ECLI:NL:RBHAA:2011:BP5806

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-700700-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. J.W.H.G. Loyson
  • mr. G.A. van der Bijl
  • mr. H.A. Stalenhoef
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en andere strafbare feiten door verdachte met bestelauto

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 10 februari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten. De verdachte heeft op 12 oktober 2010 met een bestelauto, een Hyundai H100, een ramkraak gepleegd en is vervolgens door de politie achtervolgd. Tijdens deze achtervolging heeft hij met hoge snelheid gereden, waarbij hij meerdere keren op de verkeerde weghelft kwam en andere weggebruikers in gevaar heeft gebracht. De verdachte heeft ook geprobeerd om twee politieagenten aan te rijden door vol gas achteruit te rijden, terwijl zij zich achter de auto bevonden. Dit gedrag getuigt van een ernstig gebrek aan respect voor de autoriteit en heeft geleid tot psychische schade bij de betrokken agenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en dat hij de bestelauto wist dat deze van misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met bijkomende straffen van ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden en hechtenis voor 2 weken. Daarnaast zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waaronder de politieagenten die door de verdachte zijn bedreigd.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700700-10
Uitspraakdatum: 10 februari 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 januari 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij in de periode van 11 tot en met 12 oktober 2010 te Velserbroek, gemeente Velsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelbus, Hyundai H100, kenteken [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair
hij in de periode van 11 tot en met 12 oktober 2010 in de gemeente Velsen en/of de gemeente Haarlemmermeer en/of de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, een bestelbus, Hyundai H100, kenteken [kenteken] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze bestelbus wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 2
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand/loods aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld van zijn en/of zijn mededaders gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand/die loods te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn en/of zijn mededaders gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met (de achterkant van) een bestelbus (Hyundai H100, kenteken [kenteken]) met hoge snelheid tegen de roldeur van dat pand/die loods is aangereden, waardoor die roldeur in tweeën is gebroken en/of het onderste gedeelte was afgebroken en/of in die roldeur een opening is ontstaan terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3:
Primair
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [A.] (hoofdagent basisteam Haarlem Noord) en/of [B.] (hoofdagent regiopolitie Kennemerland) van het leven te beroven, met dat opzet op of aan de Louis Pasteurstraat (als bestuurder) met een bestelbus achteruitrijdend en/of (daarbij) snel accelererend heeft (in)gereden op/naar die [A.] en/of die [B.], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [A.] (hoofdagent basisteam Haarlem Noord) en/of [B.] (hoofdagent regiopolite Kennemerland), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet op of aan de Louis Pasteurstraat (als bestuurder) met een bestelbus achteruitrijdend en/of (daarbij) snel accelererend heeft (in)gereden op/naar die [A.] en/of de [B.], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, [A.] (hoofdagent basisteam Haarlem Noord) en/of [B.] (hoofdagent regiopolitie Kennemerland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte met dat opzet op of aan de Louis Pasteurstraat (als bestuurder) met een bestelbus achteruitrijdend en/of (daarbij) snel accelererend heeft (in)gereden op/naar die [A.] en/of [B.];
Feit 4
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Peugeot 106, kenteken [kenteken 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers is hij, verdachte, met een door hem bestuurde bestelbus tegen die personenauto aangereden;
Feit 5
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Vijfhuizen en/of te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig (bestelauto Hyundai 100), daarmee rijdende op de weg, de Vijfhuizerdijk en/of deZwanenburgerdijk, terwijl hij werd achtervolgd door een opvallend politievoertuig - dat optische en akoestische signalen voerde -, (telkens) met hoge snelheid heeft gereden en/of (daarbij) het door hem bestuurde voertuig naar de weghelft van zijn tegenliggers heeft gestuurd, althans niet behoorlijk het voor hem bestemde weggedeelte is blijven volgen en/of (meermalen) terecht is gekomen op het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoetkomend verkeer, (mede) waardoor tegemoetkomende auto's (hard) moesten remmen en moesten uitwijken naar de rechterzijde van de rijbaan (in de richting van het water van de Ringvaart), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Feit 6
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Cruquius en/of Vijfhuizen en/of Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Haarlem als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus, Hyundai H100) heeft gereden op de weg, onder andere de [adres] en/of de Vijfhuizerdijk en/of de Zwanenburgerdijk en/of de Louis Pasteurstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Feit 7
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Haarlem en/of te Haarlemmermeer, [D.] (politieambtenaar regiopolitie Kennemerland) en/of [C.] (politieambtenaar regiopolitie Kennemerland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [D.] en/of [C.] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Wacht maar ik kom je wel tegen dan schiet ik een kogel door je kop maak mij maar los dan zullen wij meteen kijken wie er een vent is. wacht maar ik pak je" en/of
- "Jullie met jullie apenpakkies het interesseert mij geen kanker ik kan veel betere wapens krijgen als die jullie hebben. Ik schiet jullie kapot",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot:
- vrijspraak van de onder 1 primair en onder 3 primair ten laste gelegde feiten;
- bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (feiten 1, 2, 3, 4 en 7);
- ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf (12) maanden (feit 3);
- ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf (12) maanden (feit 5);
- oplegging van hechtenis voor de duur van twee (2) weken (feit 6);
- toewijzing van de vorderingen benadeelde partij [A.], [B.], [C.] en [D.] telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel; en
- niet-ontvankelijkverklaring van de vordering benadeelde partij [E.].
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en onder 3 primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Op enig moment tussen 11 oktober 2010 omstreeks 14.00 uur en de late avonduren op 12 oktober 2010 is te Velserbroek een bestelauto Hyundai H100, voorzien van kenteken [kenteken], gestolen. Gelet op het dossier en gelet op het onder 4.2. overwogene, oordeelt de rechtbank – met de officier van justitie – dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte genoemde bestelauto heeft gestolen. Verdachte wordt derhalve vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Voor wat betreft de ten laste gelegde poging doodslag overweegt de rechtbank – eveneens met verwijzing naar het onder 4.2. overwogene – als volgt. Verdachte is – kort gezegd – als bestuurder van een bestelauto tijdens een achtervolging tot stilstand gekomen in een doorlopende straat en is vervolgens vol gas achteruit gereden terwijl zich op dat moment aan de achterzijde van de bestelauto twee politieagenten op de rijbaan bevonden. Beide politieagenten konden ternauwernood opzij springen. Met de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van (een van) de agenten. Dit gedrag en onder deze omstandigheden zou in een enkel geval tot de dood kunnen leiden, maar de kans daarop is niet zo groot dat deze aanmerkelijk moet worden genoemd. Om tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag te komen, is deze aanmerkelijke kans wel vereist. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 3 primair ten laste gelegde feit.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden(1)
Ten aanzien van alle feiten: de gebeurtenissen op 12 oktober 2010
Op dinsdag 12 oktober 2010 omstreeks 23.06 uur kwamen verbalisanten na melding van een ramkraak op de [adres] te Cruquius ter plaatse. Zij hoorden een luid alarm en zagen een oranje flitslamp aan de voorzijde van het pand branden. Verbalisanten zagen dat het rolluik aan de voorzijde van het bedrijf op ongeveer de helft van het rolluik naar binnen was gereden. Verder zagen zij dat het rolluik in tweeën was gebroken en dat het onderste gedeelte op de grond van het bedrijf lag. Vlak achter het rolluik stond tevens een personenauto die aan de voorzijde lak en deukschade had die meer dan vermoedelijk veroorzaakt was door deze ramkraak.(2) De melder, [getuige 1], kwam vervolgens aangelopen en verklaarde omstreeks 22.59 uur die avond een harde knal te hebben gehoord. Hij zag een grote donkere bus zonder ramen aan de zijkanten achterwaarts tegen de schuifpui van het bedrijf rijden, deze bus ramde de schuifpui kapot.(3) Hij zag twee personen naar binnen rennen. Deze mannen kwamen weer naar buiten, stapten in de bus en reden weg.(4) Zij reden met hoge snelheid weg in de richting van de Cruquiusbrug, aldus de getuige.(5)
Verbalisanten [A.] en [B.] kregen diezelfde avond de opdracht om naar de A205/Rottepolderplein te gaan naar aanleiding van de ramkraak. Om 23.24 uur zagen zij op de kruising van de Boerhavenlaan met de Professor Eijkmanlaan te Haarlem een donkergekleurd busje staan. Verbalisanten zagen dat het busje over de Boerhavenlaan reed en vervolgens linksaf sloeg en zijn weg over de Professor Eijkmanlaan vervolgde. Verbalisanten zijn achter het busje gaan rijden en zagen dat dit een Hyundai betrof met het kenteken [kenteken]. Verbalisanten stelden op grond van de Wegenverkeerswet een onderzoek in.(6) Zij gaven de bestuurder van het busje, middels het daktransparant van hun dienstvoertuig waarin de tekst “STOP POLITIE” in rode letters oplichten tegen een donkere achtergrond, een stopteken. Verbalisanten zagen dat de bestuurder geen gevolg gaf aan het gegeven stopteken en zijn snelheid opvoerde. Het busje sloeg met hoge snelheid rechtsaf en vervolgde zijn weg met hoge snelheid via de Louis Pasteurstraat. Verbalisanten hebben vervolgens de achtervolging ingezet met gebruikmaking van de optische en geluidssignalen en stelden de Regionale Meldkamer in kennis van de achtervolging.(7)
Verbalisanten zagen dat het bestelbusje halverwege de Louis Pasteurstraat met piepende banden tot stilstand kwam en dat er rook, afkomstig van de banden van het bestelbusje, zichtbaar was. Verbalisanten hadden het vermoeden dat de bestuurder de auto wilde verlaten. [A.] bracht hun dienstvoertuig ongeveer 20 meter achter het busje tot stilstand en zij stapten uit.(8) Verbalisant [A.] liep aan de linkerzijde naar het voertuig toe en verbalisant [B.] benaderde het bestelbusje aan de rechterzijde. Verbalisanten liepen beide over de rijbaan van de Louis Pasteurstraat. Verbalisanten zagen dat opeens de achteruitrijdlichten van de bestelauto brandden.(9) [B.] was op dat moment 3 meter van de achterzijde van het busje vandaan.(10) Verbalisanten hoorden dat de bestuurder kennelijk gas gaf, zij hoorden namelijk dat het toerental van de bestelauto omhoog ging. Ook hoorden zij dat de voorbanden van de bestelauto begonnen te spinnen. Verbalisant [A.] zag dat het bestelbusje hard achteruit reed in zijn richting. Gezien de snelheid waarmee dit gepaard ging had verbalisant [A.] geen tijd meer om weg te springen, hij vreesde dat hij zou worden geraakt door het busje. [A.] zag geen andere mogelijkheid het voertuig te doen stoppen om te voorkomen dat hij door het voertuig zou worden geraakt dan door gebruikmaking van zijn vuurwapen. Hij heeft vervolgens één maal gericht geschoten op de achterkant van het busje.(11) [B.] had in een reflex een paar stappen naar rechts gedaan, anders was het busje tegen hem aangereden.(12) Verbalisanten zagen vervolgens dat de bestuurder van het busje welke nog steeds achteruit reed, kennelijk een stuurbeweging maakte waardoor het busje naar links ging waarbij de linker achterzijde van de bestelbus in een aldaar geparkeerde auto reed. Verbalisanten hoorden en zagen vervolgens het busje met piepende banden zijn weg via de Louis Pasteurstraat vervolgen. Verbalisanten hebben de achtervolging hervat door verschillende straten in Haarlem.(13)
Vervolgens zagen de verbalisanten in de Mathijsenstraat(14) dat het busje wederom krachtig remde en met hoge snelheid achteruit kwam rijden. Verbalisanten reden ook achteruit om te voorkomen dat zij zouden worden geramd. Verbalisanten zagen dat het busje stopte en vervolgens weer rechtdoor reed. Verbalisanten zagen dat het busje, omdat de Semmelweisstraat halverwege was afgezet met een ijzeren hek, met hoge snelheid het trottoir op dook waarbij het bestelbusje een betonnen paal uit de grond reed om zijn weg te kunnen vervolgen. Verbalisanten zagen dat het bestelbusje op de Professor Eijkmanlaan wederom stopte. Gezien de gevaarzetting en het feit dat getracht was op [A.] in te rijden, besloot [A.] om de bestelauto te rammen om de achtervolging te doen stoppen. [A.] heeft vervolgens de rechterzijde van het dienstvoertuig tegen de linkerachterzijde van de bestelauto gezet. De bestelauto bleef echter gewoon doorrijden in de richting van de Boerhavenlaan.(15)
De bestuurder van het busje reed op de Vijfhuizerdijk alsmede de Zwanenburgerdijk tot drie maal toe op tegemoetkomende personenauto’s af, verbalisanten zagen namelijk dat de bestuurder de bestelbus kennelijk opzettelijk in de richting van het tegemoetkomende verkeer stuurde. Verbalisanten zagen dat de tegemoetkomende personenauto’s hard moesten remmen en moesten uitwijken naar de rechterzijde van de rijbaan. De richting waar de ontwijkende personenauto’s naar toe moesten rijden was richting het water van de Ringvaart. Verbalisanten maakten gedurende de gehele achtervolging gebruik van de optische en geluidssignalen.(16)
Twee andere verbalisanten, [F.] en [G.], hoorden op dinsdagavond 12 oktober 2010 van eenheid 82.10 (de rechtbank begrijpt: het dienstvoertuig met verbalisanten [A.] en [B.]) dat zij op de Louis Pasteurstraat te Haarlem een achtervolging hadden en dat er geschoten was. Genoemde verbalisanten zagen even later vanuit de Semmelweisstraat te Haarlem een bestelbus rijden met daarachter de eenheid 82.10 met optische signalen. Zij sloten aan bij de achtervolging. Zij zagen dat de bestelbus met hoge snelheid reed, rechtsaf sloeg, op de Boerhaavelaan, richting de Schipholweg. Verbalisanten zagen dat de bestelauto hard afremde meer dan vermoedelijk om een botsing te veroorzaken met de achtervolgende collega’s van de 82.10 en hen. De bestelbus gaf wederom weer vol gas en vervolgde zijn weg. Ter hoogte van de afslag Vijfhuizerdijk zagen verbalisanten dat de eenheid 82.10 linksachter de bestelbus reed en een poging waagde om de bestelbus te passeren. De bestelbus stuurde scherp naar links om het passeren onmogelijk te maken. Verbalisanten zagen dat de bestelbus op de Schipholweg linksaf sloeg de Vijfhuizerdijk op waarbij deze de eenheid 82.10 sneed. Op de Vijfhuizerdijk sloeg de bus rechtsaf in de richting van de Spaarnwouderweg. De bestelbus reed met hoge snelheid en stuurde veelvuldig naar links en rechts, over de gehele rijbaan, om het passeren onmogelijk te maken. [F.] en [G.] zagen dat de bestelbus veelvuldig hard afremde om de eenheid en hen op een afstand te houden dan wel een verkeersongeval te veroorzaken.(17)
De bestelbus sloeg rechtsaf de Spaarnwouderweg op in de richting van de Kromme Spieringweg. De bestelbus reed hier wederom met hoge snelheid en remde veelvuldig af. [F.] en [G.] zagen dat verderop een vrachtauto uit een zijstraat kwam en dat deze werd stilgezet op de kruising met de bedoeling om de bestelbus te doen stoppen. Zij zagen dat de bestelbus naar rechts uitweek en door de berm reed om de vrachtauto heen en zijn weg vervolgde met hoge snelheid. Verbalisanten hoorden op dat moment over de portofoon dat de eenheid 82.10 schade had opgelopen en dat zij de achtervolging moesten staken. Zij namen hierop de achtervolging over.(18)
De bestelbus sloeg voorts linksaf de Kromme Spieringweg op in de richting van de Zwanenburgerdijk. Zij zagen dat de bus ter hoogte van het viaduct N205 rechtsaf sloeg de berm in die parallel loopt met de A9 en dat de bus heftig van links naar rechts gleed, meer dan vermoedelijk door de hoge snelheid en de ondergrond van klei. Verbalisanten [F.] en [G.] zagen dat de bijrijder zijn portier opende, weer sloot en dat de bestelbus nog enkele meters door de klei heen reed. Zij zagen vervolgens dat de bestelbus tot stilstand kwam en dat de bestuurder en bijrijder uit de bestelbus sprongen en weg renden het talud op richting de rijksweg A9. Zij zagen dat de bestuurder in het donker gekleed was en dat de bijrijder lichtgekleed was. Verbalisant [G.] rende achter de bestuurder aan. [F.] rende achter de bijrijder aan en loste een schot in de lucht terwijl hij riep: “Stop politie, blijf staan of ik schiet!”. Beide verdachten reageerden hier niet op en renden het talud op en klommen over de geleidingsrail. [G.] zag dat na de geleidingsrail nog een talud was en dat daar een collega stond die met zijn licht op een persoon scheen die in de bossage lag. [F.] verloor de andere persoon uit het oog.(19)
Aanrijdende naar het Rottepolderplein hoorden verbalisanten [C.] en [D.] dat een achtervolging was ingezet op een voertuig welke voldeed aan het signalement van de bestelbus die een ramkraak aan de [adres] te Cruquius zou hebben gepleegd.(20)
Omstreeks 23.04 uur zagen [C.] en [D.] op de Boerhaavelaan in oostelijke richting een donkerkleurige bestelbus rijden met daar achter twee opvallende dienstvoertuigen rijden die gebruik maakten van optische en geluidssignalen. Verbalisanten sloten met hun dienstvoertuig aan en namen deel aan de gaande achtervolging langs de Ringvaart in de richting van Zwanenburg. Op een zeker moment zagen zij dat de bestelbus onder het Rottepolderplein door reed en de naast gelegen groenstrook inreed. Zij zagen dat de twee dienstvoertuigen voor hen de bestelbus volgden. De bestelbus probeerde het aldaar aanwezige talud op te rijden maar dat lukte niet. Hierop kwam de bestelbus tot stilstand en verbalisanten zagen dat beide portieren van de bestelbus open gingen. Zij zagen twee personen uit de bestelbus stappen en ter plaatse het talud omhoog rennen. Zij besloten de achtervolging te voet in te zetten en liepen direct parallel aan de vluchtende verdachten ook het talud omhoog richting de Rijksweg A9. Eenmaal boven aangekomen, zag verbalisant [D.] dat beide verdachten over de ter plaatse aanwezige vangrail sprongen en de Rijksweg overstaken. Zij hadden hierbij geen oog voor het aanstormende verkeer waarvan een aantal voertuigen krachtig moest remmen om de verdachten niet te raken. Vervolgens zagen zij de twee aan de andere zijde van de Rijksweg wederom over de vangrail springen en daar de bossage in verdwijnen. Verbalisanten [C.] en [D.] volgden hen naar de overkant. [D.] was vrij snel onder aan het talud aangekomen en is hierop direct naar rechts gelopen alwaar de verdachten ongeveer naar beneden waren gegaan. Gebruikmakende van zijn zaklamp zag hij na enkele meters lopen een man in de bossage zitten. Hij hoorde de man direct zeggen: “ik geef me over”. Hierop heeft hij de man aangeroepen dat hij was aangehouden en hem gesommeerd op de buik te gaan liggen en zijn armen te spreiden. Verdachte werd aangehouden.(21) Verdachte was gekleed in een blauwe spijkerbroek en een zwart regenjack en droeg een zwart baseballpetje met opdruk.(22)
Bijkomende omstandigheden
Ten aanzien van feit 1
Op 14 oktober 2010 deed [E.] aangifte van de diefstal van de bestelauto Hyundai H100 voorzien van kenteken [kenteken], eigendom van [benadeelde]. Aangeefster had de bestelauto op 11 oktober 2010 omstreeks 14.00 uur geparkeerd en deze deugdelijk afgesloten middels de sleutel. De bus was tevens voorzien van een startonderbreking. Op 13 oktober 2010 constateerde de echtgenoot van aangeefster dat de bestelbus niet meer op de plaats stond waar zij deze had achtergelaten. Zij begreep hieruit dat de bestelbus was gestolen.(23) Uit nader onderzoek bleek dat het contactslot van het langs het talud van de A9 aangetroffen Hyundai busje (kenteken [kenteken]) ontbrak.(24)
Ten aanzien van feit 2
Op 12 oktober 2010 tussen 17.30 uur en 18.00 uur heeft aangever [H.], sales manager bij [benadeelde 2], het bedrijfspand als laatste verlaten en heeft hij de beide gebouwen behorende tot het bedrijf op de [adres] te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, geheel afgesloten achtergelaten. Tevens heeft aangever op dat moment het alarmsysteem aangezet. Op 12 oktober 2010 omstreeks 23.00 uur werd de beoogde eigenaar van het bedrijf gebeld door het beveiligingsbedrijf met de mededeling dat er was ingebroken maar dat het niet nodig was iemand van het bedrijf ter plaatse te laten komen. De volgende dag zag aangever dat kennelijk iemand zich de toegang tot het gebouw op perceel [nummer] heeft verschaft door de roldeur aan de voorzijde met een voertuig te rammen waardoor deze is ontzet en beschadigd. Hij zag dat de opening die was gecreëerd reeds was afgetimmerd. Tevens zag hij dat de helft van de roldeur nagenoeg was afgebroken en dat hierop bandensporen aanwezig waren. Het was niet duidelijk of iets is weggenomen uit het gebouw.(25)
Op 12 oktober 2010 rond 23.00 uur hoorde getuige [getuige 2] in zijn slaapkamer, gevestigd op de eerste etage van zijn woning aan de [adres getuige 2] te Heemstede, piepende autobanden en vervolgens een harde knal.(26) Hij opende direct het rolluik aan de buitenzijde van zijn slaapkamerraam, welk raam deels open stond. Toen [getuige 2] naar buiten keek zag hij aan de andere zijde van de ringvaart tegenover zijn slaapkamerraam een bestelbus die gedeeltelijk in een loods aan de [adres] stond. De afstand tussen zijn slaapkamerraam en de loods bedraagt ongeveer vijftig meter. Hij zag dat een gedeelte van de roldeur op het dak van de auto rustte. De lichten van de bestelbus waren gedoofd. Hij zag dat de bestelbus met de achterzijde in de loods stond en voor ongeveer 40 procent naar binnen. [getuige 2] belde met 112 en toen hij daarna opkeek door het raam naar de loods zag hij de twee voordeuren van de bestelbus dicht slaan. Hij zag aan beide zijden een silhouet van een persoon achter de deur. In zijn beleving betrof het twee personen. Hij zag dat de bestelbus vervolgens snel weg reed in de richting van het Cruquiusgemaal.(27) Er zijn geen andere voertuigen langs de loods gereden voordat de politie er was.(28)
Er is in/bij perceel [adres] te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, onderzoek gedaan. Verbalisanten zagen dat de onderste helft van de garagedeur op de grond lag en verbogen en kapot was. Er werden banden- en schoensporen op de buitenzijde van deze garagedeur zichtbaar gemaakt. Deze sporen werden veiliggesteld.(29) Voor de ingang van de garagedeur werd tevens een zwarte kunststof bedieningsknop met een witte rand eromheen aangetroffen.(30)
Ook bij het weiland aan de Kromme Spieringweg langs het talud van de A9, nabij het Rottepolderplein, werd nader onderzoek verricht.(31) Het bestelbusje stond tot op de bodemplaat vast in de modder en de beide voorportieren waren geopend. De achterbumper en boven aan rechterflank achter toonde recente aanrijdingschade bestaande uit vegen witte verf. De verf op de achterbumper is veiliggesteld. Visueel kwam deze verf overeen met de verf op de ingereden garagedeur van perceel [adres] te Cruquius. Het contactslot en enkele bedieningsknoppen van de verwarmingsunit in de console ontbraken. Naast de mat lag, onder de onderdorpel van het linker voorportier, een kunststof bedieningsknop met een witte streep.(32) Deze was soortgelijk aan de bij perceel [adres] te Cruquius aangetroffen bedieningsknop. De mate van vervuiling op de buitenzijde van de knoppen kwam visueel met elkaar en dat van de overige bedieningsknoppen op de console overeen. Empirisch is vastgesteld dat de beide bedieningsknoppen passen op de verwarmingsunit van de bestelbus. Het is aannemelijk dat genoemde knoppen ten gevolge van de kracht van de achterwaartse aanrijding zijn los geschoven van de verwarmingsunit en zijn gevallen.(33)
Voor nader forensisch onderzoek werden de schoenen uit de fouillering van verdachte in beslag genomen.(34) Vervolgens werd gekeken of de ter plaatse veiliggestelde schoenafdruk sporen [B] konden zijn veroorzaakt door de zolen van de schoenen van verdachte [A].(35) Hiertoe werden proefsporen vervaardigd: sporen [B], [B1], [B2]. Op grond van het door verbalisant ingestelde vergelijkende onderzoek concludeerde hij dat het spoor [B] mogelijk is veroorzaakt met de schoen [A]. Op grond van het door verbalisant ingestelde vergelijkende onderzoek concludeert hij dat de onderzochte sporen [B1] en [B2] in deze zaak zijn veroorzaakt met schoenen, soortgelijk aan de onderzochte schoenen [A].(36) Uit de gegeven toelichting blijkt dat gebruik is gemaakt van waarschijnlijkheidsconclusies waarbij mogelijk het ‘laagste’ is binnen de conclusie bevestigend.(37)
Ten aanzien van feit 3
Naar aanleiding van de hiervoor beschreven gebeurtenis in de Louis Pasteurstraat is door [B.], werkzaam als hoofdagent bij de regiopolitie Kennemerland, aangifte gedaan op 16 oktober 2010. Aangever vertelde nog eens over de aanleiding en gaf vervolgens aan dat op het moment dat het busje in de Louis Pasteurstraat stopte, hij en zijn collega [A.] uitstapten. Aangever is gelijk via de rijbaan naar de bijrijderkant van het busje gerend. Op het moment dat hij op ongeveer 3 meter van de achterzijde van het busje vandaan was, zag hij dat de achteruitrijdlichten van het busje oplichtten. De bestuurder gaf volgens hem vol gas. Hij hoorde dat de motor van het busje hoge toeren maakte, de banden gingen spinnen en piepen omdat de bestuurder met hoge snelheid achteruit kwam rijden.(38) Aangever schrok dat het busje met enorme snelheid achteruit reed. Hij deed in een reflex een paar stappen naar rechts. Als hij dit niet gedaan had was het busje met hoge snelheid tegen hem aangereden. Het busje reed met hoge snelheid over de plek waar aangever een seconde eerder stond. Hij zag dat het busje links naar achteren reed en met een klap tegen een geparkeerde auto aanreed. Hij zag dat het busje deze geparkeerde auto naar achteren en opzij duwde. Als aangever dus was blijven staan had de bestuurder van het busje hem opzettelijk aangereden en hem hoogstwaarschijnlijk ernstig verwond of doodgereden.(39)
Ook [A.] deed aangifte en verklaarde daartoe uitgebreid over de achtervolging op de avond van 12 oktober 2010. Op het moment van uitstappen in de Louis Pasteurstraat is hij gelijk via de rijbaan naar de bestuurderskant van het busje gerend. Hij moest hierbij deels achter het busje lopen omdat er auto’s in de straat stonden geparkeerd waardoor er weinig ruimte was. Toen aangever een paar meter van de achterzijde van het busje was verwijderd zag hij dat de achteruitrijdlichten van het busje oplichtten. De bestuurder gaf volgens hem vol gas. Hij hoorde dat de motor van het busje hoge toeren maakte, de banden gingen spinnen en piepen omdat de bestuurder met hoge snelheid achteruit kwam rijden.(40) Aangever schrok dat het busje met enorme snelheid achteruit reed. Alles verliep razendsnel, in een flits, aldus aangever. Het busje kwam met hoge snelheid achteruit zijn kant op en de dienstauto stond achter hem en hij kon geen kant op. Aangever dacht in een flits ‘hij rijdt mij dood’. Door wat gebeurde werd zijn leven bedreigd door deze bestuurder en hij pakte in een reflex zijn dienstpistool en loste een noodweerschot in de richting van de bestuurder via de achterzijde van het busje. Aangever deed dit om levensgevaar af te wenden. Omdat er zo weinig ruimte was in de straat en het busje vol gas achteruit reed, kan het niet anders dan dat de bestuurder aangever en/of zijn collega [B.] opzettelijk wilde aanrijden en op zijn minst zwaar letsel wilde toebrengen of in het ergste geval dood wilde rijden. Aangever hoorde dat het busje met een klap tegen een geparkeerde auto aanreed. Hij zag dat het busje deze geparkeerde auto naar achteren en opzij duwde. Als aangever dus was blijven staan had de bestuurder van het busje hem opzettelijk aangereden en hem hoogstwaarschijnlijk ernstig verwond of doodgereden.(41)
Ook verschillende getuigen hebben gezien hoe het busje op 12 oktober 2010 achteruit reed in de richting van de twee politieagenten.
Zo zag getuige [getuige 3] een politieauto staan met beide deuren open. Ze zag aan de linkerzijde van de straat tussen het bestelbusje en de politieauto een agent achteruit lopen. Ze zag dat het bestelbusje achteruit in de richting van de agent reed en dat de afstand tussen de achterkant van het busje en de agent kleiner werd. Gezien de stand van de auto’s dacht [getuige 3] dat de achteruitlopende agent de bestuurder was van de politieauto. Op een gegeven moment zag zij dat de agent bijna bij zijn auto was en dat de politieauto voor de achteruitlopende agent in de weg stond. Zij zag dat de agent zijn pistool trok en kennelijk op de achterzijde van het busje schoot. Zij zag opeens een tweede agent bij de passagierskant van de politieauto instappen en dat de agent die geschoten had ook instapte. Het busje reed vooruit de straat verder in met hoge snelheid en de politieauto ging er achteraan.(42)
Getuige [getuige 4] zag en hoorde dat het busje met een vaart achteruit reed. Ze heeft aan de rechterzijde van het busje wel een agent gezien maar wat hij deed zag ze niet. Ze hoorde op een gegeven moment wel een knal/schot.(43)
Ten aanzien van feit 4
In de Louis Pasteurstraat raakte het bestelbusje – zoals eerder beschreven – een personenauto. Op 14 oktober 2010 deed [benadeelde 3] aangifte. Hij had zijn personenauto, merk Peugeot, type 106 in de kleur rood en voorzien van kenteken [kenteken 2] op 12 oktober 2010 omstreeks 22.00 uur geparkeerd op de hoek van de Louis Pasteurstraat en de Van de Beltstraat te Haarlem. Hij liet zijn voertuig onbeschadigd en afgesloten achter. Aangever hoorde enkele tijd daarna een harde knal en allerlei sirenes van de politie door de straat gaan.(44) Hij ging kijken wat er aan de hand was, zag politie en hoorde dat er geschoten werd. Kort daarna reed iedereen weer weg. Aangever werd de volgende dag door een buurvrouw gewezen op de schade aan zijn voertuig. De schade bevindt zich aan de linkerachterzijde, het zijscherm en de bumper bevatten deuken en lakschade. De verlichting aan de linkerzijde is ook kapot.(45) De sporen op het wegdek van de rijbaan duidden volgens onderzoek op het heen en weer rijden van een voertuig met slippende banden.(46)
Ten aanzien van feit 6
Bij navraag bij het Centraal Rijbewijs Register en Bromfietscertificaat Register bleek dat de verdachte niet in het bezit is van een geldig rijbewijs voor de categorie B.(47) Verdachte heeft dit ter terechtzitting bevestigd.(48)
Ten aanzien van feit 7
Verdachte werd aangehouden en vervolgens naar het politiebureau overgebracht door verbalisanten [C.] en [D.]. Beiden deden op 21 oktober 2010 aangifte van bedreiging door verdachte jegens hen.
[C.] zat tijdens het overbrengen achterin naast de verdachte en [D.] reed. Verdachte begon ineens te zweten. Hij was eerst rustig maar werd steeds agressiever. Verdachte keek aangever [C.] indringend aan en zei toen: “Jullie met jullie apenpakkies het interesseert mij geen kanker ik kan veel betere wapens krijgen als die jullie hebben. Ik schiet jullie kapot” of woorden van gelijke strekking. Tijdens de overbrenging heeft verdachte ook gezegd dat hij iedereen van het woonwagenkamp kende en dat hij zo zou bellen. Daarna zouden zij wel zien wie hier de baas was. Verdachte gebruikte tijdens de overbrenging heel veel bewoordingen met het woord kanker. Het gedrag van verdachte voor zijn aanhouding, het vluchten na een ramkraak en het feit dat er zelfs geschoten zou zijn, maakte de bedreiging van [C.] met de woorden ‘ik schiet jullie kapot’ des te dreigender. Aangever [C.] heeft hier tijdens zijn werkzaamheden en in zijn privéleven last van.(49)
[D.] gaf aan dat verdachte onder andere zei: ‘Wacht maar ik kom je wel tegen dan schiet ik een kogel door je kop maak mij maar los dan zullen wij meteen kijken wie er een vent is. Wacht maar ik pak je’ of woorden van gelijke strekking. Aangever [D.] vond de bedreigingen van deze man erg bedreigend. Gezien de hele – hiervoor reeds weergegeven – situatie kreeg [D.] een bijzonder onprettig gevoel en de woorden van verdachte kwamen oprecht over op hem waardoor hij zich ernstig bedreigd voelde en zich zorgen maakte.(50)
Beoordeling
De rechtbank oordeelt allereerst dat uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, onder andere betreffende de achtervolging en de aanhouding van verdachte, kan worden vastgesteld dat verdachte op 12 oktober 2010 de bestuurder is geweest van de Hyundai H100 bestelauto, voorzien van kenteken [kenteken].
Gelet op het ontbreken van het contactslot van genoemde bestelauto en het feit dat verdachte in de bestelauto heeft gereden, oordeelt de rechtbank dat verdachte de bestelauto voorhanden had terwijl hij tijdens dat voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
Ook de onder 2 ten laste gelegde poging tot diefstal door samen met een ander met dezelfde bestelauto op een rolluik van een bedrijfspand in te rijden kan, gelet op getuigenverklaringen in combinatie met de bevindingen uit het sporenonderzoek, wettig en overtuigend bewezen worden.
De rechtbank overweegt voorts, in combinatie met hetgeen reeds onder 4.1. is overwogen betreffende het ontbreken van het opzet van verdachte op de dood van (een van) de agenten, dat door het gedrag van verdachte de aanmerkelijke kans bestond dat de agenten door de bestelbus geraakt en geschept zouden worden en dat zij hierbij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Het is voor een ieder die aan het verkeer deelneemt bekend dat een botsing tussen een motorvoertuig en een persoon ernstig letsel kan veroorzaken. Verdachte wist dit en heeft – door desondanks zo te handelen als hiervoor omschreven – deze aanmerkelijke kans willens en wetens aanvaard. Het feit dat de precieze snelheid van het busje op dat moment niet vast te stellen is, doet hier niet aan af. Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Voor wat betreft het beschadigen van de personenauto in de Louis Pasteurstraat, merkt de rechtbank op dat verdachte, door stil te gaan staan in een nauwe straat nabij een geparkeerde auto om vervolgens met een vaart achteruit te rijden, de aanmerkelijke kans dat hij de geparkeerde auto zou raken willens en wetens heeft aanvaard. Het onder 4 ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen worden.
De onder 5 ten laste gelegde overtreding van de Wegenverkeersweg 1994 kan wettig en overtuigend bewezen worden, nu uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gevaarzettend gedrag op de weg, waardoor het verkeer op de weg werd gehinderd.
Gelet op de hiervoor weergegeven vaststelling dat verdachte in de bestelauto heeft gereden en verdachte niet over een rijbewijs beschikt, kan ook de onder 6 ten laste gelegde overtreding wettig en overtuigend bewezen worden.
Uit de aangiften van verbalisanten [C.] en [D.] volgt dat het aan verdachte onder 7 ten laste gelegde feit eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, onder 2, onder 3 subsidiair, onder 4, onder 5, onder 6 en onder 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
Subsidiair
hij in de periode van 11 tot en met 12 oktober 2010 in de gemeente Velsen en de gemeente Haarlemmermeer en de gemeente Haarlem, een bestelbus, Hyundai H100, kenteken [kenteken] heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze bestelbus wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 2
hij op 12 oktober 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand/loods aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld van zijn en/of zijn mededaders gading, toebehorende aan [benadeelde 2], en zich daarbij de toegang tot dat pand/die loods te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader, met de achterkant van een bestelbus, Hyundai H100, kenteken [kenteken], met hoge snelheid tegen de roldeur van dat pand/die loods is aangereden, waardoor die roldeur in tweeën is gebroken en het onderste gedeelte was afgebroken en in die roldeur een opening is ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3:
Subsidiair
hij op 12 oktober 2010 te Haarlem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [A.], hoofdagent basisteam Haarlem Noord, en [B.], hoofdagent regiopolitie Kennemerland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet op de Louis Pasteurstraat als bestuurder met een bestelbus achteruitrijdend en daarbij snel accelererend heeft (in)gereden op/naar die [A.] en die [B.], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4
hij op 12 oktober 2010 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, Peugeot 106, kenteken [kenteken 2], toebehorende aan [benadeelde 3], heeft beschadigd, immers is hij, verdachte, met een door hem bestuurde bestelbus tegen die personenauto aangereden;
Feit 5
hij op 12 oktober 2010 te Vijfhuizen en te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig, bestelauto Hyundai 100, daarmee rijdende op de weg, de Vijfhuizerdijk en de Zwanenburgerdijk, terwijl hij werd achtervolgd door een opvallend politievoertuig - dat optische en akoestische signalen voerde -, telkens met hoge snelheid heeft gereden en daarbij het door hem bestuurde voertuig naar de weghelft van zijn tegenliggers heeft gestuurd, en meermalen terecht is gekomen op het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoetkomend verkeer, mede waardoor tegemoetkomende auto's moesten remmen en moesten uitwijken naar de rechterzijde van de rijbaan, in de richting van het water van de Ringvaart, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;
Feit 6
hij op 12 oktober 2010 te Cruquius en Vijfhuizen en Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, en te Haarlem als bestuurder van een motorrijtuig, bestelbus, Hyundai H100, heeft gereden op de weg, onder andere de [adres] en de Vijfhuizerdijk en de Zwanenburgerdijk en de Louis Pasteurstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Feit 7
hij op 12 oktober 2010 te Haarlem en/of te Haarlemmermeer, [D.], politieambtenaar regiopolitie Kennemerland, en [C.], politieambtenaar regiopolitie Kennemerland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [D.] en/of [C.] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Wacht maar ik kom je wel tegen dan schiet ik een kogel door je kop maak mij maar los dan zullen wij meteen kijken wie er een vent is. wacht maar ik pak je" en/of
- "Jullie met jullie apenpakkies het interesseert mij geen kanker ik kan veel betere wapens krijgen als die jullie hebben. Ik schiet jullie kapot",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair: opzetheling;
Feit 2: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 3 subsidiair: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd,
Feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Feit 5: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 6: overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 7: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 12 oktober 2010 schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. Hij heeft als bestuurder - terwijl hij niet beschikte over een rijbewijs - in een bestelauto gereden waarvan hij wist dat dit een van misdrijf afkomstig goed betrof. Hierdoor heeft hij het criminele circuit van autodiefstallen mede in stand gehouden.
Voorts heeft verdachte, samen met een onbekend gebleven persoon, getracht goederen te stelen uit een bedrijfspand door met de bestelauto op het rolluik van dit pand in te rijden. Diefstallen zijn zeer ergerlijke fei¬ten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven. Dat verdachte dit strafbare feit heeft begaan, wordt hem temeer aangerekend nu uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister betreffende verdachte van 14 oktober 2010 blijkt dat hij in het verleden veelvuldig en regelmatig in aanraking is geweest met politie en justitie, voornamelijk vanwege diefstallen.
Tijdens de achtervolging die aansluitend plaatsvond, heeft verdachte voorts niet alleen een geparkeerde personenauto beschadigd, maar ook andere weggebruikers in gevaar gebracht door met hoge snelheid meerdere malen op de weghelft van zijn tegenliggers te gaan rijden. Dit zeer onverantwoordelijke rijgedrag van verdachte had ernstige gevolgen kunnen hebben, dat deze gevolgen niet zijn ingetreden is niet de verdienste van verdachte.
Meer in het bijzonder heeft de rechtbank het gedrag van verdachte ten opzichte van gezagsdragers in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling door met de bestelauto vol gas achteruit te rijden terwijl zich op dat moment aan de achterzijde van de bestelauto twee politieagenten op de rijbaan bevonden. De politieagenten konden beiden nog net opzij springen, één van hen meende zelfs een schot te moeten lossen in de richting van verdachte om het busje te doen stoppen en zo zijn eigen leven te kunnen redden. Dat dit voor de agenten in kwestie ingrijpende gevolgen heeft gehad, blijkt uit de toelichting op de door hen ingediende vorderingen als benadeelde partij. Dat de schade van de agenten tot psychische schade beperkt is gebleven en zwaarder letsel is uitgebleven, is het gevolg van de alerte reacties van de agenten in kwestie en is beslist niet het gevolg van de handelwijze van verdachte.
Op het moment dat verdachte na zijn aanhouding werd overgebracht naar het politiebureau heeft hij ook nog twee andere politieagenten bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het gedrag van verdachte getuigt van geen enkel respect voor het openbaar gezag.
Verdachte heeft zich in het voorbereidende onderzoek hoofdzakelijk en op de terechtzitting vrijwel geheel op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft er daarmee geen blijk van gegeven het ernstig laakbare van zijn handelen in te zien. Dientengevolge kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat verdachte zich aan deze criminele activiteiten schuldig heeft gemaakt zonder zich rekenschap te geven van wie of wat dan ook. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij voor deze feiten geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen. Voor herhaling moet dan ook ernstig worden gevreesd.
Op grond van al het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat - mede ter voorkoming van herhaling van soortgelijke misdrijven - geen andere straf dan een die vrijheidsbeneming meebrengt, dient te worden opgelegd.
Gelet op de aard van het onder 3 bewezen verklaarde misdrijf ziet de rechtbank tevens aanleiding aan verdachte op te leggen de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen .
Tevens is de rechtbank van oordeel dat voor de bewezen verklaarde overtreding (feit 5) een aparte ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen moet worden opgelegd.
Ook zal de rechtbank voor de andere bewezen verklaarde overtreding (feit 6) hechtenis van na te noemen duur opleggen.
8. Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
8.1. Vordering benadeelde partij [A.]
De benadeelde partij [A.] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank, anders dan de raadsman, vergoeding van de gehele immateriële schade billijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot het gevorderde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2010.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [A.] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Opdat de benadeelde partij niet zelf wordt belast met de inning van het toegewezen bedrag zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 1.000,-.
8.2. Vordering benadeelde partij [B.]
De benadeelde partij [B.] heeft een vordering tot schadevergoeding van€ 1.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank, anders dan de raadsman, vergoeding van de gehele immateriële schade billijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot het gevorderde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2010.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [B.] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Opdat de benadeelde partij niet zelf wordt belast met de inning van het toegewezen bedrag zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 1.000,-.
8.3. Vordering benadeelde partij [C.]
De benadeelde partij [C.] heeft een vordering tot schadevergoeding van€ 200,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 7 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 7 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank, anders dan de raadsman, vergoeding van de gehele immateriële schade billijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot het gevorderde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2010.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [C.] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Opdat de benadeelde partij niet zelf wordt belast met de inning van het toegewezen bedrag zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 200,-.
8.4. Vordering benadeelde partij [D.]
De benadeelde partij [D.] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 200, - ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 7 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 7 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank, anders dan de raadsman, vergoeding van de gehele immateriële schade billijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot het gevorderde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2010.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [D.] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Opdat de benadeelde partij niet zelf wordt belast met de inning van het toegewezen bedrag zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten €200, -.
8.5. Vordering benadeelde partij [E.]
De benadeelde partij [E.] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.000,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Nu uit de toelichting van de benadeelde partij ter terechtzitting naar voren is gekomen dat geen sprake (meer) is van geleden schade, oordeelt de rechtbank dat onder deze omstandigheden de vordering behoort te worden afgewezen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 57, 60, 62, 285, 302, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
5, 107, 177 en 179 Wegenverkeerswet 1994.
10. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder feit 1 primair en feit 3 primair ten laste gelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde misdrijven (feiten 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4 en 7) tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde misdrijf (feit 3 subsidiair) de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf (12) maanden.
Ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde overtreding (feit 5) de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf (12) maanden.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde overtreding (feit 6) tot hechtenis voor de duur van twee (2) weken.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [A.] geleden schade tot een bedrag van € 1.000,- (duizend euro) en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
12 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [A.], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Politie Kennemerland, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [A.] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 oktober 2010, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [B.] geleden schade tot een bedrag van € 1.000,- (duizend euro) en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
12 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [B.], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Politie Kennemerland, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [B.] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 oktober 2010, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [C.] geleden schade tot een bedrag van € 200,- (tweehonderd euro) en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [C.], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Politie Kennemerland, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [C.] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 200,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 oktober 2010, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [D.] geleden schade tot een bedrag van € 200,- (tweehonderd euro) en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
12 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [D.], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Politie Kennemerland, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [D.] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 200,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 oktober 2010, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [E.] geleden schade.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mr. G.A. van der Bijl en mr. H.A. Stalenhoef, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Zoethout,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2011.
mr. G.A. van der Bijl is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
(1) De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
(2) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 44.
(3) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 45.
(4) Proces-verbaal van verhoor van T. Gisolf d.d. 26 oktober 2010, dossierpagina 38.
(5) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 45.
(6) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 47.
(7) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 48.
(8) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 48; proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2010, dossierpagina 54.
(9) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 48.
(10) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2010, dossierpagina 54.
(11) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 48.
(12) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2010, dossierpagina 54.
(13) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina’s 48 en 49; proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2010, dossierpagina’s 54 en 55.
(14) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 49; proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2010, dossierpagina 55.
(15) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 49.
(16) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 50.
(17) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 56.
(18) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 57.
(19) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina’s 57 en 58.
(20) Proces-verbaal van aanhouding d.d.13 oktober 2010, dossierpagina’s 20 en 21.
(21) Proces-verbaal van aanhouding d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 21.
(22) Proces-verbaal van aanhouding d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 22.
(23) Proces-verbaal van aangifte van [E.] namens [benadeelde ] d.d. 14 oktober 2010, dossierpagina 108.
(24) Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 24 oktober 2010 met fotobijlage, dossierpagina’s 76 en 80 (foto 5).
(25) Proces-verbaal van aangifte van [H.] namens [benadeelde 2] d.d. 13 oktober 2010, dossierpagina 34.
(26) Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 14 oktober 2010, dossierpagina 41.
(27) Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 14 oktober 2010, dossierpagina 42.
(28) Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 14 oktober 2010, dossierpagina 43.
(29) Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 24 oktober 2010 met fotobijlage, dossierpagina 64.
(30) Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 24 oktober 2010 met fotobijlage, dossierpagina’s 65, 72 en 73 (foto’s 9 t/m 11).
(31) Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 24 oktober 2010 met fotobijlage, dossierpagina 75.
(32) Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 24 oktober 2010 met fotobijlage, dossierpagina’s 76, 80 en 81 (foto’s 5, 6 en 7).
(33) Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 24 oktober 2010 met fotobijlage, dossierpagina 76.
(34) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2010 met fotobijlage, dossierpagina’s 59 t/m 63.
(35) Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 3 november 2010 met bijlagen, dossierpagina 84.
(36) Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 3 november 2010 met bijlagen, dossierpagina 85.
(37) Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 3 november 2010 met bijlagen, dossierpagina 86.
(38) Proces-verbaal van aangifte van [B.] d.d. 16 oktober 2010 met getekende plattegrond als bijlage, dossierpagina 112.
(39) Proces-verbaal van aangifte van [B.] d.d. 16 oktober 2010 met getekende plattegrond als bijlage, dossierpagina 113.
(40) Proces-verbaal van aangifte van [A.] d.d. 16 oktober 2010 met getekende plattegrond als bijlage, dossierpagina 121.
(41) Proces-verbaal van aangifte van [A.] d.d. 16 oktober 2010 met getekende plattegrond als bijlage, dossierpagina 122.
(42) Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] d.d. 17 oktober 2010, dossierpagina’s 116 en 117.
(43) Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] d.d. 27 oktober 2010, dossierpagina 126.
(44) Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] d.d. 14 oktober 2010 met fotobijlage, dossierpagina 94.
(45) Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] d.d. 14 oktober 2010 met fotobijlage, dossierpagina 95.
(46) Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] d.d. 14 oktober 2010 met fotobijlage, dossierpagina 95; proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 24 oktober 2010 met fotobijlage, dossierpagina’s 102 t/m 105.
(47) Proces-verbaal van relaas d.d. 4 januari 2011, dossierpagina 12.
(48) Proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting d.d. 27 januari 2011.
(49) Proces-verbaal van aangifte van [C.] d.d. 21 oktober 2010, dossierpagina 146.
(50) Proces-verbaal van aangifte van [D.] d.d. 21 oktober 2010, dossierpagina 141.