RECHTBANK HAARLEM
.
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 1423
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2010
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats]],
eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van Waterland,
verweerder.
Bij besluit van 17 augustus 2009 heeft verweerder eiseres op grond van de Wet Maatschappelijke ondersteuning (WMO) een individuele voorziening verleend voor 3 uur (klasse 2) per week hulp bij huishouden in natura voor de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012 onder de beperking dat deze voorziening slechts geldt als zij in de gemeente Waterland verblijft.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 9 februari 2010 is het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is afgeweken van het advies van 19 december 2009 van de adviescommissie voor bezwaarschriften Waterland.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Bij besluit van 25 maart 2010 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij over de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 augustus 2009 alsnog een persoonsgebonden budget zal ontvangen.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 22 oktober 2010, alwaar eiseres is verschenen. Namens verweerder is verschenen A.W. van Veen.
2.1 Eiseres is [leeftijd] jaar (geboortedatum [geboortedatum]) en staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van Waterland. Zij woont in een woonboot in [woonplaats], gemeente Waterland. Daarnaast verblijft zij op aandringen van haar neef, die eigenaar en medebewoner is van de woonboot, in verband met zijn behoefte aan privacy ongeveer vier maanden per jaar in een Mobil-home in [[andere woonplaats]]. Ook verblijft zij gemiddeld vier maanden per jaar in Zweden. Eiseres staat op de wachtlijst voor een aanleunwoning in verweerders gemeente. Eiseres heeft een vaste huishoudelijke hulp (hierna: [naam vaste huishoudelijke hulp]), die haar ook helpt in [[andere woonplaats]] en Zweden.
2.2 Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat aan eiseres alleen huishoudelijke hulp wordt verstrekt op het moment dat zij in de gemeente Waterland verblijft. Verweerder legt hieraan ten grondslag dat artikel 2, derde lid, van de Wmo-Verordening zo moet worden uitgelegd dat de gemeente alleen voorzieningen verstrekt aan personen die feitelijk in Waterland verblijven. Verweerder verwijst hiervoor naar de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 11 november 2003, LJN:AZ6497 en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 juni 2002, LJN:AE6266. Bovendien ziet verweerder aanleiding om de keuzevrijheid van eiseres te beperken omdat sprake is van overwegende bezwaren in de zin van artikel 6 van de Wmo, nu eiseres onvoldoende duidelijk heeft gemaakt hoeveel tijd zij feitelijk in de gemeente Waterland verblijft, zodat niet is vast te stellen over welke periode er recht bestaat op hulp bij het huishouden. Verweerder zal de hulp bij huishouden daarom in natura verstrekken.
2.3 Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en voert hiertegen aan dat zij ten onrechte niet in aanmerking is gebracht voor een persoonsgebonden budget (pgb). Zij stelt daartoe dat zij gelijk behandeld wil worden met andere personen die een pgb voor huishoudelijk hulp ontvangen en die in de gelegenheid worden gesteld de besteding hiervan achteraf te verantwoorden. Verweerder houdt onvoldoende rekening met haar bijzondere omstandigheden, waardoor zij genoodzaakt is om deels buiten de gemeente [woonplaats] te verblijven. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat zij zich maar in één gemeente kan inschrijven en dat zij zich in de gemeente [[andere woonplaats]] niet kan inschrijven, omdat zij op de camping niet permanent mag verblijven.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Wmo treft het college van burgemeester en wethouders, ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4º, 5º en 6º, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;
d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Ingevolge het tweede lid houdt het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de voorzieningen rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
2.5 Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wmo stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
2.6 Artikel 6 van de Wmo bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze biedt tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.
2.7 In overeenstemming met artikel 5 van de Wmo heeft de gemeenteraad van Waterland de “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2007” (hierna: de Verordening) vastgesteld.
2.8 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening verleent het college voorzieningen aan personen met beperkingen, die hen zoveel mogelijk in staat stellen tot zelfredzaamheid en deelname aan het maatschappelijk verkeer.
Ingevolge het tweede lid, van artikel 2 van de Verordening wordt een voorziening alleen verleend als zij:
a. langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op te heffen of te verminderen;
b. naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopste adequate voorziening kan worden beschouwd en; c. in overwegende mate op de persoon van de aanvrager afgestemd is.
Ingevolge artikel 2, derde lid, aanhef en onder d, van de Verordening wordt een voorziening niet verleend als de aanvrager niet is ingeschreven in de gemeentelijke basisadminitsratie van de gemeente Waterland.
2.9 Ingevolge artikel 11 van de Verordening kan de door het college te verstrekken voorziening ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden bestaan uit
- algemene hulp bij huishouden; - hulp bij het huishouden in natura; - een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.
2.10 In artikel 14 van de verordening heeft verweerder bepaald dat huishoudelijke hulp in klassen wordt uitgedrukt, en daarbij de vastgesteld dat de klassen 1 tot en met 6 met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend. Bij klasse 2 behoren de uren 2 tot en met 3,9.
2.11 Bij besluit van 25 maart 2010 is besloten om aan eiseres over de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 augustus 2009 alsnog € 810,- te betalen aan persoonsgebonden budget, waarbij verweerder er vanuit gaat dat eiseres gedurende 12 weken in de gemeente [woonplaats] heeft verbleven. De rechtbank begrijpt dit besluit aldus dat verweerder heeft beoogd gedeeltelijk terug te komen op het bestreden besluit. Nu daarmee niet volledig is tegemoetgekomen aan de bezwaren van eisers, zal de rechtbank, gelet op het bepaalde in de artikelen 6:18 en 6:19 Awb het beroep mede gericht achten tegen dit besluit.
2.12 Anders dan verweerder meent is de rechtbank van oordeel dat op eiseres niet een van de weigeringsgronden van artikel 2 van de Verordening van toepassing is. De in artikel 2, derde lid, aanhef en onder d van de Wmo-Verordening neergelegde weigeringsgrond spreekt expliciet van inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Nu eiseres is ingeschreven in de GBA van Waterland is deze weigeringsgrond niet op haar van toepassing. Verweerder wordt niet gevolgd in zijn betoog dat de weigeringsgrond aldus moet worden uitgelegd dat slechts recht bestaat op een voorziening voor zover feitelijk in de gemeente Waterland wordt verbleven. Noch in de Verordening, noch in de Wmo of de toelichting daarop zijn aanknopingspunten te vinden voor het standpunt dat het recht op huishoudelijke hulp beperkt is tot de periode waarin een verzoeker feitelijk in de gemeente verblijft. De jurisprudentie waarop verweerder zich beroept doet daar niet aan af, nu in beide uitspraken de Wet voorziening gehandicapten aan de orde is, waarin een ander criterium gold, te weten: in de gemeente woonachtige gehandicapten.
2.13 Verweerder heeft aan zijn besluit om eiseres geen keuzevrijheid als bedoeld in artikel 6 van de Wmo te verlenen, eveneens het standpunt ten grondslag heeft gelegd dat het recht op een individuele voorziening moet worden beperkt tot de periode waarin eiseres in de gemeente Waterland verblijft. Omdat niet controleerbaar is wanneer eiseres buiten de gemeente verblijft, acht verweerder overwegende bezwaren aanwezig om eiseres de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget te verlenen. Nu, zoals hiervoor onder 2.12 er geen wettelijk grondslag is voor de stelling dat slechts recht bestaat op de voorziening voor zover feitelijk in de gemeente Waterland wordt verbleven en niet valt in te zien waarom eiseres niet via verantwoording achteraf inzicht kan geven in de besteding van haar persoongebonden budget, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom sprake is van overwegende bezwaren. Nu overigens niet van overwegende bezwaren is gebleken, heeft verweerder derhalve eiseres de in artikel 6 Wmo bedoelde keuzevrijheid in redelijkheid niet kunnen onthouden.
2.14 Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en de bestreden besluiten van 9 februari 2010 en 25 maart 2010 vernietigen wegens strijd met artikel 7:12 Awb.
2.15 De rechtbank ziet tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb zelf in de zaak te voorzien. In dat verband acht de rechtbank van belang dat eiseres een indicatie heeft voor 3 uur per week hulp bij huishouden. Nu op eiseres geen weigeringsgronden van toepassing zijn en zij staat in geschreven in de GBA van de gemeente Waterland, komt zij in aanmerking voor de door haar gevraagde voorziening van hulp bij huishouden. Er zijn geen overwegende bezwaren die maken dat haar de in artikel 6 Wmo genoemde keuzevrijheid in redelijkheid kan worden onthouden, zodat de gevraagde voorziening zoals door eiseres verzocht in de vorm van een persoonsgebonden budget moet worden verstrekt. Nu eiseres geen zelfstandige beroepsgronden heeft aangevoerd tegen de hoogte van het persoonsgebonden budget zal de rechtbank ervan uitgaan dat de onderhavige voorziening van 3 uur per week hulp bij huishouden volledig compenseert, waarbij de rechtbank overigens opmerkt dat volgens geldende jurisprudentie artikel 4, eerste lid, van de Wmo geen ruimte laat voor het indiceren van huishoudelijk hulp in klassen.
2.16 De rechtbank zal het primaire besluit van herroepen en bepalen dat aan eiseres een voorziening wordt verleend in de vorm van hulp bij huishouden voor 3 uur per week over de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012, welke voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget zal worden verstrekt.
2.17 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding nu niet is gebleken dat eiseres voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt. Wel dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 9 februari 2010;
3.3 vernietigt het bestreden besluit van 25 maart 2010;
3.4 herroept het besluit van 17 augustus 2009;
3.5 bepaalt dat aan eiseres een voorziening wordt verleend in de vorm van hulp bij huishouden voor +3 uur per week over de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012, welke voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
3.6 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
3.7 bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 41,- vergoedt;
3.8 wijst het anders of meer gevorderde af..
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Mateman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kubicz, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2010.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.