ECLI:NL:RBHAA:2010:BP7841

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-801103-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens ontoereikende gronden en bewijsuitsluiting in witwaszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 24 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van 235.000 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van elf maanden geëist. De zaak was gestart naar aanleiding van CIE-informatie over de verdachte, die op 10 september 2010 met een vlucht naar Zuid-Amerika zou vertrekken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de informatie die ten grondslag lag aan de aanhouding van de verdachte onvoldoende was om een redelijk vermoeden van schuld aan te nemen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de CIE-informatie slechts een vermoeden inhield en dat er geen ander belastend materiaal beschikbaar was op het moment van de aanhouding. De enkele aanwezigheid van de verdachte op de boekingslijst van de vlucht naar Ecuador was niet voldoende om zijn betrokkenheid bij witwassen of heling te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op ontoereikende gronden zijn vrijheid is ontnomen, wat tevens een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer met zich meebracht. Hierdoor heeft de rechtbank besloten dat het verkregen bewijs, inclusief de verklaringen van de verdachte, van het bewijs moest worden uitgesloten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit, omdat niet wettig kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801103-10
Uitspraakdatum: 24 december 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 december 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] (Ecuador),
wonende te [woonplaats] (Spanje), [adres],
overigens zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 september 2010, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 235.000 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten bovengenoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf (11) maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
4. Vrijspraak
Het onderhavige onderzoek is gestart naar aanleiding van CIE-informatie over verdachte. Het CIE-proces-verbaal van 10 september 2010 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Uit een in Nederland onder leiding van een officier van justitie lopend opsporingsonderzoek heb ik, verbalisant, informatie ontvangen dat:
"[voornaam en deel achternaam verdachte], verdere gegevens onbekend, op vrijdag 10 september 2010, om 23.40 uur met de vlucht [vluchtnummer] vertrekt naar Zuid-Amerika. Het vermoeden bestaat dat [deel achternaam verdachte] geld smokkelt vanuit Europa naar Zuid-Amerika."[1]
Naar aanleiding van deze informatie is door middel van een mondelinge vordering verstrekking historische en toekomstige gegevens ex artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering de boekingslijst opgevraagd van vlucht [vluchtnummer] naar Guayaquil (Ecuador). Toen verdachte op deze lijst bleek voor te komen, is op 10 december 2010 omstreeks 22.07 uur zijn ruimbagage, bestaande uit een zwarte rolkoffer, in beslag genomen. Verdachte zelf is op bevel van de officier van justitie om 22.40 uur tijdens het aan boord gaan buiten heterdaad aangehouden ter zake van heling en witwassen.[2] In de trekstangen van de onder verdachte in beslag genomen rolkoffer werd een geldbedrag aangetroffen van in totaal € 235.000.[3]
De rechtbank constateert dat ten tijde van verdachtes aanhouding geen ander belastend materiaal voorhanden was dan de hiervoor vermelde CIE-informatie en de informatie van de luchtvaartmaatschappij dat verdachte voorkwam op de boekingslijst. Nu de CIE-informatie slechts spreekt van een vermoeden en het proces-verbaal niets vermeldt over de betrouwbaarheid van de informatie, is de rechtbank van oordeel dat deze informatie op zichzelf geen redelijk vermoeden van schuld aan witwassen of heling kan opleveren. De omstandigheid dat verdachte daadwerkelijk op de boekingslijst bleek voor te komen, levert geen extra aanwijzing op voor een mogelijke betrokkenheid van verdachte bij witwassen of enig ander strafbaar feit. Aldus had met voornoemde informatie als grond voor verdachtes aanhouding niet mogen worden volstaan. Zij mocht slechts aanleiding geven tot extra alertheid en een nadere douanecontrole.
Onder de hiervoor vastgestelde omstandigheden vormt (de mogelijkheid van) toepassing van dwangmiddelen een ernstige inbreuk op belangrijke strafvorderlijke voorschriften. Verdachte is op ontoereikende gronden zijn vrijheid ontnomen, terwijl tevens inbreuk is gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer. De rechtbank acht deze inbreuken van dien aard dat het verkregen bewijs - waaronder de verklaringen van verdachte - van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Derhalve kan niet wettig worden bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. Beslissing
De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van het hem ten laste gelegde feit.
6. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.G. Witteman, voorzitter,
mr. F.F.W. Brouwer en mr. G.A. van der Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. van de Vijver,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2010.
Mrs. Witteman en Van der Bijl zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[1] C.I.E. proces-verbaal d.d. 10 september 2010, dossierpagina 7
[2] Proces-verbaal d.d. 13 september 2010, dossierpagina's 12-13
[3] Proces-verbaal van onderzoek rolkoffer d.d. 11 september 2010, dossierpagina 42-43