Parketnummer: 15/750095-10
Uitspraakdatum: 3 december 2010
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te ([postcode]) [woonplaats], [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 te IJmuiden, gemeente Velsen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt] en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- dreigend een mes, althans een steekwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht op de buik(streek), althans op het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens en/of daarbij) dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd "geld, geld, geef ons geld", althans woorden van soortgelijke en dreigende aard en/of strekking en/of
- met de hand in de zak, als ware het een vuurwapen, dreigend heeft/hebben gericht op (het lichaam) van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens en/of daarbij) dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd "money, money", althans woorden van soortgelijke en dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
- oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 41 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 5 maanden, met een proeftijd voor de duur van twee (2) jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de door of namens de Jeugdreclassering gegeven voorschriften en aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht, alsmede de opdracht aan de Jeugdreclassering om ter zake van de naleving van evengenoemde bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 80 uren bij het niet (naar behoren) voldoen daarvan te vervangen door 40 dagen jeugddetentie;
- opheffing van het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
* De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2010.
* Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 13 augustus 2010 (pagina 222-227).
* Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 14 augustus 2010 (pagina 323-327).
De door de rechtbank als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
4.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 13 augustus 2010 te IJmuiden, gemeente Velsen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door met bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan [supermarkt],
tezamen en in vereniging met een ander,
- dreigend een mes heeft gericht op de buik(streek) van die [slachtoffer] en
- vervolgens daarbij dreigend de woorden heeft toegevoegd "geld, geld, geef ons geld", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde is strafbaar en levert op:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de straffen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de volgende rapportages:
- een Pro Justitia rapport d.d. 31 oktober 2010, van D. Breuker, gezondheids- en forensisch psycholoog;
- een adviesrapportage d.d. 17 november 2010, van K. El Yaacoubi, medewerker van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, afdeling Jeugdreclassering.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, nadat hij de avond ervoor instemde met het plan van zijn mededader om een supermarkt te overvallen, tezamen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van die supermarkt, waarbij verdachte en zijn mededader de eigenaar van de supermarkt onder bedreiging van een mes hebben willen bewegen tot de afgifte van een geldbedrag. Zulke misdrijven veroorzaken bij de slachtoffers daarvan gevoelens van onveiligheid. Naar de ervaring leert kampen zij in psychisch opzicht nog geruime tijd met de gevolgen daarvan. Bovendien brengen zulke misdrijven grote onrust in de samenleving teweeg. Dat daar in het onderhavige geval ook sprake van is geweest, blijkt uit de getuigenverklaring van [getuige] die verklaart dat zij verstijfde toen zij doorhad dat het om een overval ging en tevens beschrijft hoe geschrokken en angstig de vrouw van aangever was. Voorts hebben verdachte en zijn mededader, door zich na de poging tot afpersing urenlang verscholen te houden in het duingebied in de nabijheid van de supermarkt, als gevolg waarvan een groot gebied moest worden afgezet en er onder meer een politiehelikopter moest worden ingezet, extra veel onrust en overlast veroorzaakt.
De rechtbank rekent het verdachte en zijn mededader aan dat zij enkel uit financiële hebzucht hebben gehandeld en zeer lichtvaardig te werk zijn gegaan.
De gezondheids- en forensisch psycholoog D. Breuker heeft in voornoemd Pro Justitia rapport geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een verstandelijke beperking en een matige gedragsstoornis beginnende in de adolescentie. De problematiek kenmerkt zich bij verdachte door een minder ontwikkeld moreelbesef en de neiging tot sociaal ongepast en grenzeloos gedrag. Verdachte beschikt over een beperkt sociaal aanpassingsvermogen en daarnaast is er sprake van impulsiviteit en verstandelijk beperkte coping. Het ontbreekt hem aan probleeminzicht en vanuit deze stoornissen is hij erg beïnvloedbaar en heeft hij moeite om van binnenuit structuur aan te brengen. Geconcludeerd wordt dat verdachte, vanwege de aanwezigheid van impulsiviteit en beïnvloedbaarheid op basis van de stoornissen en het gebrek aan weerbaarheid hiertegen, welke stoornissen ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit aanwezig waren, als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De rechtbank onderschrijft voornoemde conclusie en maakt deze tot de hare.
De Jeugdreclassering heeft gerapporteerd dat er thans geen problemen in de thuissituatie en de schoolgang van verdachte meer zijn. De gezinshulpverlening is afgesloten en op de nieuwe school van verdachte gaat het goed. Wel zijn er (enige) zorgen op het gebied van de vrijetijdsbesteding en de omgang met vrienden. Nieuwe Perspectieven helpt verdachte daar thans bij. Verdachte en zijn ouders staan open voor hulpverlening en werken goed mee aan de begeleiding; geadviseerd wordt dan ook deze voort te zetten.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte zowel een onvoorwaardelijke jeugddetentie - gelijk aan de duur van het voorarrest - als een voorwaardelijke jeugddetentie, van na te noemen duur, moet worden opgelegd. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke jeugddetentie een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Jeugdreclassering gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan de voorwaardelijk op te leggen straf worden verbonden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd, waarbij die werkstraf iets lager is dan die aan zijn mededader zal worden opgelegd omdat laatstgenoemde onder meer de initiatiefnemer was.
De rechtbank acht het niet noodzakelijk om de voorwaarden - te weten het houden aan de avondklok en het contactverbod met zijn mededader - zoals gesteld ten tijde van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte expliciet als bijzondere voorwaarden bij het toezicht door de Jeugdreclassering op te nemen. Dergelijke voorwaarden vallen naar het oordeel van de rechtbank onder de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Jeugdreclassering en kunnen door de Jeugdreclassering worden opgelegd indien zij deze opportuun acht.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van HONDERDEENENNEGENTIG (191) DAGEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot HONDERVIJFTIG (150) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Jeugdreclassering, zolang die instelling dat nodig acht.
Geeft in het kader van deze bijzondere voorwaarde tevens aan bovengenoemde instelling de opdracht tot het verlenen van hulp en steun ex artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
Veroordeelt verdachte voorts tot het verrichten van TACHTIG (80) UREN taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door VEERTIG (40) DAGEN jeugddetentie.
Bepaalt dat de opgelegde werkstraf binnen een termijn van 6 maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis dient te zijn voltooid.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van Muijden, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. J.M. van Santen en mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2010.