2.11. Bij beschikking van 10 juni 2008 en aanvullende beschikking van 8 mei 2009 heeft
de rechtbank Haarlem op verzoek van [A] een voorlopig deskundigenbericht bevolen
en daarbij plastisch chirurg dr. [de deskundige] (hierna: [de deskundige]) als deskundige benoemd.
In het deskundigenrapport van 11 november 2009 heeft [de deskundige] zijn bevindingen neergelegd en de gestelde vragen op grond van de anamnese, het lichamelijk onderzoek en alle correspondentie die hem is toegezonden door de rechtbank en de advocaten, als volgt beantwoord:
“[Vraag 1. Wat is de aard en de omvang van het letsel zoals dat bij [A] door het ongeval van 22 juni 2001 is veroorzaakt?]
1. Het betreft een status na diepe snijwond aan de ulno volaire zijde van de linker onderarm, ongeveer 10 cm proximaal van de pols waarbij een snijwond ontstond op 2 niveau’s van de nervus ulnaris.
[Vraag 2. Welke diagnose stelt u ten aanzien van dit letsel?]
2. Nervus ulnarisletsel op 2 niveau’s met complete uitval van een motorische en sensibele geleiding van de nervus ulnaris.
[Vraag 3. Zijn de huidige klachten en afwijkingen, die u op uw vakgebied vaststelt, redelijkerwijze een gevolg van het ongeval van 22 juni 2001 of spelen daarbij nog andere factoren, geheel of ten dele, een rol? Indien dit laatste het geval is, kunt u dan aangeven in welke mate het ongeval aan de klachten heeft bijgedragen?]
3. De huidige klachten en afwijkingen die op mijn vakgebied zijn vast te stellen zijn het directe gevolg van het ongeval op 22 juni 2001.
[Vraag 4. Bent u van oordeel dat de medische behandelingen van [A], aanvankelijk in het (toenmalige) Elisabeth Gasthuis en later in het Spaarne Ziekenhuis, beide te Haarlem, lege artis zijn geweest?]
4. Over de 1e medische behandeling op de spoedeisende hulp van het Kennemer Gasthuis, locatie EG, valt op te merken dat een diepe snijwond aan de ulno volaire zijde van de onderarm met tekenen van een arteriële bloeding in combinatie met uitval van sensibiliteit van de ringvinger en pink, geduid moet worden als een sterke verdenking op een neuro vasculair letsel in casu de arteria ulnaris en nervus ulnaris. Op grond van deze verdenking had mijns inziens verder onderzoek dienen plaats te vinden, liefst door directe consultatie van de neuroloog danwel plastisch chirurg, gespecialiseerd in behandelingen van perifeer zenuwletsel.
[Vraag 5. Indien dat naar uw mening niet het geval is geweest: kunt u dan aangeven of er-, en zo ja van welk restletsel bij [A] sprake zou zijn geweest indien de behandeling adequaat geweest zou zijn? Kunt u ook aangeven in welk ziekenhuis en wanneer die behandeling in dat geval niet adequaat is verricht en waarom niet?]
5. De prognose van een doorsnijding van de nervus ulnaris op twee niveau’s is niet optimaal en minder gunstig dan op 1 niveau. Direct herstel eventueel door middel va een directe reconstructie met behulp van een interponaat danwel zenuw transplantaat, geeft echter goede kans op herstel, zeker rekening houdend met de leeftijd van de patiënt. Volledige genezing zonder restverschijnselen valt in dit geval niet te verwachten. Overigens valt geen uitspraak te doen over het percentage functieverlies bij directe reconstructie, aangezien dit samenhangt met de mate van littekenvorming gedurende wondgenezing en zenuwregeneratie. Een redelijk herstel van de sensibiliteit en motoriek kan in dat geval echter worden verwacht. Mijns inziens had de behandelend arts van het Kennemer Gasthuis locatie EG op de SEH moeten denken aan een letsel van de nervis ulnaris en een consult van een deskundige moeten vragen. Dit is echter niet gebeurd.
[Vraag 6. Wat zou de mate van blijvende invaliditeit zijn geweest indien de behandeling wel adequaat zou zijn geweest (gesteld dat dit nu niet zo is geweest).]
6. Op deze vraag is geen goed antwoord te geven aangezien dit samenhangt met littekenweefselprocessen in de postoperatieve fase. Rekening houdend met de aard van het letsel en de leeftijd van de patiënt, mag een sensibel motorisch herstel worden verwacht bij directe adequate behandeling met functieherstel van 40 tot 60 procent.
[Vraag 7. Is er als gevolg van door u op uw vakgebied vastgestelde ongevalsgevolgen een blijvende functionele invaliditeit ontstaan en zo ja, welke is het percentage van deze blijvende invaliditeit, afgaande op uw bevindingen en rekening houdend met uw antwoord op voorgaande vragen en een geheel gezonde mens stellende op 0%? Wilt u zich bij de beantwoording van deze vraag baseren op de normen aangegeven in het Guide AMA, laatste editie, en de richtlijnen van uw beroepsvereniging?]
7. Er is inderdaad een blijvende functionele invaliditeit ontstaan in de zin van een complete motorische en sensibele uitval van de nervul ulnaris vanaf ongeveer het midden van de onderarm tot de hand. Dit betekent 40% verlies van functie van de extremiteit en 24% van de gehele mens. Het functieverlies beperkt zich uitsluitend tot de hand en is derhalve bepaald op 40% van de bovenste extremiteit. Dit is gebaseerd op de tabellen 16.15 en 16.3 volgens de Guides to Evaluation of Permanent Impairment, AMA 5e editie.
[Vraag 8. Acht u thans ten aanzien van de ongevalsgevolgen een eindtoestand bereikt of verwacht u veranderingen in gunstige dan wel ongunstige zin, al dan niet na therapeutische maatregelen?]
8. Op dit moment is er sprake van een eindtoestand. Vermeld dient te worden dat patiënt blijvend een risico draagt voor niet opgemerkte verwondingen aan de huid van de pink en ringvinger ten gevolge van het complete gevoelsverlies ter plaatse.
[Vraag 9. Ondervindt [A] naar uw oordeel ten gevolge van de door u op uw vakgebied vastgestelde afwijkingen beperkingen ten aanzien van:
• De huishoudelijke taken?
• De activiteiten van het dagelijkse leven, waaronder de zelfverzorging?
• De recreatie voor zover betrokkene voor het ongeval op dit gebied ook actief was?
• De toekomstige beroepsuitoefening c.q. de loonvormende arbeid in het algemeen?]
9. De heer [A] zal ongetwijfeld beperkingen ervaren in de algemeen dagelijkse lichaamsactiviteit van de betrokken hand. Met name worden deze bepaald door een zwakte bij het maken van een pincet- en vuistgreep en de fijne coördinatie bij het uitvoeren van handelingen met de betrokken hand zoals het omdraaien van sleutels, het vastpakken van fijne voorwerpen, het aantrekken van kleding met knopen, het hanteren van kleine voorwerpen etc. Deze beperkingen zullen ongetwijfeld ook merkbaar zijn in de recreatieve sfeer. Ook bij de toekomstige beroepsuitoefening c.q. de loonvormende arbeid in het algemeen gelden deze beperkingen waarbij moet worden opgemerkt dat grove werkzaamheden minder beperkend zullen zijn dan waar fijne werkzaamheden moeten worden uitgevoerd.
[Vraag 10. Wilt u de ernst en de mate van de door u als ongevalsgevolg geduide beperkingen op uw vakgebied zo nauwkeurig mogelijk beschrijven?]
10. Hiervoor verwijs ik graag naar bovenstaande.
[Vraag 11. Acht u in het kader van de vaststelling van de schade nog een onderzoek op een vakgebied anders dan het uwe noodzakelijk en zo ja welk vakgebied?]
11. Ik denk dat voor een vaststelling van de schade geen verder medisch onderzoek noodzakelijk is.
[Vraag 12. Zijn er van uw zijde nog therapeutische suggesties?]
12. Momenteel lijkt er sprake van een relatieve eindtoestand. In de toekomst zou mogelijkerwijs toch weer opnieuw een voortschrijden van de klauwhand kunnen optreden waarvoor dan aanvullende spalktherapie noodzakelijk kan zijn.