ECLI:NL:RBHAA:2011:BP5219
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van openstaand termijnbedrag en incassokosten door EnergieDirect B.V.
In deze zaak vorderde eiseres, EnergieDirect B.V., veroordeling van gedaagde tot betaling van een openstaand termijnbedrag van september 2009, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot betaling van het termijnbedrag met rente werd toegewezen, maar de vordering tot betaling van incassokosten werd afgewezen. De reden hiervoor was dat eiseres op eigen initiatief de handmatige betaling van het openstaande bedrag had afgeboekt op het voorschotbedrag voor oktober 2009, zonder gedaagde hiervan op de hoogte te stellen. Hierdoor was er onduidelijkheid ontstaan over de betaling, wat leidde tot meerdere standaardaanmaningen en deze procedure. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot betaling van de incassokosten ongegrond was, omdat EnergieDirect niet had voldaan aan haar verplichting om gedaagde te informeren over de gang van zaken rondom de betalingen.
De procedure begon met de dagvaarding van gedaagde op 26 oktober 2010. Gedaagde had schriftelijk geantwoord, waarna er geen comparitie van partijen plaatsvond. De feiten wezen uit dat gedaagde een overeenkomst had gesloten met EnergieDirect voor de levering van gas en elektriciteit, waarbij de betaling via automatische incasso zou plaatsvinden. De voorschotnota voor september 2009 was echter gestorneerd, en gedaagde had niet tijdig van de achterstand op de hoogte gesteld kunnen worden. De kantonrechter concludeerde dat de handmatige betaling van gedaagde niet correct was verwerkt door EnergieDirect, wat leidde tot de beslissing om de incassokosten af te wijzen en de vordering tot betaling van het termijnbedrag toe te wijzen.
De kantonrechter besloot dat gedaagde € 294,64 moest betalen aan EnergieDirect, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 februari 2011.