor is voor de rechtbank de hoogte van het (al of niet) aangetroffen gewicht van de betreffende cocaïne niet (alleen) bepalend voor de ernst van het desbetreffende strafbare feit, maar ook in belangrijke mate de specifieke rol die moest worden vervuld.
Verdachte heeft samen met anderen volgens hierboven omschreven modus operandi cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht door middel van zijn rol als organisator. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze rol alleen heeft kunnen vervullen door bewust en nauw samen te werken met de initiatiefnemer(s) en degenen die verantwoordelijk waren voor de andere schakels in het transport. De rol van verdachte is derhalve geen zuiver ondersteunende geweest, maar vormde een actieve en essentiële functie bij de (beoogde) cocaïne transporten. Verdachte moet naar het oordeel van de rechtbank daarom niet als medeplichtige, maar als medepleger aan de invoer van cocaïne worden aangemerkt.
4.4 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1 (Zaaksdossier B7A)
hij op 04 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 6985 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Feit 2 (Zaaksdossier B7)
Primair
hij omstreeks de periode van 29 oktober 2009 tot en met 03 december 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en Rhoon en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om op 4 december 2010 opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, in de zin van artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 7420 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, handelingen heeft verricht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders hiertoe tezamen en in vereniging:
- meermalen met elkaar telefonisch contact gehad telkens om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en
- afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en
- ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd binnen KLM catering services (KCS), in elk geval in de omgeving van de luchthaven Schiphol en Rhoon om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en
- opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde cocaïne.
Feit 3 (zaaksdossier B1)
Primair hij op 12 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een onbekend gebleven hoeveelheid verdovende middelen (te weten cocaïne), zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Feit 4 (zaaksdossier B2)
Primair hij op 27 september 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een onbekend gebleven hoeveelheid verdovende middelen (te weten cocaïne), zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Feit 6 (zaaksdossier B4)
hij op 11 oktober 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 5961 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Feit 7 (zaaksdossier B6)
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2009 tot en met 15 november 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een onbekend gebleven hoeveelheid verdovende middelen, te weten cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- een vervoermiddelvoorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat het bestemd was tot het plegen van dat feit
immers hebben verdachte en zijn mededaders daartoe tezamen en in vereniging:
- meermalen met elkaar telefonisch contact gehad telkens (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en instructies en aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en
- afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en
- ontmoetingen gehad bij/binnen KLM catering services (KCS), in elk geval op en/of in de omgeving van de luchthaven Schiphol en Den Haag en/of elders in Nederland, telkens om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te geven en/of te ontvangen en
- opdracht gegeven en/of gekregen om zich beschikbaar te houden voor het wegvoeren van voornoemde onbekend gebleven hoeveelheid verdovende middelen en
- meermalen op en/of rondom de afgesproken vindplaats (in een cateringtrolley gezocht naar voornoemde onbekend gebleven hoeveelheid verdovende middelen en
- zich beschikbaar gehouden voor het wegvoeren van voornoemde onbekend gebleven hoeveelheid verdovende middelen en/of hiertoe een transportmiddel ter beschikking gehad.
Feit 8 (Zaaksdossier B10)
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 maart 2010 te [woonplaats verdachte] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van € 131.308 (de waarde vertegenwoordigend van het totaal van contante geldbedragen en stortingen en transacties en betalingen voor diverse goederen en reizen van verdachten) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedrag onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Feit 9 (Zaaksdossier B9)
hij in de periode van 15 april 2009 tot en met 29 maart 2010 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte en zijn mededaders behoorden, welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid van de Opiumwet, te weten
- het telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van telkens een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I (artikel 2A OW jo 10 lid 5 OW).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 2 primair
Medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 3 primair
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 4 primair
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 6
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 7
Medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet door
- zich of een ander gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
- vervoermiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd.
Feit 8
Medeplegen van witwassen
Feit 9
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vijfde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen - in een relatief korte periode - in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het tot viermaal toe via Schiphol invoeren van cocaïne en aan één poging daartoe. Ook heeft verdachte met zijn mededaders eenmaal voorbereidingshandelingen verricht, gericht op de invoer van cocaïne. Het betreft de invoer van in totaal ongeveer 30 kilo cocaïne waarop beslag is gelegd en daarnaast een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne. Ten aanzien van de onbekend gebleven hoeveelheid neemt de rechtbank aan - op grond van de aangehaalde tapgesprekken (“twee, drie”) en de modus operandi - dat het steeds grote hoeveelheden cocaïne van tenminste twee kilo betrof. Tevens vormde verdachte met anderen een criminele organisatie die tot doel had op georganiseerde wijze cocaïne in te voeren en heeft hij samen met zijn partner een aanzienlijk geldbedrag witgewassen.
De meeste verdachten in het onderzoek Pan waren in dienst van KCS. Bij de drugstransporten werd vrijwel steeds op dezelfde manier samengewerkt; elke verdachte had daarbij een specifieke rol, bijvoorbeeld die van chauffeur van de schaarwagen die de cateringtrolley met de verdovende middelen van boord van het vliegtuig laadt en naar het KCS-gebouw vervoert, die van medewerker van de ROA-afdeling waar de cateringtrolleys worden leeggehaald of die van koerier die de verdovende middelen buiten het KCS-gebouw brengt. Uit het onderzoek Pan komt het beeld naar voren dat binnen KCS veelvuldig en op eenvoudige wijze aan drugstransporten werd meegewerkt. Was een medewerker verhinderd, dan werd een andere gebeld die direct bereid leek te “kijken” naar een cateringtrolley of deze “apart” te zetten. De medewerkers, met uitzondering van degene(n) met een coördinerende functie, leken eenvoudig inwisselbaar. Kennelijk speelde bij de snel gemaakte keuze om aan de transporten mee te werken, het oogmerk van snel en eenvoudig financieel gewin een rol, maar mogelijk ook de groepsdruk binnen KCS. Onderzoek Pan is al het derde strafrechtelijke onderzoek naar de betrokkenheid van medewerkers van KCS bij de invoer van verdovende middelen vanuit hun functie. Verschillende medewerkers zijn daarvoor in het verleden ook veroordeeld. De rechtbank acht een dergelijke bedrijfscultuur maatschappelijk zeer onwenselijk.
Verdachte [verdachte] heeft - tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden op de ROA-afdeling - meermalen gezocht naar verdovende middelen die zich in een cateringtrolley zouden bevinden. Hij speelde echter ook een coördinerende rol bij (mogelijke) drugstransporten en fungeerde als tussenpersoon en onderhield hij contacten met de leveranciers van de drugs. Aldus vormde verdachte in de (drugs)organisatie een onmisbare schakel. Met zijn coördinerende en uitvoerende rol kan verdachte als een controller en medeorganisator worden aangemerkt, hetgeen duidt op een hoge plaats in de (criminele) organisatie.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld in zijn functie bij KCS, uit welke hoofde hij toegang had tot de cateringtrolleys waarin de verdovende middelen waren verstopt en hij collega’s heeft benaderd om mee te werken. Aldus heeft verdachte op ernstige wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in zijn functie werd gesteld. Met zijn handelen heeft verdachte de integriteit van zijn werkgever KCS en die van de luchthaven Schiphol in diskrediet gebracht.
Bovendien heeft verdachte door zijn handelwijze een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheden waren van dien aard dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Verdachte heeft zich daarnaast - samen met zijn partner - schuldig gemaakt aan het witwassen een aanzienlijk geldbedrag. Door aldus te handelen heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door witwassen wordt bovendien het plegen van strafbare feiten gefaciliteerd.
Verdachte heeft zich bij de bewezen verklaarde feiten (kennelijk) enkel laten leiden door het oogmerk van snel en eenvoudig financieel gewin ten koste van anderen.
Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat hij, zoals blijkt uit zijn documentatie, in het verleden niet eerder is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten.
Mede in aanmerking nemend de hoeveelheid bewezen verklaarde feiten en de rol die verdachte daarbij heeft gespeeld, de hoeveelheid cocaïne die het naar schatting betreft en de straffen die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd, acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van lange duur passend en geboden. Van deze straf dient naar het oordeel van de rechtbank een sterk generaal preventief effect uit te gaan, ook naar de huidige medewerkers binnen KCS en de luchthaven Schiphol.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de aan verdachte op te leggen straf moet worden verlaagd als bedoeld in artikel 359a lid 1 onder a Sv, nu ten opzichte van hem ambtshandelingen zijn verricht door de onbevoegde hulpofficier die niet kunnen worden hersteld. De rechtbank passeert dit verweer onder verwijzing naar wat hiervoor in het vonnis onder 2 bij overwegingen met betrekking tot de onbevoegde hulpofficier van justitie is overwogen.
De rechtbank komt echter wel- alles overwegende na vergelijking met de straffen die in andere zaken in soortgelijke gevallen zijn opgelegd - tot een lagere straf dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd
Op grond van wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van 1050,00 euro, een GSM-toestel van het merk Nokia, een GSM-toestel van het merk Siemens, twee GSM-toestellen van het merk Nokia met simkaarten, een GSM-toestel van het merk Nokia met simkaart van Ortel, twee GSM-toestellen van het merk Nokia met simkaarten van T-Mobile, een sleutel van een voertuig, een zwartkleurige personenauto met het kenteken [nummer kentekenplaat] van het merk Mazda, type 323, twee GSM-toestellen van het merk Nokia met simkaarten van Lebara en een kentekenbewijs dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
45, 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10, 10a, 11a van de Opiumwet
10. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 1. tenlastegelegde feit 5.
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT (8) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een geldbedrag van 1050 euro;
- een GSM-toestel van het merk Nokia (6);
- een GSM-toestel van het merk Siemens (7);
- twee GSM-toestellen van het merk Nokia met simkaarten (9, 10);
- een GSM-toestel van het merk Nokia met simkaart van Ortel (11);
- twee GSM-toestellen van het merk Nokia met simkaarten van T-Mobile (13, 14);
- een sleutel van een voertuig (35);
- een zwartkleurige personenauto met het kenteken [nummer kentekenplaat] van het merk Mazda, type 323 (36);
- twee GSM-toestellen van het merk Nokia met simkaarten van Lebara (37, 38);
- een kentekenbewijs (58).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.Th. Goossens, voorzitter,
mrs. I.H. Lips en J.G. Tielenius Kruythoff, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers J.A. Huismans en B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 februari 2011.