ECLI:NL:RBHAA:2011:BP3415

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
176788/HA RK 10-147
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen kantonrechter in Haarlemse rechtbank

In deze zaak heeft verzoeker op 8 december 2010 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter in een aanhangige procedure tussen International Card Services B.V. en verzoeker. Verzoeker heeft geen concrete bezwaren tegen de kantonrechter aangevoerd en zijn verzoek is gebaseerd op eerdere ervaringen met andere rechters van de Haarlemse rechtbank. De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld aan de hand van zowel de subjectieve als de objectieve toets voor wraking. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor een vooringenomenheid van de kantonrechter, noch dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking wordt afgewezen, en de rechtbank bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen, omdat dit als misbruik van het wrakingsmiddel kan worden beschouwd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 februari 2011.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 176788/HA RK 10-147
datum beslissing: 1 februari 2011
Op verzoek van:
[verzoeker]
wonende te [plaats],
verzoeker
1. Procesverloop
1.1 Op de openbare zitting van 8 december 2010 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. [A], hierna te noemen: de kantonrechter, in de bij deze rechtbank, sector kanton, aanhangige zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid International Card Services B.V. en [verzoeker] (zaaknummer 490851/CV EXPL 10-15832), hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De kantonrechter heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek.
1.3 Verzoeker, de wederpartij in de hoofdzaak en de kantonrechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 25 januari 2011. Verzoeker is verschenen. De kantonrechter en de wederpartij in de hoofdzaak hebben van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2. Het standpunt van verzoeker en de kantonrechter
2.1 Verzoeker legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. Verzoeker wenst in de hoofdzaak (ten minste) vier (in het wrakingsverzoek met name genoemde) rechters van de rechtbank Haarlem onder ede te horen over de wijze waarop zij zijn rechten als Nederlands burger denken of menen te moeten garanderen. Op de zitting van 8 december 2010 heeft hij daaraan toegevoegd dat hij de kantonrechter wil wraken omdat hij rechter is in de Haarlemse rechtbank en de Haarlemse rechters zijn rechten en belangen niet goed behartigen.
2.2 Verzoeker heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek de volgende toelichting op zijn verzoek gegeven. Verzoeker is in de afgelopen tien jaar in diverse procedures voor de Haarlemse rechtbank partij geweest. De in het wrakingsverzoek genoemde rechters waren daarbij betrokken. Geen van hen heeft gedaan wat de wet voorschrijft. Daardoor is verzoeker in financiële problemen geraakt. Omdat het collega’s van dezelfde rechtbank betreft, kan geen van de andere rechters van deze rechtbank geacht worden een onafhankelijke positie in te nemen ten aanzien van de procedure die International Card Services B.V. tegen [verzoeker] aanhangig heeft gemaakt.
2.3 De kantonrechter heeft het volgende aangevoerd. Verzoeker heeft geen concrete gronden aangevoerd voor het wrakingsverzoek en dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.
3. Beoordeling
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (hierna ook te noemen de subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (hierna ook te noemen de objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is hierbij niet doorslaggevend.
3.2 Verzoeker heeft ter zitting van 8 december 2010 geen concrete bezwaren tegen de kantonrechter in kwestie aangevoerd. Voor zover hij op de zitting van de wrakingskamer nog andere, niet eerder genoemde gronden aan zijn verzoek heeft toegevoegd kan daarop niet worden ingegaan, omdat bij een wrakingsverzoek alle feiten en omstandigheden moeten worden vermeld zodra deze aan de verzoeker bekend zijn geworden. De eerst ter zitting van de wrakingskamer aangevoerde nieuwe feiten betreffende het vermeende optreden van de kantonrechter direct na het wrakingsverzoek waren al op 8 december 2010 bekend.
De rechtbank concludeert dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan aannemelijk is dat de kantonrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De subjectieve toets levert derhalve geen grond op voor wraking van de kantonrechter.
3.3 De ervaringen van verzoeker in eerdere procedures met andere Haarlemse rechters kunnen geen aanleiding vormen om partijdigheid van de kantonrechter te veronderstellen. Van omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat de vrees voor partijdigheid aan zijn zijde objectief gerechtvaardigd is, is derhalve geen sprake, zodat ook de objectieve toets geen grond voor wraking van de kantonrechter oplevert.
3.4 De rechtbank zal het verzoek tot wraking van de kantonrechter daarom afwijzen.
3.5 Verzoeker heeft ter zitting bevestigd, dat hij wederom een wrakingsverzoek zal indienen tegen elke rechter van de Haarlemse rechtbank die een zaak van hem zal behandelen. Gelet op hetgeen verzoeker aan zijn – inmiddels tweede – wrakingverzoek ten grondslag heeft gelegd, is het vermoeden daarom gerechtvaardigd dat verzoeker een volgend wrakingsverzoek zal indienen tegen enige andere rechter van de rechtbank Haarlem die de zaak (verder) behandelt, op soortgelijke gronden als die waarop het onderhavige wrakingsverzoek steunt. Hiervoor is vastgesteld dat die gronden niet kunnen leiden tot een geslaagd wrakingsverzoek. In dat geval zal dus sprake zijn van misbruik van het middel van wraking. De wrakingskamer ziet hierin aanleiding op de voet van artikel 39, vierde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling zal worden genomen.
4. Beslissing
De rechtbank:
3.6 wijst het verzoek om wraking van de kantonrechter af;
3.7 bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.
3.8 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de kantonrechter en de wederpartij een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.9 beveelt dat het geding in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.E. Patijn, voorzitter, en mrs. R.H.M. Bruin en H.M van Dam, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2011 in tegenwoordigheid van drs. A.J. Verkruisen als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.