ECLI:NL:RBHAA:2011:BP4024
Rechtbank Haarlem
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening voor opvang op grond van de Wmo
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 7 februari 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verzoeker had op 18 oktober 2010 een aanvraag ingediend voor opvang, maar verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, had hem op 15 december 2010 verwezen naar de nachtopvang van het Leger des Heils. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, stelde dat er een spoedeisend belang was bij de gevraagde voorziening, omdat hij vreesde dat hij na zijn verblijf in een ontwenningskliniek op straat zou komen te staan.
Tijdens de zitting op 31 januari 2011 werd duidelijk dat verzoeker sinds 10 januari 2011 in een ontwenningskliniek verbleef en niet dakloos was. De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel verzoeker een spoedeisend belang aanvoerde, de toezegging van verweerder om een plan van aanpak te maken voor de opvang na het verblijf in de kliniek, de noodzaak voor een voorlopige voorziening deed vervallen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er op dat moment geen spoedeisend belang was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af.
De uitspraak benadrukt de afweging van belangen tussen de verzoeker en de noodzaak van onmiddellijke uitvoering van het besluit van verweerder. De voorzieningenrechter oordeelde dat de situatie van verzoeker, die op dat moment niet dakloos was, geen aanleiding gaf voor het treffen van een voorlopige voorziening. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.