ECLI:NL:RBHAA:2010:BO9291

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 474117 / CV EXPL 10-9195
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van financiële compensatie voor vervangende opleiding na uitsluiting door onderwijsinstelling

In deze zaak vorderde eiseres [A.] betaling van een financiële compensatie van € 5.000,00 van gedaagde B.G.L. & Partners BV, na uitsluiting uit de opleiding tot kindercoach. Eiseres stelde dat de onderwijsinstelling tekort was geschoten in haar verplichtingen, waardoor zij zonder deugdelijke reden uit de opleiding was gezet. De kantonrechter oordeelde echter dat eiseres haar vordering onvoldoende had onderbouwd. De rechtbank stelde vast dat de onderwijsinstelling, BGL, gecertificeerd was en dat het aan hen was om de prestaties van de studenten te beoordelen op basis van hun eigen criteria. Eiseres kon niet aantonen dat zij schade had geleden door het voortijdig afbreken van de opleiding, en bovendien was de titel 'kindercoach' niet beschermd, waardoor eiseres zonder diploma alsnog een praktijk kon beginnen. De kantonrechter wees de vordering van eiseres af en stelde dat de proceskosten voor rekening van eiseres kwamen, omdat zij in het ongelijk was gesteld. De proceskosten aan de kant van BGL werden begroot op € 25,00 aan reis- en verblijfkosten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 474117 / CV EXPL 10-9195
datum uitspraak: 13 oktober 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[A.]
te Avenhorn
eiseres
hierna te noemen [A.]
procederend in persoon
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.G.L. & Partners BV
te Hoofddorp
gedaagde
hierna te noemen BGL
gemachtigde: [B.] directeur
De procedure
[A.] heeft BGL gedagvaard op 25 juni 2010. BGL heeft schriftelijk geantwoord.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 28 juli 2010 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 6 september 2010. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
1. [A.] heeft zich bij BGL ingeschreven voor een opleiding tot kindercoach en is op 19 september 2008 met de cursus gestart.
2. BGL heeft [A.] onder meer het volgende per brief bericht:
Op 24 maart 2009 heeft er een gesprek plaats gevonden (…) Tijdens dat gesprek hebben zij jou medegedeeld dat je op een aantal onderdelen van de opleiding Kindercoach onvoldoende scoort, te weten op het onderdeel reflecteren en intervisie. Dit betekent dat je per direct: (…) geen certificaat/diploma zult kunnen behalen. Dit besluit is unaniem en in overleg met het managementteam van de Opleiding Kindercoach genomen. (…)
3. [A.] heeft bij brief van 8 mei 2009 bezwaar gemaakt tegen het besluit van BGL, door aan te voeren dat het besluit onredelijk is, onvoldoende onderbouwd en dat BGL zich niet heeft gehouden aan haar zorgplicht.
4. Op 1 september 2009 heeft BGL [A.] het volgende voorgesteld:
Cliënte geeft aan hoe zij haar weg naar het succesvol afsluiten van haar opleiding ziet. Naar aanleiding van dit voorstel zullen wij bekijken of wij hier vertrouwen in hebben. Een belangrijk onderdeel van een eventueel voorstel zou moeten zijn bestaan uit leertherapie en hoe zij denkt het reflecteren op haar eigen handelen te willen verbeteren.
5. Bij brief van 15 september 2009 heeft [A.] hierop onder meer als volgt gereageerd:
Ik begrijp dat u een voorstel wilt van mij. Dat verheugd mij, maar is ook moeilijk doordat er ondanks herhaaldelijk verzoek geen afdracht is geweest van de gecommuniceerde verwijten. Derhalve heb ik in overleg met mijn rechtsbijstand besloten om mijn reflectie te geven over mijn ontwikkeling in tijd van de kindercoach opleiding, inclusief de periode na eliminatie vanuit BGL. (…)
Ik verneem graag uw reactie over het succesvol kunnen afronden van mijn kindercoach opleiding; nu u weet van mijn historie en mijn genoten vervolgtraject na uw beëindiging van mijn opleiding.
6. BGL heeft bij brief van 29 oktober 2009 vervolgens volhard in haar besluit om
[A.] verder van de opleiding uit te sluiten. In die brief staat onder meer het volgende:
Niet uit het oogpunt van schuld maar uit het oogpunt van coulance, willen wij u een financiële tegemoetkoming doen van 50% van het door u betaalde lesgeld van € 3100,--. Wij zullen het bedrag van € 1550,-- binnen 7 dagen aan u overmaken. Dit geld kunt u dan bijvoorbeeld besteden aan een opleiding/training/workshop die aansluit bij uw HSP.
De vordering
[A.] vordert (samengevat) veroordeling van BGL tot betaling van € 5.000,00.
[A.] legt aan de vordering ten grondslag dat zij wegens de onterechte weigering van BGL genoodzaakt is elders een soortgelijke opleiding te gaan volgen. Voor die vervangende opleiding vordert [A.] een financiële compensatie.
Het verweer
BGL betwist de vordering. Zij voert aan dat [A.] zowel tijdens de lessen als in de verslagen en in de intervisiebijeenkomsten niet voldoet aan de criteria die BGL daarvoor stelt. BGL heeft daarom de beslissing genomen dat [A.] de opleiding niet met goed gevolg zal kunnen afronden.
De beoordeling van het geschil
1. [A.] heeft tijdens de comparitie van partijen haar vordering nader onderbouwd door te stellen dat BGL is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. BGL heeft [A.] immers zonder een goede reden uit de opleiding gezet. [A.] beschikt naar haar eigen zeggen over voldoende reflecterend vermogen en heeft dat ook in de opleiding laten zien.
2. Deze stelling van [A.] kan de vordering niet dragen. Voor het slagen van de vordering is in de eerste plaats vereist dat [A.] onderbouwt waarin BGL bij het geven van onderwijs en de daarbij behorende beoordelingen fouten heeft gemaakt. Verder moet dan komen vast te staan dat BGL daarmee in haar verplichtingen uit de overeenkomst met [A.] toerekenbaar is tekortgeschoten. Dat kan uit haar stellingen en de door haar overgelegde correspondentie niet worden afgeleid. Het is immers aan BGL als een gecertificeerde onderwijsinstelling om de prestaties van haar cliënten te beoordelen op basis van de door haar gestelde criteria.
Bovendien kan niet worden vastgesteld dat en zo ja welke schade [A.] heeft geleden door het voortijdig afbreken van de opleiding. Zoals BGL onweersproken heeft aangevoerd is de titel kindercoach niet beschermd. [A.] kan dan ook zonder het door haar gewenste diploma een praktijk tot kindercoach beginnen. Overige omstandigheden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat
[A.] door de beslissing van BGL schade heeft geleden zijn gesteld noch gebleken.
3. Op grond van vorenstaande wordt de vordering van [A.] afgewezen.
4. De proceskosten komen voor rekening van [A.] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Omdat BGL zich niet door een professionele gemachtigde heeft laten bijstaan, komen op grond van het bepaalde bij artikel 238 Rv, voor vergoeding slechts de noodzakelijke reis- en verblijfkosten in aanmerking.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [A.] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van BGL tot en met vandaag worden begroot op € 25,00 aan reis- en verblijfkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Dubois en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.