ECLI:NL:RBHAA:2011:BP1261

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
474315 CV EXPL 10-9291
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.W.S. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en schadevergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak vorderde de werknemer, wiens arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV was beëindigd, schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst in beginsel niet kennelijk onredelijk was. De werknemer had 17 jaar bij de werkgever, Rosaflor B.V., gewerkt als productiemedewerker en vorderde een schadevergoeding van € 20.000,00. De werkgever had een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV, die was verleend op basis van dalende omzet en toenemende verliezen. De kantonrechter concludeerde dat er geen bijkomende omstandigheden waren die de opzegging in een ander licht stelden. De werknemer had geen recht op schadevergoeding, omdat de noodzaak tot sanering van het bedrijf voldoende was aangetoond en er geen reële mogelijkheden waren voor herplaatsing. De kantonrechter wees de vordering van de werknemer af en veroordeelde hem in de proceskosten van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 474315 CV EXPL 10-9291
datum uitspraak: 12 januari 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. C.F.M. Raaijmakers
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Rosaflor B.V.
te Leimuiderbrug
gedaagde
hierna te noemen Rosaflor
gemachtigde mr. W. Brinkkemper
De procedure
[eiser] heeft Rosaflor gedagvaard op 30 juni 2010. Rosaflor heeft schriftelijk geantwoord.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 30 september 2010 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 15 december 2010 en waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
Het volgende is komen vast te staan.
a. [eiser], 40 jaar oud, is 1 maart 1993 in dienst getreden bij Rosaflor als productiemedewerker tegen een salaris van laatstelijk € 1.752,00 bruto per maand. Rosaflor houdt zich bezig met de productie van snijrozen en de selectie/ontwikkeling van nieuwe rozenrassen.
b. Op 11 september 2010 heeft Rosaflor een ontslagvergunning voor [eiser] aangevraagd. Na gevoerd verweer heeft het UWV de vergunning verleend op grond van de overweging -kort weergegeven- dat de omzet bij Rosaflor de afgelopen jaren was gedaald, het exploitatieverlies toegenomen en dat bij het uitblijven van maatregelen de continuïteit van het bedrijf in gevaar zou komen. Met gebruikmaking van de vergunning heeft Rosaflor de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd tegen 31 maart 2010.
c. [eiser] heeft Rosaflor verzocht de beslissing tot gebruikmaking van de ontslagvergunning te heroverwegen en, subsidiair, aanspraak gemaakt op een financiële vergoeding. Rosaflor is op deze verzoeken niet ingegaan.
De vordering en de grondslag daarvan
[eiser] vordert een verklaring voor recht en betaling van € 20.000,00 als schadevergoeding in verband met de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Hij stelt daartoe dat die opzegging, zonder enige financiële tegemoetkoming, kennelijk onredelijk is. In verband daarmee wijst [eiser] op het langdurige dienstverband, de slechte vooruitzichten op ander passend werk in het algemeen en voor hemzelf in het bijzonder en, om die reden, met daarmee te verwachten inkomensteruggang. Ook stelt hij dat Rosaflor geen acties heeft ondernomen om de gevolgen van het ontslag voor hem te verlichten, bij voorbeeld door een outplacement-traject.
Het verweer
Rosaflor heeft bestreden dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is. Zij heeft, onder verwijzing naar haar bedrijfsresultaten, aangevoerd dat een ingrijpende sanering van haar bedrijf onontkoombaar was en dat van haar oorspronkelijk 12 medewerkers er -ten tijde van de comparitie op 15 december 2010- nog maar één is overgebleven. Zij heeft aangevoerd dat voor [eiser] geen ander werk in het bedrijf beschikbaar was en dat hij niet herplaatsbaar was. Anderzijds was voor [eiser] wel degelijk elders vervangend werk beschikbaar, waartoe Rosaflor wijst op gepubliceerde vacaturemeldingen. Volgens Rosaflor maakt de enkele omstandigheid dat geen vergoeding is aangeboden het ontslag niet kennelijk onredelijk, terwijl geen sprake is van bijkomende omstandigheden die tot de tegengestelde conclusie kunnen leiden.
De beoordeling
Als uitgangspunt geldt allereerst dat de teruglopende bedrijfsresultaten van Rosaflor en de daarmee gepaard gaande noodzaak tot sanering op grond van de overgelegde gegevens voldoende is komen vast te staan. Die noodzaak is temeer aannemelijk gezien de reductie van het personeelsbestand van Rosaflor tot één. Verder is niet komen vast te staan dat “overplaatsing” van [eiser] naar een van de genoemde, aan Rosaflor gelieerde bedrijven, een reëel perspectief was, reeds in verband met de problematische economische situatie van ook die bedrijven.
Op grond hiervan is de opzegging van de arbeidsovereenkomst beginsel niet kennelijk onredelijk.
De vervolgvraag is, of bijkomende omstandigheden deze conclusie in een ander licht stellen. Als dergelijke omstandigheden heeft [eiser] aangevoerd: de lange duur van het dienstverband, de afwezigheid van gevoerd “flankerend beleid” (bij voorbeeld door outplacement aan te bieden), de moeilijkheid om ander werk te vinden (ook in verband met [eiser]’s gebrekkige beheersing van het Nederlands) en tenslotte het niet aanbieden van een schadevergoeding.
Het antwoord is ontkennend. Daarvoor geldt in de eerste plaats dat de gestelde afwezigheid van “flankerend beleid” in die zin nuancering behoeft, dat Rosaflor blijkens de mededelingen van haar directeur ter zitting wel degelijk haar best heeft gedaan te bekijken of voor [eiser] elders vervangend werk te vinden was.
Daarnaast geldt dat uit de overgelegde vacaturemeldingen -ook al zijn deze niet altijd volledig, bij gebreke van salarisindicatie- blijkt dat het vinden van ander werk voor [eiser] wellicht niet eenvoudig, maar ook niet onmogelijk behoeft te zijn. Dit vindt bevestiging in het feit dat [eiser] er -gelukkigerwijs- in is geslaagd elders werkzaamheden te vinden, al is het tijdelijk, niet op vaste basis en ook niet onmiddellijk in aansluiting op het dienstverband met Rosaflor. De omstandigheid dat [eiser]’s beheersing van het Nederlands hem beperkingen oplevert kan hij in dit kader niet aan Rosaflor tegenwerpen.
Bij deze stand van zaken kan de duur van het dienstverband -17 jaar- geen beslissend gewicht in de schaal leggen.
Tegen de achtergrond van het voorgaande behoefde Rosaflor, ook in aanmerking genomen haar bedrijfseconomische situatie, aan [eiser] geen schadevergoeding aan te bieden.
De opzegging van het dienstverband kan op grond van het bovenstaande niet als kennelijk onredelijk worden aangemerkt. De vorderingen zijn daarom niet voor toewijzing vatbaar.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van Rosaflor begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.S. de Groot en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.