3. Beoordeling
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (hierna ook te noemen de subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (hierna ook te noemen de objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is hierbij niet doorslaggevend.
3.2 Verzoeker heeft ter zitting van 8 december 2010 geen concrete bezwaren tegen de kantonrechter in kwestie aangevoerd. Voor zover hij op de zitting van de wrakingskamer nog andere, niet eerder genoemde gronden aan zijn verzoek heeft toegevoegd kan daarop niet worden ingegaan, omdat bij een wrakingsverzoek alle feiten en omstandigheden moeten worden vermeld zodra deze aan de verzoeker bekend zijn geworden. De eerst ter zitting van de wrakingskamer aangevoerde nieuwe feiten betreffende het vermeende optreden van de kantonrechter direct na het wrakingsverzoek waren al op 8 december 2010 bekend.
De rechtbank concludeert dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan aannemelijk is dat de kantonrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De subjectieve toets levert derhalve geen grond op voor wraking van de kantonrechter.
3.3 De ervaringen van verzoeker in eerdere procedures met andere Haarlemse rechters kunnen geen aanleiding vormen om partijdigheid van de kantonrechter te veronderstellen. Van omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat de vrees voor partijdigheid aan zijn zijde objectief gerechtvaardigd is, is derhalve geen sprake, zodat ook de objectieve toets geen grond voor wraking van de kantonrechter oplevert.
3.4 De rechtbank zal het verzoek tot wraking van de kantonrechter daarom afwijzen.
3.5 Verzoeker heeft ter zitting bevestigd, dat hij wederom een wrakingsverzoek zal indienen tegen elke rechter van de Haarlemse rechtbank die een zaak van hem zal behandelen. Gelet op hetgeen verzoeker aan zijn – inmiddels tweede – wrakingverzoek ten grondslag heeft gelegd, is het vermoeden daarom gerechtvaardigd dat verzoeker een volgend wrakingsverzoek zal indienen tegen enige andere rechter van de rechtbank Haarlem die de zaak (verder) behandelt, op soortgelijke gronden als die waarop het onderhavige wrakingsverzoek steunt. Hiervoor is vastgesteld dat die gronden niet kunnen leiden tot een geslaagd wrakingsverzoek. In dat geval zal dus sprake zijn van misbruik van het middel van wraking. De wrakingskamer ziet hierin aanleiding op de voet van artikel 39, vierde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling zal worden genomen.
4. Beslissing
De rechtbank: