ECLI:NL:RBHAA:2010:BO9233

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/741103-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot plofkraak en geweld tegen politieambtenaren in Nederland

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem, zijn meerdere verdachten aangeklaagd voor hun betrokkenheid bij een serie plofkraken, waarbij explosieven werden gebruikt om geldautomaten te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, waaronder de hoofdverdachte, op verschillende data in 2008 en 2009 hebben geprobeerd om geldautomaten op te blazen in onder andere Schoonhoven, Amsterdam en Rolde. De verdachten gebruikten gasflessen en ontstekingsmechanismen om explosies te veroorzaken, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en de veiligheid van omstanders. Tijdens de aanhouding op 12 februari 2010 in Schoonhoven, waarbij de verdachten in de act van een plofkraak werden betrapt, hebben zij geprobeerd te ontsnappen en geweld gebruikt tegen politieambtenaren. De rechtbank heeft de verdachten schuldig bevonden aan poging tot plofkraak, opzetheling van een gestolen auto, en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan politieambtenaren. De rechtbank heeft de straffen gematigd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachten in de criminele organisatie. De hoofdverdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/741103-09
Uitspraakdatum: 24 december 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 mei 2010, 16 augustus 2010, 11 november 2010, 22 november 2010, 23 november 2010, 29 november 2010, 30 november 2010 en 10 december 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na toegestane wijziging van de tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering alsmede na toegestane wijziging van de tenlastelegging betreffende feit 9, tenlastegelegd dat:
Feit 1
(poging plofkraak Schoonhoven op 11/12 februari 2010, zaaksdossier 31a)
primair
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, een of meerdere slangen, die verbonden waren met (gas)flessen en/of een ontstekingsmechanisme in (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen n in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat weg te nemen (een hoeveelheid) geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft geforceerd en/of een of meerdere slangen, die verbonden waren met (gas)flessen en/of een ontstekingsmechanisme in (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen leden van een arrestatieteam van de politie, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan een (andere) deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) met een of meer motorvoertuigen op die leden van dat arrestatieteam van de politie zijn ingereden;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen ter voorbereiding van het misdrijf om
- tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
opzettelijk een of meer motorvoertuigen en/of een of meer (gas)flessen met toebehoren en/of een ontstekingsmechanisme en/of een of meer bivakmutsen bestemd tot het begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Feit 2
(poging doodslag Schoonhoven op 11/12 februari 2010, zaaksdossier 31b)
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 12 februari 2010 te Schoonhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk ter uitvering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer leden van een arrestatieteam, in ieder geval ambtenaren van de politie van het leven te beroven, met een of meer motorvoertuigen is ingereden op die leden van dat arrestatieteam, in ieder geval die politieambtenaren, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten het medeplegen van een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing (artikel 157 wetboek van strafrecht) en/of van diefstal door middel van braak/verbreking (artikel 311 wetboek van strafrecht), althans voorbereidingshandelingen daartoe (zoals beschreven in het onder 1 telastegelegde), en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit/die feiten voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Feit 3
(poging plofkraak Amsterdam op 04 oktober 2008, zaaksdossier 3a)
hij op of omstreeks 04 oktober 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een metalen staaf of buis en/of een of meer slang(en)/snoer(en), die verbonden waren met (gas)flessen en/of een ontstekingsmechanisme in (de uitgifteklep van) een geldautomaat te steken en/of (vervolgens) gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) dat/die gas(sen) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
en/of
hij op of omstreeks 04 oktober 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat, een grote hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld heeft verschaft en/of dat geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, immers heeft/hebben verdachte en of zijn mededader(s) een metalen staaf of buis en/of een of meer slang(en)/snoer(en), die verbonden waren met (gas)flessen en/of een ontstekingsmechanisme in (de uitgifteklep van) een geldautomaat gestoken en/of (vervolgens) gas(sen) in voornoemde geldautomaat gebracht en/of (vervolgens) dat/die gas(sen) tot ontsteking en/of ontbranding gebracht,
Feit 4
(voorbereidingshandelingen plofkraken Amsterdam op 16 oktober 2008, zaaksdossier 3b)
hij op of omstreeks 16 oktober 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was een of meer gasflessen (aan elkaar gemaakt met tape, voorzien van drukmeter) en/of een stroomstootwapen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Feit 5
(poging plofkraak Amsterdam op 22 april 2009, zaaksdossier 9)
hij op of omstreeks 22 april 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een geldautomaat, door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 22 april 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat, weg te nemen (een hoeveelheid) geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een of meerdere staven en/of slangen, (die verbonden waren met (gas)flessen en/of een ontstekingsmechanisme) in (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft gestoken, en/of gas(sen) in voornoemde automaat heeft laten stromen en/of deze tot ontbranding/ontploffing heeft gebracht en/of met een auto (Ford Escort) een of meermalen tegen de toegangsdeur naar de kluisruimte van deze geldautomaat, althans een deur is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 6
(poging plofkraak Rolde op 16 juli 2009, zaaksdossier 18a)
hij op of omstreeks 16 juli 2009 te Rolde, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, een of meerdere staven en/of slangen, (die verbonden waren met (gas)f lessen en/of een ontstekingsmechanisme) in (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft gestoken en/of (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 16 juli 2009 te Rolde, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat, weg te nemen (een hoeveelheid) geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een of meerdere staven en/of slangen, (die verbonden waren met (gas)flessen en/of een ontstekingsmechanisme) in (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft gestoken,en/of (de uitgifteklep van) die geldautomaat heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 7
(diefstal auto in Emmen/Rolde op 14/15 juli 2009, zaaksdossier 18b)
primair
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2009 tot en met 15 juli 2009 te Emmen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (Ford Escort; kenteken: [kentekenplaat Ford Escort]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2009 tot en met 16 juli 2009 te Emmen, en/of te Rolde, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (personen) auto (Ford Escort; kenteken: [kentekenplaat Ford Escort]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde (personen)auto (Ford Escort; kenteken: [kentekenplaat Ford Escort]) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 8
(voorbereidingshandelingen plofkraak Emmen op 18 juli 2009, zaaksdossier 19a)
hij op of omstreeks 18 juli 2009 te Emmen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was opzettelijk een of meer gasfles(sen) en/of een koevoet en/of een (kloof)bijl en/of een motorfiets bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Feit 9
(poging doodslag op achtervolgende politiefunctionarissen Emmen, 18 juli 2009, zaaksdossier 19b)
primair
hij op of omstreeks 18 juli 2009 te Emmen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer (hem en/of zijn mededader(s) achtervolgende) politiefunctionaris(sen) van het leven te beroven, opzettelijk
- een gasfles en/of een koevoet naar en/of in de richting van de hem en/of zijn mededader(s) achtervolgende politiefunctionaris(sen), althans het voertuig, waarmee deze politiefunctionaris(sen) re(e)d(en), heeft gegooid, althans heeft laten vallen
en/of
- met een kloofbijl (een) hakbeweging(en) heeft gemaakt naar en/of in de richting van de hem en/of zijn mededader(s) achtervolgende politiefunctionaris(sen), althans het voertuig, waarmee deze politiefunctionaris(sen) re(e)d(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 18 juli 2009 te Emmen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aan een of meer (hem en/of zijn mededader(s) achtervolgende) politiefunctionaris(sen) (zijnde ambtenaren gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk
- een gasfles en/of een koevoet naar en/of in de richting van de hem en/of zijn mededader(s) achtervolgende politiefunctionaris(sen), althans het voertuig, waarmee deze politiefunctionaris(sen) re(e)d(en), heeft gegooid, althans heeft laten vallen
en/of
- met een kloofbijl (een) hakbeweging(en) heeft gemaakt naar en/of in de richting van de hem en/of zijn mededader(s) achtervolgende politiefunctionaris(sen), althans het voertuig, waarmee deze politiefunctionaris(sen) re(e)d(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 18 juli 2009 te Emmen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (hem en/of zijn mededader(s) achtervolgende) politiefunctionaris(sen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- een gasfles en/of een koevoet naar en/of in de richting van de hem en/of zijn mededader(s) achtervolgende politiefunctionaris(sen), althans het voertuig, waarmee deze politiefunctionaris(sen) re(e)d(en), gegooid, althans laten vallen
en/of
- met een kloofbijl (een) hakbeweging(en) gemaakt naar en/of in de richting van de hem en/of zijn mededader(s) achtervolgende politiefunctionaris(sen), althans het voertuig, waarmee deze politiefunctionaris(sen) re(e)d(en);
Feit 10
(plofkraak Emmen op 23 januari 2010, zaaksdossier 27)
hij op of omstreeks 23 januari 2010 te Emmen, in elk geval in Nederland, tezamen n in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gas (sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 23 januari 2010 te Emmen, in elk geval in Nederland, tezamen n in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat, een grote hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdacht en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld heeft verschaft en/of dat geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, immers heeft /hebben verdachte en of zijn mededader(s) gas(sen) in voornoemde geldautomaat gebracht en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding gebracht en/of met een auto de toegangsdeur naar de kluisruimte (achter de geldautomaat) geramd en/of de kluisruimte betreden.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding onder 1., eerste gedeelte, partieel nietig dient te worden verklaard, aangezien de in de tenlastelegging beschreven feitelijkheden niet (zonder meer) kunnen leiden tot het teweegbrengen van schade aan andere goederen dan de geldautomaat zelf. De tenlastelegging noemt ook geen andere goederen dan die geldautomaat, terwijl voor bewezenverklaring van het feit als omschreven in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht wel vereist is dat gevaar te duchten is geweest voor andere goederen dan het goed waarin de ontploffing is teweeg is gebracht. Als gevolg hiervan is de dagvaarding in de ogen van de verdediging innerlijk tegenstrijdig en daarmee nietig.
Zoals de rechtbank hierna onder 4.3 zal overwegen, is de rechtbank van oordeel dat ook in de huidige redactie van de tenlastelegging sprake kan zijn van gemeen gevaar voor goederen, aangezien bij het tot ontploffing brengen van een onderdeel van de geldautomaat (in casu de kluis), gemeen gevaar voor andere goederen te duchten is. De rechtbank verwerpt daarom het op dit onderdeel door de raadsman gevoerde verweer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten alsmede van het onderdeel betreffende de kloofbijl van het tenlastegelegde feit onder 9, en tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 5, 6, 7 primair, 8, 9 primair en 10. tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren en zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de aan verdachte onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten niet kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 geldt dat verdachte niet als pleger dan wel medepleger van de poging tot doodslag kan worden aangemerkt. Met betrekking tot de feiten 3 en 4 bestaat onvoldoende wettig bewijs. Verdachte moet derhalve van deze feiten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit (de (poging tot) ‘plof- en ramkraak’ te Amsterdam op 22 april 2009 (zaak 9) overweegt de rechtbank als volgt.
Het enige bewijs dat in de richting van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] als betrokkenen bij deze ‘plofkraak’ (dat wil zeggen het teweegbrengen van een ontploffing in een geldautomaat) en poging tot ‘ramkraak’ wijst, zijn de printlijsten van de telefoonnummers van de verdachten en de printlijsten van de mastgegevens. Daaruit kan worden afgeleid dat de telefoons van verdachte en voornoemde medeverdachten in de nacht van het delict, rond het tijdstip waarop de tenlastegelegde ‘plof- en ramkraak’ plaatsvonden, een zendmast aanstraalden in de buurt van de desbetreffende geldautomaat. Uit het dossier blijkt niet in hoeverre de beschikbare printlijsten een betrouwbare indicatie geven van de locatie waarop de gebruiker van het desbetreffend telefoonnummer zich op dat moment bevindt, evenmin wat de omvang van het gebied is waarin deze zich kan bevinden en in hoeverre de kans bestaat dat het gesprek, bijvoorbeeld bij overbelasting van een zendmast, door een andere zendmast wordt ‘overgenomen’. Wel blijkt zowel uit de door de officier van justitie bij requisitoir overgelegde foto’s van ‘plofkraken’ die uitdrukkelijk niet door hem aan verdachte en/of zijn mededaders worden toegerekend en uit de berichtgeving in de media over ‘plofkraken’ en pogingen daartoe ná aanhouding van verschillende verdachten in de onderhavige zaak, dat meerdere (groepen) verdachten zich met dergelijke delicten bezighouden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] hebben verklaard dat zij (destijds) regelmatig in die buurt, bij vrienden, verbleven. Medeverdachte [medeverdachte 6] is niet ver daarvandaan woonachtig.
Gelet op al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig kan worden bewezen dat verdachte het onder 5. ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal hem hiervan dan ook vrijspreken.
Zoals de rechtbank hierna onder 4.2. ten aanzien van de onder 7 en 9 tenlastegelegde feiten zal toelichten, is naar het oordeel van de rechtbank eveneens niet bewezen wat aan verdachte onder 7 primair en 9 primair ten laste is gelegd (zaak 18B, diefstal auto en zaak 19B, poging doodslag op achtervolgende politieagenten). Hiervan zal de rechtbank hem eveneens vrijspreken.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de aan verdachte onder feit 10 ten laste gelegde ‘plofkraak’ in Emmen (zaak 27) niet wettig kan worden bewezen. Met betrekking tot dit feit zijn ter terechtzitting verschillende camerabeelden getoond, waarbij de rechtbank geen van de personen op die beelden heeft herkend als verdachte. Zoals de hiervoor ten aanzien van het onder feit 5. ten laste gelegde is overwogen, zijn er in Nederland kennelijk meerdere (groepen) verdachten die zich met het plegen van ‘plofkraken’ bezighouden.
Uit tapgesprekken en zendmastgegevens blijkt wel dat verdachte in de bewuste nacht in Emmen is geweest en dat hij na die nacht kennelijk een geldbedrag van ongeveer € 4.000,- tot zijn beschikking had, dat hij aan de echtgenoot van [medeverdachte 7] heeft gegeven.
De enkele aanwezigheid van verdachte in Emmen wekt echter op zichzelf geen verbazing, gezien zijn relatie met [medeverdachte 7] die daar woont. De beschikking over het bedrag van ongeveer € 4.000,-, terwijl hij geen legale inkomsten genoot, verklaarde verdachte ter terechtzitting uit het feit dat hij in 2008 is veroordeeld voor een hennepkwekerij, die van een ander was. Verdachte heeft indertijd de naam van deze andere persoon naar eigen zeggen niet aan de politie willen vertellen en hij heeft de voor het telen van hennep opgelegde straf daarom voor deze persoon ‘uitgezeten’. Als beloning hiervoor zou hij een aanzienlijk geldbedrag van deze persoon hebben ontvangen op 22 januari 2010, waarna hij nog diezelfde nacht naar Emmen was gereden om de schuld af te betalen die hij nog bij [naam echtgenoot verdachte 7] open had staan in verband met de kosten van een eerder verblijf van verdachte in hun woning.
Wat daar ook van zij, naar het oordeel van de rechtbank wijst geen van de zich in het dossier bevindende stukken, ook niet de door de politie afgetapte en door de officier van justitie aangehaalde telefoongesprekken, op de aanwezigheid van verdachte in de bewuste nacht, op het tijdstip waarop de ‘plofkraak’ heeft plaatsgevonden, bij of in de directe nabijheid van de desbetreffende geldautomaat. De rechtbank oordeelt daarom dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte bij deze ‘plofkraak’ betrokken is geweest, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten 1 primair, 6, 7 subsidiair, 8 en 9 subsidiair op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Algemene overwegingen
Methode
Voorafgaand aan de zaaksgerelateerde feiten en omstandigheden, zal de rechtbank uiteen zetten van welke methode zij bij de ten lastegelegde plofkraken in zijn algemeenheid is uitgegaan.
Uit de diverse bevindingen in het Havanna-onderzoek leidt de rechtbank af dat de volgende (‘plof- en ramkraak’)methode steeds wordt gehanteerd (zie onder meer: proces-verbaal bevindingen onderzoek Snellerwaardgracht d.d. 4 november 2008, Map 3, p. 849-851; proces-verbaal uitkijken camerabeelden d.d. 11 oktober 2008, Map 3, p. 871-872; proces-verbaal bevindingen Hoofdstraat Rolde d.d. 16 juli 2009, Map 4, p. 1371-1372; proces-verbaal sporenonderzoek Rolde d.d. 21 juli 2009, Map 4, p. 1381-1383; proces-verbaal uitkijken camerabeelden d.d. 18 november 2010, 5e aanvulling, p. 4958-4981).
Eerst wordt in de gelduitgifteklep van de desbetreffende pinautomaat zodanig met behulp van gereedschap en/of een metalen staaf of buis gewrikt dat er een ‘opening’ ontstaat. In die opening wordt een slang gebracht, waardoor uit een gasfles met acetyleen en een fles met zuurstof een bepaalde hoeveelheid van een mengsel van die beide gassen in de automaat wordt gebracht. Het kennelijke doel is om het gasmengsel in de kluis te brengen, waarna het met een vonk uit een stroomstootwapen of ander ontstekingsmechanisme, overgebracht via een elektriciteitsdraad, tot ontploffing wordt gebracht. Het beoogde effect is het openspringen van de kluis in de geldautomaat, waarin zich de geldcassettes bevinden.
Om daadwerkelijk toegang te krijgen tot het geld, dient vervolgens de deur van de bevoorradingsruimte te worden geopend. Daartoe wordt deze deur geforceerd door hier hard tegen aan te rijden (rammen) met een (gestolen) personenauto. Zodra men hierin geslaagd is, kan men de bevoorradingsruimte betreden om (de cassettes met) het geld uit de opengesprongen kluis weg te nemen.
Koppelen telefoonnummers aan verdachten
In het onderhavige dossier zijn diverse telefoongesprekken van en tussen de (mede)verdachten opgenomen en uitgeluisterd. Aan de hand van de namen waaronder bepaalde nummers vermeld stonden in de telefoons van de (mede)verdachten, de in de gesprekken gebruikte bijnamen, de inhoud van die gesprekken en de verklaringen van medeverdachten en getuigen, hebben verbalisanten herleid wie de gebruiker van het desbetreffende telefoonnummer was. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gesprekken ook daadwerkelijk door de in de processen-verbaal aan het nummer gekoppelde gebruiker gevoerd. In de onderstaande tabel is weergegeven welke verdachte (voor zover van toepassing) voor welke periode aan welk telefoonnummer is gekoppeld.
Verdachte,
Telefoonnummer, Periode
[medeverdachte 2] 2 ,
[telefoonnummer 1, t/m 12 februari 2010
[medeverdachte 4] 3
[telefoonnummer 2],
[telefoonnummer 3],
[telefoonnummer 4],
[medeverdachte 5] 4, [telefoonnummer 5], t/m 12 februari 2010
[medeverdachte 6] 5, [telefoonnummer 6], [telefoonnummer 7]
[medeverdachte 1] 6, 7,
[telefoonnummer 8], 17 februari 2009 t/m 1 juni 2009
[telefoonnummer 9], 12 juni 2009 t/m 21 augustus 2009
[telefoonnummer 10], 23 juli 2009 t/m 18 augustus 2009
[telefoonnummer 11], 7 september 2009 t/m 11 november 2009
[telefoonnummer 12], 16 december 2009 t/m 23 december 2009
[telefoonnummer 13], 4 december 2009 t/m 31 januari 2010
[telefoonnummer 14] , 31 januari 2010 t/m 12 februari 2010
[medeverdachte 7] 8,
[telefoonnummer 15]
[telefoonnummer 16]
[telefoonnummer 17]
[telefoonnummer 18]
[telefoonnummer 15]
Feit 1: poging plofkraak Schoonhoven, zaaksdossier 31A
Inleiding
Op 12 februari 2010 worden [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] in Schoonhoven aangehouden tijdens een actie van het arrestatieteam (hierna te noemen het AT), kort nadat twee van hen een slang in de geldautomaat van de SNS-bank aan de Albert Plesmanstraat hebben gebracht. In de aanloop naar die 12e februari 2010 zijn door de politie diverse observaties verricht en telefoongesprekken opgenomen en uitgeluisterd. In de tapgesprekken wordt veel gebruik gemaakt van straattaal. Bij de uitleg hiervan is de rechtbank uitgegaan van de volgende betekenissen, zoals die ook zijn weergegeven in het dossier:
Straattaal – Betekenis
arbitten - werken
chappie - gast (de rechtbank begrijpt: man, persoon)
cellie - GSM (mobiele telefoon)
dagoe - hond
faya - moeilijk
gehosseld - geregeld, gedaan
kil - gozer (de rechtbank begrijpt: man, persoon)
leipe - gek
mattie – vriend
Mocro – Marokkaan
osso - huis
para – gek
tamara - morgen
waggie - auto
Vervoer
Vanaf 5 februari 2010 zijn tapgesprekken opgenomen waarin [verdachte] met verschillende onbekende mannen belt om ‘vervoer’ te regelen. Op 5 februari zegt hij bijvoorbeeld tegen een onbekend gebleven man: “Kijk als je vervoer nog kan vinden, je weet toch?” Waarop de man zegt dat hij er zelf wel eentje gaat “halen” , want “dan kunnen we werken”. [verdachte] merkt daarover nog op: “Kijk uit dat ie geen gps heb.” Een dag later wordt hij gebeld door een andere, eveneens onbekend gebleven man die het gesprek opent met “Check dan. Ik heb vervoertje.” Hij vervolgt: “ (…) hij is gewoon van iemand, je weet toch. Maar hij is ook coureur.” [verdachte] vraagt dan: “Diezelfde chappie als vorige keer”. De man antwoordt dat het heel iemand anders is en dat het “een 6” is. [verdachte] vraagt of hij wil “arbitten” en de man bevestigt dit. [verdachte] vraagt verder nog naar de afkomst (van de coureur), de man zegt “zelfde” als de vorige keer en [verdachte] antwoordt dan: “Mocro, ook weer”. [verdachte] zegt dat hij die chappie wel “tamarra (fon)” (naar de rechtbank begrijpt: tamara) wil zien. In de avond van 9 februari wordt [verdachte] weer gebeld door de eerste onbekende man, die zegt: “Hij stuurt eentje, maar hij is wel een beetje duur man.” Het blijkt te gaan om “een zesje” voor “5”. [verdachte] vindt dit te duur: “Als ie het halveert, zou ik het kunnen betalen, maar die prijs is para.” De onbekende man belooft dat hij nog even met ‘hem’ gaat praten, kijken wat ie zegt. [verdachte] zegt dat hij eerst even met die andere gaat kijken. Een klein half uur later belt [verdachte] met een derde, onbekende man, die zegt: “En die kil zegt trouwens “voor 3 kan het ook””. [verdachte] zegt dat hij dan even moet kijken. Na zijn aanhouding verklaarde [medeverdachte 3] dat hij was gevraagd om te rijden en dat hij dat had gedaan, omdat hij geld nodig had.
Voorverkenningen
Op 4 februari 2010 wordt gezien dat [verdachte] samen met een andere, onbekend gebleven persoon van de [adres 1] in Almere, waar hij verblijft, naar de Albert Plesmanstraat in Schoonhoven rijdt, waar zij omstreeks 12.38 uur de auto parkeren. De twee blijven ongeveer een uur in Schoonhoven, waarbij onder meer gezien wordt dat zij enkele malen in de richting van de pinautomaat van de SNS-bank op de Albert Plesmanstraat kijken.
[medeverdachte 6] zegt tegen [verdachte], in een telefoongesprek kort na middernacht in de nacht van 7 op 8 februari 2010, dat hij ‘tamara’ met die ‘chappie’ meegaat, waarop [verdachte] antwoordt: “dan moet je dinges, [voornaam 1], ook mee nemen. Dan ziet ie dinges ook gelijk.” [medeverdachte 6] zegt dit te zullen doen. Op 8 februari belt [medeverdachte 6] naar [verdachte] en zegt hem: “Laat ie zich klaarmaken. Ik kom er zo aan met die chappie.” Een kwartier later belt [verdachte] met zijn vriendin [medeverdachte 7] en antwoordt op haar vraag of ze nog plannen hebben voor vanavond dat hij thuisblijft, maar dat [voornaam 1] zo wordt opgehaald, die gaat een paar dingen doen. Dit gaat echter kennelijk niet door, aangezien [medeverdachte 6] kort daarna [verdachte] weer opbelt en zegt: “Die chappie zegt tamara man. Hij moet nu effe naar het ziekenhuis man. Naar z’n pa.” [verdachte] laat blijken hier niet gelukkig mee te zijn en voegt daaraan toe: “Ja maar je moet tegen hem zeggen als jij woe als die woensdag wil arbitte, dan haal je dat niet. (…) Je moet voorbereiden, planning maken, kijken wat ze doen. (…) Je moet tegen hem zeggen tis geen brakkie.” [medeverdachte 6] antwoordt vervolgens: “daarom…daarom moet tamara komen. Als die niet eh als die niet tamara komt ja dan eh” en “ik heb ook tegen hem gezegd weet je, maar tamara honderd procent dan toen zei die “ja man zeker”. Dus ja”. In de avond van de volgende dag, 9 februari 2010, wordt [medeverdachte 6] gebeld door een onbekend gebleven man, terwijl zijn telefoon aanstraalt in de Spoorstraat te Schoonhoven. [medeverdachte 6] zegt dat hij iets aan het checken is. De afstand tussen de Spoorstraat en de Albert Plesmanstraat te Schoonhoven hemelsbreed bedraagt ongeveer 465 meter (bron: maps.google.nl).
In de vroege avond van 11 februari 2010 belt [verdachte] met een onbekend gebleven persoon en zegt hem: “Ik ga zo ook die kant op om effe te kijken, als alles goed is staat vanavond toch.” De andere persoon zegt dat het goed is en dat hij hem zo een sms’je zal sturen. Drie minuten later volgt er een sms’je van deze onbekende persoon aan [verdachte], met daarin de tekst: “Als je daar bent dan moet je Nieuwpoort, goudriaan, noordeloos volgen die brengt je sneller na highway kyk ff of ie goed is…” Om 18.58.09 en 19.10.04 uur sms’en [verdachte] en [medeverdachte 7] met elkaar. Daarbij straalt de telefoon van [verdachte] een tweetal locaties in Schoonhoven aan, te weten de Vrouwenmantel en de Carillonstraat. , De afstand tussen de Vrouwenmantel en de Albert Plesmanstraat te Schoonhoven bedraagt hemelsbreed ongeveer 1800 meter en tussen de Carrillonstraat en de Albert Plesmanstraat in Schoonhoven ongeveer 190 meter (zie maps.google.nl).
Omstreeks 19.34 uur belt [verdachte] met de onbekende man en zegt hem dat hij de weg niet kon vinden, omdat hij nergens borden met namen zag. De door de onbekende man via sms verstrekte route blijkt een route te zijn om van Schoonhoven binnendoor naar de A27 te rijden.
Overige voorbereidingen
Na de aanhouding van verdachten werd bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] te Almere een kassabon van een Gamma-winkel aangetroffen, gedateerd op 11 februari 2010 om 20.41 uur. De bon betreft een aantal goederen, soortgelijk aan de goederen die na aanhouding van de verdachten zijn aangetroffen in de buurt van de pinautomaat aan de Albert Plesmanstraat in Schoonhoven. Bij het uitkijken van de beelden van de desbetreffende winkel op de bewuste avond, herkent de verbalisant verdachte als één van de twee personen die om 20.34.44 uur de winkel betreden en om 20.41.28 uur bij de kassa staan.
In de avond van 10 februari 2010 belt [medeverdachte 6] met [verdachte]. [medeverdachte 6] zegt dat hij ziek is en verder dat het “gewoon goed” is: “ik heb benzine enzo je weet toch.” [verdachte] vraagt of de auto vandaag getankt is. [medeverdachte 6] bevestigt dat. [verdachte] zegt dan: “Daarom was voor vandaag die arbitte bedoeld.” [medeverdachte 6] reageert met: “Ja maar hoe wil jij met de motro in de sneeuw rijden.” [verdachte] bevestigt dat dit niet gaat. Ongeveer twintig minuten later belt [medeverdachte 6] een onbekend gebleven man, die vraagt of het vandaag nog doorgaat of dat [medeverdachte 6] morgen wil gaan. [medeverdachte 6] antwoordt: “Kijk die sneeuw jongen.” “Ja is veel he” zegt de onbekende man, die vervolgens zegt dat “hij” (een derde persoon) niet per se mee hoeft, “dan kan die andere gast mee. (…) Ja man ik heb voor hem geregeld.” Bijna twee uur later geeft [medeverdachte 6] dit door aan [verdachte]: “We kunnen zonder die chappie gaan he. (…) Dinges heeft geregeld man die rat.” [verdachte] zegt even later “Dat as ie voor tamara die (…onverstaanbaar…) kan vullen.” Even later zegt hij het nog eens: “laat hem zich tamara wel vullen.” [medeverdachte 6] zegt dat het goed is en vraagt [verdachte] om ‘tamara’ (morgen) in de middag zijn kant op te komen. [verdachte] zegt dat dit goed is.
In de avond van 11 februari 2010 belt [verdachte] naar [medeverdachte 6], zegt eerst iets wat onverstaanbaar is en vraagt hem verderop in het gesprek of hij die heeft ‘gehosseld’. [medeverdachte 6] zegt van niet, maar dat hij dat wel kan doen “als we zeker gaan kan ik ze wel hossele”. [verdachte] zegt: “ja… hossel ze…” [medeverdachte 6] zegt dat te zullen doen. Diezelfde avond omstreeks 23.30 uur belt [verdachte] [medeverdachte 6] om te zeggen dat hij bijna bij de ‘osso’ van [medeverdachte 6] is. Ze spreken af bij station Diemen Zuid. Omstreeks 23.36 uur wordt gezien dat de Ford Escort waarin [naam verdachte] zit, bij station Diemen Zuid stopt. Omstreeks 23.46 uur komt de Volkswagen Golf van [medeverdachte 6] (kenteken [kenteken Volkswagen Golf]) aanrijden. De persoon die aan de bestuurderskant uitstapt, wordt door verbalisant herkend als [medeverdachte 6]. [verdachte] stapt uit de auto waarin hij zit. [medeverdachte 6] opent de kofferbak van de Volkswagen Golf en te zien is dat [verdachte] een zwartkleurige, kennelijk zwaar gevulde tas uit de kofferbak pakt en de inhoud ervan bekijkt. De tas wordt vervolgens weer teruggelegd in de Golf, waarna [verdachte] en [medeverdachte 6] allebei teruggaan naar de auto waarin zij gekomen zijn en wegrijden. ,
Poging plofkraak
Op 12 februari 2010 omstreeks 03.19 uur wordt gezien dat een zwarte Audi parkeert op de parkeerplaats aan de achterzijde van het gebouw waarin ook de woning [adres 1] [huisnummer] te Almere is gevestigd, in de nabijheid van de Ford Escort waarin [verdachte] regelmatig is gezien. Ook wordt in de nabijheid daarvan een Mitsubishi Colt geparkeerd. Vervolgens wordt gezien dat twee personen over de galerij lopen uit de richting van de woning op het adres [adres 1] [huisnummer]. Zij zijn donker gekleed, zij dragen een tas bij zich. Twee personen stappen uit de Audi. Ook zij zijn donker gekleed en ze hebben hun gezicht bedekt met een donkere stof. De twee mannen van de galerij komen bij de Audi en leggen de tas in de kofferbak van de Audi. Vervolgens stappen de vier mannen (de rechtbank begrijpt: de twee inzittenden van de Audi en de twee mannen van de galerij) in de Audi. De Audi en Colt rijden vervolgens weg, richting Schoonhoven. Omstreeks 04.27 uur wordt gezien dat de beide auto’s Schoonhoven binnenrijden. De Audi rijdt vervolgens door naar de Albert Plesmanstraat, waar hij parkeert vlakbij een vrijstaand gebouw waarin een grillroom is gevestigd en in de buitenmuur een geldautomaat is geplaatst. Een van de inzittenden stapt linksachter uit de Audi en loopt naar de pinautomaat. Terwijl hij daar staat, gaat het licht bij de geldautomaat uit. Deze eerste persoon is donker gekleed en draagt een capuchon over zijn hoofd. Een tweede persoon, eveneens donker gekleed, voegt zich bij de eerste. De achterklep van de Audi wordt geopend. De tweede persoon loopt terug naar de Audi en haalt samen met een derde persoon zwarte sporttassen uit de auto. Deze worden naast de auto neergezet. Op dat moment komt de Mitsubishi Colt aanrijden en parkeert naast de Audi. Nadat de tassen snel weer in de Audi zijn gedaan, kennelijk - zo begrijpt de rechtbank - omdat men gealarmeerd is doordat een andere auto langsrijdt, worden de tassen weer uit de auto gehaald en naar de geldautomaat gebracht door twee van de mannen. Eén van hen haalt een slang uit de tas en stopt deze in de pinautomaat. Een derde persoon staat naast de Audi. Zij kunnen hun handelingen niet verder vervolgen, omdat op dat moment het ter plaatse aanwezige arrestatieteam tot actie overgaat. Na een korte vluchtpoging in de Mitsubishi Colt, wordt [medeverdachte 2] als bestuurder en enige inzittende van deze auto nog in de Albert Plesmanstraat aangehouden. Twee verdachten proberen te voet te ontkomen. Eén van hen wordt met behulp van de politiehond aangehouden: Dat blijkt [medeverdachte 5] te zijn. De ander stapt verderop, om de hoek met de Edelsmidsdreef, in de Audi, die daarheen is gereden en vervolgens wegrijdt. De hiervoor als derde aangeduide persoon naast de Audi is direct nadat het sein tot actie is gegeven in de Audi op de bijrijdersstoel gestapt.
De Audi wordt met behulp van een helikopter gevolgd, waarbij wordt gezien dat onderweg een aantal voorwerpen uit de auto wordt gegooid. Nadat de Audi vanwege een lekke achterband tot stilstand is gekomen bij een boerderij in de buurt van Linschoten, worden daar [medeverdachte 3] (die op de bestuurdersplaats van de Audi zat) en [medeverdachte 1] (op de bijrijdersplaats) aangehouden. Vanuit de lucht is gezien dat een derde persoon uit de Audi is gestapt en een nabijgelegen schuur in is gevlucht. Aldaar wordt verdachte aangehouden.
Onderzoek na de poging
Namens SNS-bank wordt later aangifte gedaan van de gepoogde ‘plofkraak’. De gelduitgifteklep van de pinautomaat was vernield c.q. beschadigd.
In de buurt van de pinautomaat werd een stroomstootwapen gevonden, waarvan aan de elektrapolen met rood tape een kort stuk twee-aderig zwart elektrasnoer was bevestigd. Dit snoer was met twee witte kroonsteentjes verbonden aan een lang stuk twee-aderig elektrasnoer, waarvan het andere uiteinde met zwarte tape aan een transparante plastic slang was bevestigd en gekoppeld aan twee blauwe elektradaden. De slang en elektradraden waren bevestigd aan een koperen buis, de buis en elektradraden waren omwikkeld met tape. De blauwe elektradraden liepen door tot het uiteinde van de koperen buis. Rechts van de geldautomaat werd op het trottoir een zwarte sporttas van het merk Puma aangetroffen, met daarin een zaklamp, een vaatdoek en een onderbroek. Deze tas is veiliggesteld als sporendrager onder nummer AABR9073NL. Van de hengsels van deze tas werden monsters genomen. Een van die monsters ([AABR9073NL]#02) bevat een zogenaamd ‘complex DNA-mengprofiel’ van minimaal drie personen, onder wie minimaal één man. De DNA-profielen van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] matchen met dit mengprofiel. Dit betekent dat zij beiden celdonor kunnen zijn van (een deel) van het celmateriaal in deze bemonstering, terwijl deze daarnaast celmateriaal bevat van minimaal één andere (onbekend gebleven) persoon. De DNA-profielen van verdachte en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] matchen niet met het mengprofiel, terwijl het mengprofiel in de bemonstering onvoldoende informatief is ten aanzien van de vergelijking met het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 6].
Ook lag op het trottoir, tegen de gevel, een grote zwarte tas met daarin twee stalen gasflessen, te weten een grote zuurstoffles en een kleinere acetyleenfles. Aan de zuurstoffles was een reduceerventiel gekoppeld met twee drukmeters, die beide een werkdruk aangaven. De hoofdkraan van de zuurstoffles stond open. Aan de gasfles met acetyleen was eveneens een reduceerventiel aangebracht met twee drukmeters, die eveneens beide een werkdruk aangaven. Van beide flessen werd de hoofdkraan dichtgedraaid, waarbij de respectievelijke drukmeters een werkdruk aan bleven geven. Vanaf de reduceerventielen van zowel de gas- als de zuurstoffles liep een blauwe gasslang, die beide gekoppeld waren aan een mengkraan, die met grijze tape aan de zuurstoffles bevestigd was. Beide kranen op de mengkraan waren gesloten. Aan de mengkraan was een transparante slang gekoppeld, die aan het andere uiteinde gekoppeld was aan de eerder genoemde koperen buis met elektradraden. Bij het openen van de kranen op de mengkraan liepen de drukmeters op de zuurstoffles en de gasfles terug en gaven ze geen werkdruk meer aan. Uit de koperen buis ontsnapte een mengsel van gas en zuurstof. Rechts van de tassen lag, op het trottoir, een rode zaklamp. De lichtbalk boven de geldautomaat met het opschrift ‘SNS-bank’ brandde niet. De afdichtklep van de gelduitgifteopening was in de sluitnaad open gewrikt, waarbij in het midden van de klep een beschadiging zichtbaar was, die waarschijnlijk was veroorzaakt door een breekvoorwerp, vermoedelijk een schroevendraaier.
Bij doorzoeking van de woning aan de [adres 1] [huisnummer] te Almere en de bijbehorende kelderbox werd onder meer aangetroffen:
- een bedrag van € 660,- in biljetten van € 20,-, in een cv-kast, in een zwarte schoudertas van het merk Lacoste;
- 5 routes naar en 24 adressen van verschillende SNS-geldautomaten in verschillende gemeentes in Nederland;
- diverse goederen, soortgelijk aan die als aangetroffen in Schoonhoven, zoals een plastic slang, verschillende (stukken van) koperen pijpen, elektriciteitsdraad, een doos met een acetyleenreduceerventiel van het merk Kayser, een twee-aderig elektrasnoer, twee gasslangen, een kop van een snijbrander, twee aansluitstukjes met twee stukjes gasslang, een gasfles acetyleen, drukmeters.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het verdachte onder 1 ten lastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 6 en 7: poging plofkraak en diefstal c.q. heling personenauto in Rolde, zaaksdossiers 18a en 18b
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij deel uitmaakte van een groepje dat inbraken pleegde en vaak door [voornaam verdachte] meegevraagd werd omdat hij goed kon motorrijden. Volgens [medeverdachte 4] bestond het groepje uit [bijnaam persoon 1] (de rechtbank begrijpt: de inmiddels overleden [naam persoon 1], zie p. 1169), [voornaam verdachte], [voornaam medeverdachte 6]) en [medeverdachte 4] zelf. [medeverdachte 4] was voor die groep de motorrijder. [voornaam medeverdachte 6]) reed ook motor en [voornaam verdachte] deed de inbraken. “Die was met [bijnaam persoon 1] een beetje de leider”. Zij zochten ook de plaatsen uit waar ingebroken zou worden. “We gingen altijd op de motor.” Gevraagd waarom de groep van Amsterdam ineens naar Emmen was uitgeweken, verklaarde [medeverdachte 4]: “Er was al een groep actief in Emmen met inbraken. [voornaam verdachte] en ik hebben ons eigenlijk een beetje bij hun gevoegd.”
Getuige [naam getuige 1], die vanaf ongeveer september 2009 in de woning van [getuige 2] aan de [adres 1] [huisnummer] te Almere woonde, waar verdachte sinds november 2009 ook verbleef, heeft verklaard dat in die woning nog drie Spanjaarden verbleven. Hij had gehoord dat de Spanjaarden voor de pinautomaten naar Nederland waren gekomen. Wanneer de verhorend verbalisant hem vraagt wie zich met plofkraken bezig hielden, antwoordt [naam getuige 1] “[voornaam verdachte], [voornaam 1], [voornaam 3], [voornaam 4] en [voornaam medeverdachte 6] kwam ook over de vloer”. Volgens [naam getuige 1] is hem verteld dat ze zich bezig hielden met het opblazen van pinautomaten. Ze kwamen met gasflessen in huis en hielden zich ook bezig met diefstal van motoren. De Spanjaarden hadden de gasflessen in een zwarte sporttas uit Spanje meegenomen en ook hier in Nederland flessen geregeld. Ze hadden ook spullen gekocht “voor de druk en iets om het op tijd te laten aflopen.” Eén van hen, ‘[voornaam 3]’, was flink met de gasflessen aan het knutselen. [getuige 1] heeft zelf gezien dat hij de flessen aan elkaar tapete. [voornaam verdachte] kwam aan tips waar ze moesten zijn. Ze hebben [getuige 1] ook verteld dat ze de geldautomaten op twee manieren kunnen laten ontploffen: of heel hard zodat alles ontploft en het geld ‘zo’ kan worden opgeraapt, of half laten ontploffen en met een auto de deur openrammen en vervolgens de geldcassettes uit de automaat wegnemen. Om ‘de boel’ te ontsteken gebruiken ze volgens [getuige 1] een ‘tricky traka’ of ‘teaser’.
[getuige 2] heeft verklaard dat “de jongens die in zijn woning verbleven”, onder wie [verdachte], “dingen deden die niet mochten”. Hij heeft gehoord dat ze zich bezighielden met het ‘leeghalen’ van pinautomaten.
Poging plofkraak in Rolde
Op 16 juli 2009 omstreeks 04.44 uur kwam er bij het beveiligingsbedrijf van de Rabobank een inbraakmelding binnen. Het betrof het pand van de Rabobank te Rolde. De politie werd in kennis gesteld en men is ter plaatse gegaan. Daar werd geconstateerd dat men had geprobeerd de geldautomaat te forceren, waarbij de gelduitgifteklep vernield was. Er was niets weggenomen. Ter plaatste treffen verbalisanten in de bosschages nabij de ingang een zwarte sporttas met daarin een gele kloofbijl (90 cm lang) en een rood breekijzer (60 cm lang). Verbalisanten zien ook dat de gelduitgiftelade van de automaat vernield is; de klep is naar beneden blijven staan en op de klep zijn beschadigingen te zien, kennelijk aangebracht door een breekvoorwerp, maar niet door de aangetroffen kloofbijl en sloopbeitel (zie Map 4, proces-verbaal sporenonderzoek, p. 1381-1382).
De camerabeelden van de desbetreffende automaat zijn veiliggesteld en overgedragen aan de politie. Op de camerabeelden is te zien dat op 16 juli 2009 om 03.03.47 uur een persoon in beeld komt (dader 1) met een klein, langwerpig voorwerp in zijn hand. Hij brengt beide handen naar de pinautomaat en verricht daar handelingen. Een paar seconden later komt een tweede persoon in beeld (dader 2). Als dader 2 achter dader 1 staat, haalt hij zijn handen uit zijn jaszakken en geeft hij een klein, langwerpig voorwerp aan dader 1, die het aanpakt en verder gaat met het verrichten van handelingen aan de pinautomaat, waarna hij het voorwerp aan dader 2 teruggeeft. Om 03.04.57 uur lopen daders 1 en 2 uit beeld. Anderhalf uur later, om 04.41.09 uur, komt dader 1 weer in beeld. Hij draagt een grote zwarte weekendtas met de opdruk ‘Puma’ in witte letters aan de voorkant. Ook komt een derde persoon (dader 3) in beeld, richting de pinautomaat. Dader 1 stopt bij de pinautomaat, zet de tas op de grond en pakt er een voorwerp uit. Vervolgens komt dader 2 weer in beeld. Hij kijkt naar de handelingen van dader 1, die een soort slang met daaraan een soort lans uit de tas haalt. De slang zit bevestigd aan de inhoud van de tas. Vervolgens wordt de lans, waar een soort slang aan zit, in de pinautomaat gedaan. Ook wordt een langwerpig voorwerp in de pinautomaat gedaan, waaraan een soort dik draad bevestigd zit, dat aan de inhoud van de tas bevestigd is. Er wordt een klein, zwart voorwerp uit de tas gehaald en op de grond naast de tas gelegd. Het kleine, zwarte voorwerp zit aan een draad, die weer aan de inhoud van de tas bevestigd is. Om 04.42.47 uur komt een auto in beeld, met kenteken [kentekenplaat Ford Escort], die nabij de pinautomaat wordt geparkeerd. Dader 1 verricht handelingen aan de binnenzijde van de tas. Dader 3 komt aanlopen en opent het portier aan bestuurderszijde. Dader 2 stapt uit de auto. Dader 1 pakt het kleine zwarte kastje in zijn handen en loopt ermee achteruit, tot de draad aan het kastje strak staat. Vervolgens loopt hij weer naar de tas en verricht daar handelingen. Hierna loopt dader 1 weer met het kleine, zwarte voorwerp naar achter. Hierna haalt hij alle voorwerpen uit de pinautomaat en stopt deze in de zwarte tas. Terwijl dader 1 bovengenoemde handelingen verricht, lopen dader 2 en 3 heen en weer. Te zien is dat zij met elkaar communiceren. Dader 3 kijkt vaak op zijn pols, waar hij vermoedelijk een horloge draagt. Nadat dader 1 alle goederen in de tas heeft gestopt, stapt dader 2 in de genoemde auto, aan de bestuurderszijde. Om 04.44 uur lopen dader 1 en dader 3 langs de bestuurderszijde van de auto weg, uit beeld. Vervolgens verdwijnt de auto achteruit rijdend uit beeld.
De rechtbank leidt af uit deze camerabeelden dat ook hier gebruik is gemaakt van gasflessen met een ontstekingsmechanisme, een ‘teaser’, (bedoeld zal zijn: een ‘taser’) zoals getuige [naam getuige 1] dit heeft beschreven.
De auto die op de camerabeelden is te zien, een Ford Escort met kenteken [kentekenplaat Ford Escort], blijkt tussen 14 juli 2009, 17.00 uur en 15 juli 2009, 16.00 uur, gestolen te zijn vanaf een parkeerplaats achter de flat aan de Oude Meerdijk te Emmen. Hiervan is aangifte gedaan. ,
Zendmastgegevens
De printlijsten van de telefoonnummers van verdachte en [medeverdachte 4], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en de verkeersgegevens van de zendmasten in de omgeving van de plaats delict zijn opgevraagd. Hieruit blijkt in de eerste plaats dat verdachte en genoemde medeverdachten in de nacht van 16 juli 2009 en in de aanloop daarnaar toe regelmatig onderling contact hebben. Zo heeft de telefoon van [medeverdachte 4] tussen 15 juli 2009, 19.18 uur, en 16 juli 2009, 6.18 uur, drie maal contact met die van verdachte, eenmaal met de telefoon van [medeverdachte 7] en eenmaal met een persoon die in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 6] staat opgeslagen als ‘[voornaam 1]’. De rechtbank merkt daarbij op dat de voornaam van een uit Spanje afkomstige medeverdachte in het onderzoek Havanna, [medeverdachte 2] die overigens niet van dit feit wordt verdacht, [voornaam 1] is. Verdachte en [medeverdachte 6] hebben tussen 15 juli 2009, 17.37 uur en 19.48 uur, vijf keer contact met elkaar.
Voorts blijkt uit genoemde gegevens dat de telefoons van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] in de ochtend van 15 juli 2009 nog locaties in Amsterdam en Amsterdam Zuidoost aanstralen, terwijl de telefoon van [medeverdachte 4] vanaf 19.03 uur voortdurend locaties in (de buurt van) Emmen aanstraalt en die van [medeverdachte 6] vanaf 21.33 uur een locatie te Rolde, namelijk paallocatie De Ziel. De telefoon van [medeverdachte 4] straalt, als daar om 23.04.57 uur en om 23.27.39 uur gesprekken mee worden gevoerd (waarvan één met [naam verdachte]), eveneens locatie De Ziel te Rolde aan. Verder straalt de telefoon van [verdachte] op 16 juli 2009 om 04.48.05 uur, dus vier minuten ná de plofkraak, ook een paallocatie in Rolde aan, namelijk Gieterstraat 51. De afstand tussen Gieterstraat 51 te Rolde en de Rabobank aan de Hoofdstraat te Rolde bedraagt hemelsbreed 548 meter en die tussen De Ziel te Rolde en de Rabobank 1,3 kilometer.
Op de camerabeelden van de pinautomaat is een jas te zien, soortgelijk aan de jas die in de berging behorende bij de woning van [medeverdachte 6] is aangetroffen (een donkere, gewatteerde, glimmende jas met een capuchon en een embleem op de linker bovenarm), en een tas, soortgelijk aan de tas die na de aanhouding van verdachte en [medeverdachte 2], [medeverdachte 5], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 12 februari 2010 is aangetroffen op de plaats delict in Schoonhoven.
Feiten 8 en 9: voorbereidingshandelingen en poging doodslag c.q. zwaar lichamelijk letsel Emmen, zaaksdossiers 19A en 19B
Op 18 juli 2009 omstreeks 04.20 uur zien verbalisanten tijdens een surveillance in winkelcentrum De Rietlanden aan het Valkenveld te Emmen een tweetal motoren met gedoofde lichten. Ter plaatse zijn twee geldautomaten, waaronder één van de in het winkelcentrum gevestigde SNS-bank. Op de ene motor zien zij één of twee personen zitten, op de andere twee personen. Verbalisanten willen deze motoren controleren, aangezien enige dagen eerder in die buurt een inbraak is gepleegd waarbij een getuige twee motoren had gezien. Beide motoren proberen echter gehaast weg te komen, met grote snelheid rijden zij richting de Bergeend (naar de rechtbank begrijpt: een straat in Emmen). De verbalisanten geven een stopteken en rijden achter hen aan.
De bestuurder van de politieauto relateert dat zij met hoge snelheid, van zo’n 80 à 90 kilometer per uur, richting de Bergeend door ‘het 30 kilometer per uur gebied’ reden, hetgeen bijzonder hard is voor deze weggedeelten. Daarbij reden beide motoren zonder verlichting. De verbalisanten hebben na het wegrijden de stoptransparant alsmede de optische- en geluidssignalen aangezet, waarop niet gereageerd werd. Nadat één motor linksaf geslagen was, hebben verbalisanten ervoor gekozen de andere motor, een BMW-motor met twee opzittenden, te achtervolgen. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat er een echte achtervolging plaatsvond. “Ik reed en hun reden achter mij aan. Ik was echt bang Ik zag ze in de spiegels steeds dichterbij komen. [verdachte] zegt tegen mij: je moet harder”.
In de Bergeend, in een woonwijk en nabij een wegversmalling, zag verbalisant ineens dat een van de opzittenden van de motor een grijze gasfles van ongeveer één meter hoog op het wegdek liet vallen. Op dat moment reed het politievoertuig, ondanks de daar aanwezige wegversmalling, met behoorlijk hoge snelheid – naar verbalisant schat zeker hoger dan 50 kilometer per uur. De gasfles viel in de richting van de dienstauto. Verbalisant kon de gasfles maar net ontwijken; daar was een behoorlijke stuurbeweging voor nodig. Op het moment dat de gasfles voor de auto viel, was de afstand tussen de motor en de politieauto ongeveer 10 à 20 meter. De bijrijder in het politievoertuig zag dat de passagier achterop de motor een grote, rode tas bij zich had, waarin een grote gasfles zat en dat hij de gasfles voor de dienstauto gooide of liet vallen. Het betrof een grijze gasfles van ongeveer een meter hoog. De motor slingerde behoorlijk door de ‘capriolen’ van de passagier. De bestuurder van de politieauto moest de gasfles door middel van een behoorlijke stuurbeweging ontwijken.
Direct daarna zag de bestuurder van het politievoertuig dat een rode koevoet vanaf de motor viel, die vlak voor het politievoertuig op de weg terechtkwam. Verbalisant kan zich niet herinneren of hij de koevoet heeft moeten ontwijken. De bijrijder zag ook dat deze koevoet viel of werd gegooid en dat deze ongeveer een meter lang was.
Verderop, op de provinciale weg, toen de bestuurder van het dienstvoertuig probeerde naast de motor te gaan rijden, zag hij dat de passagier van de motor met een slagvoorwerp slaande bewegingen maakte richting de dienstauto. Het voorwerp was ongeveer een meter lang en had een blankhouten kleur. Verbalisant kon voorkomen dat de auto werd geraakt, door te remmen. De slaande beweging werd meerdere keren gedaan, iedere keer als de verbalisant met de auto dichter bij de motor kwam. Ook de bijrijder heeft dit waargenomen; zij spreekt van een ‘bijzonder groot houten slagvoorwerp’. Iedere keer als de auto dichterbij was, sloeg hij met dit voorwerp richting de auto en trapte haar collega op de rem, waardoor de passagier missloeg. De motor reed – nog steeds – zonder verlichting en de snelheden liepen op tot 170 kilometer per uur.
Tijdens de achtervolging zien verbalisanten het kenteken van de motor: [kenteken motor]. De meldkamer deelt desgevraagd mede dat dit voertuig als gestolen geregistreerd staat. Dit blijkt ook uit een uitdraai uit het politiesysteem, die een aangifte bevat van diefstal van deze motor tussen 28 juni 2009, 20.30 uur en 29 juni 2009, 08.15 uur, te Amsterdam.
De achtervolging voert met steeds hoger oplopende snelheden, zowel binnen als buiten de bebouwde kom van Emmen, via een provinciale weg naar de Rondweg rond Emmen. Daar gaat de motor tegen de rijrichting in de Rondweg op en bereikt daar snelheden tot 170 kilometer per uur, waar 70 kilometer per uur is toegestaan. Uiteindelijk wordt de weg voor de motor op een provinciale weg geblokkeerd; de motor belandt in een greppel en medeverdachte [medeverdachte 4] wordt als bestuurder ter plekke aangehouden. Bij de motor treft men een kloofbijl aan, met een houten steel van ongeveer een meter lang. De passagier, verdachte, vlucht een weiland in en wordt enige tijd later aangehouden in een sloot. Ondertussen keren verbalisanten terug naar de plek waar de achtervolging is begonnen, waar zij een gasfles (acetyleen, 10 liter, 20 kilogram) aantreffen op de weg en, kort na het begin van de achtervolging, nog een gasfles (zuurstof, 10 liter, 20 kilogram), evenals een ongeveer één meter lange, rode koevoet.
[medeverdachte 4] heeft bij de politie verklaard dat het plan van verdachte was om samen in Emmen te gaan inbreken. Ook verklaarde hij dat hij samen met verdachte van Amsterdam naar Emmen was gereden en dat hij de motor, waarop zij reden, van ene ‘[voornaam 5]’ had gekregen. Deze motor had hij op verzoek van verdachte geregeld. [medeverdachte 4] moest rijden en verdachte had in Emmen afgesproken met mensen. Toen ze naar Emmen gingen, had verdachte geen spullen bij zich. In Emmen zag [medeverdachte 4] dat verdachte spullen uit de bosjes haalde, maar hij kon niet zien wat voor spullen dat waren. Ze waren samen in een winkelcentrum, waar [medeverdachte 4] moest stoppen, zodat verdachte naar ‘die andere motorrijders’ kon lopen om met hen te praten. Daarna kwam hij bij [medeverdachte 4] terug. Tegelijkertijd zagen ze de politieauto en begon de achtervolging. [medeverdachte 4] wist dat verdachte tijdens de achtervolging op de motor spullen bij zich had, maar hij wist niet wat het waren.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 23 november 2010 verklaard dat het klopt dat hij de passagier van de motor was. Hij zat achterop, zonder helm en hij had een grote, zware fles bij zich, die hij met één hand moest vasthouden. Het ging om één losse fles met acetyleengas, verklaarde verdachte. Ook had hij een breekijzer en kloofbijl bij zich. Die voorwerpen zaten tussen hem en de bestuurder (medeverdachte [medeverdachte 4]) min of meer ingeklemd. Verdachte verklaarde de fles niet gegooid te hebben, aangezien deze daar te zwaar voor is, maar deze te hebben laten vallen. Toen de bestuurder wat wilder ging rijden vanwege het feit dat zij achtervolgd werden, kon hij hem namelijk niet langer houden. Op de vragen waarom verdachte een gasfles bij zich had en door wie de gasfles, de kloofbijl en de koevoet daar waren neergelegd, wenste verdachte niet verder te verklaren. Ook op de vraag of het juist was dat verdachte medeverdachte [medeverdachte 4] had gevraagd om als chauffeur op te treden, wilde verdachte geen antwoord geven.
4.3. Bewijsoverwegingen
Gemeen gevaar voor goederen (feiten 1, 6 en 8)
Door de verdediging is aangevoerd dat de onder 4.2. beschreven, door verdachten gehanteerde methode zeer gecontroleerd is, aangezien uitsluitend gas in de (betrekkelijk kleine) kluis van de pinautomaat wordt gebracht en de omvang van de explosie hierdoor sterk wordt beperkt. Voorts zouden de verdachten zeer zorgvuldig en beheerst te werk zijn gegaan. Daarom is in de visie van de verdediging geen gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest, zoals bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gemeen gevaar voor goederen in bedoelde zin intrinsiek is aan de door de dadergroep gehanteerde methode (het tot ontploffing brengen van een gasmengsel), mede vanwege de mogelijkheid dat te veel gas gebruikt wordt of het gas blijft doorstromen bij een eventuele vlucht van de daders. Voorts is gemeen gevaar voor goederen te duchten van stukken die door de lucht kunnen vliegen na de ontploffing, en zo de goederen kunnen beschadigen die in de buurt zijn.
De rechtbank stelt voorop dat een geldautomaat, naar algemeen bekend is, uit een aantal afzonderlijke delen bestaat: een gedeelte aan de voorzijde (buitenzijde) van de automaat, waar de klant zijn pas en pincode kan invoeren en waar het geld aan de klant via de uitgifteklep wordt uitgegeven, en twee onderscheiden gedeelten aan de binnenzijde, te weten de (doorgaans afgesloten) kluis, waarin zich de geldcassettes bevinden, en een ‘besturingsgedeelte’ met daarin onder meer een computer, een bedieningspaneel voor die computer en een apparaatje waarmee bonnen geprint kunnen worden.
Met het teweegbrengen van een ontploffing in het kluisgedeelte van de geldautomaat ligt in ieder geval schade aan goederen in de directe omgeving daarvan, met name aan de computer, het bedieningspaneel en de bonnenprinter, in de rede. Bovendien brengt het teweeg brengen van een ontploffing in de kluis ook gevaar voor de zich in die kluis bevindende goederen, met name de geldcassettes en -biljetten, met zich. Dat het opzet van degenen die een ‘plofkraak’ plegen daarop naar de aard der zaak niet gericht zal zijn, doet aan het bestaan van dat gevaar niet af, nu de omvang van de mogelijke schade aan de inhoud van het kluisgedeelte (en ook overigens het andere onderdeel van de automaat) zich tevoren niet laat berekenen. De rechtbank is van oordeel dat de gebruikte methode reeds om die reden gemeen gevaar voor – minst genomen – de zich in de geldautomaat bevindende goederen met zich brengt. Daarbij is overigens niet van belang of daadwerkelijk schade is ontstaan. Het gemeen gevaar voor goederen moet immers, zoals in artikel 157 Wetboek van Strafrecht is bepaald, te duchten zijn.
Overigens acht de rechtbank het niet onwaarschijnlijk dat zich in de bevoorradingsruimtes in Schoonhoven, Rolde en Emmen eveneens diverse goederen bevonden waarvoor gemeen gevaar te duchten is geweest. Nu zich over de aanwezigheid van dergelijke goederen in het voorliggende dossier echter geen gegevens bevinden, kan de vraag of tevens gemeen gevaar voor die (eventuele) goederen te duchten is geweest, niet worden beantwoord.
Aangezien evenmin gegevens voorhanden zijn over de mogelijke kracht van een ontploffing bij de hier gehanteerde methode, de daaraan klevende gevaren en de mogelijke gevolgen van het laten doorstromen of onjuist doseren van het gas, kan de rechtbank evenmin vaststellen in hoeverre schade had kunnen worden toegebracht aan eventuele zich buiten de bevoorradingsruimte van de geldautomaat bevindende goederen.
Poging plofkraak Rolde (feit 6)
De rechtbank overweegt het volgende. De getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] verklaren, kort samengevat, dat het groepje rond [verdachte] zich bezighield met het opblazen dan wel leeghalen van pinautomaten. [medeverdachte 4] verklaart dat het groepje uit [verdachte], [medeverdachte 6], [naam persoon 1] en hemzelf bestond, dat hij de vaste motorrijder voor het groepje was en dat [medeverdachte 6] ook motor reed voor de groep. In het onderzoek Havanna is vaker gebruik gemaakt van twee motoren of motorrijders (zie hierna, zaaksdossier 19). Op de camerabeelden van de poging tot plofkraak is één persoon met een helm te zien. Die persoon draagt een jas die soortgelijk is aan de jas die [medeverdachte 6] in zijn bezit had. Ook is op de beelden een tas te zien die lijkt op de tas die na de aanhouding van onder meer verdachte in Schoonhoven is aangetroffen. Verder was – te oordelen naar hun telefoongegevens – precies de groep die [medeverdachte 4] omschrijft, met uitzondering van [naam persoon 1] (die immers inmiddels was overleden), in de late avond van 15 juli 2009 en/of in de nacht van 16 juli 2009 in Rolde, waar ook daadwerkelijk een poging tot plofkraak plaatsvond. Alle verdachten uit het groepje zijn woonachtig in Amsterdam. Hoewel [verdachte] en [medeverdachte 4] kennelijk beiden een vriendin in Emmen hadden, ligt Rolde op een afstand van ongeveer 34 kilometer van Emmen (zie maps.google.nl), zodat dit op zichzelf beschouwd de aanwezigheid van beiden en medeverdachte [medeverdachte 6] ’s nachts in Rolde niet – zonder meer – verklaart.
[medeverdachte 4] heeft bij de politie over zijn aanwezigheid in Rolde in de late avond van 15 juli 2009 eerst verklaard dat hij met een paar anderen, onder wie [verdachte], was meegegaan in een auto en dat hij op de parkeerplaats bij een winkelcentrum was achtergebleven, nadat zij de auto hadden verlaten. Kort daarna wist hij zich plotseling te herinneren dat ze gingen eten bij een shoarmatent. [voornaam 6] (de rechtbank begrijpt: [naam medeverdachte 7]) was er ook bij, volgens [medeverdachte 4] (Map 2, p. 805). Deze tegenstrijdigheid in de verklaring van [medeverdachte 4] maakt zijn verklaring niet aannemelijk, althans niet zonder meer. Overigens antwoordde [medeverdachte 7] op de vraag van de politie of zij een shoarmatent in Rolde kende: “Nee. Ik eet nooit shoarma. Ik ben ook nooit met [voornaam 7] ([medeverdachte 4]) of met [verdachte] in Rolde geweest.” (Map 2, p. 737). Ook in zoverre is de verklaring van [medeverdachte 4] dus niet aannemelijk.
Overigens ziet de rechtbank medeverdachte [medeverdachte 7] niet als medepleger van deze poging ‘plofkraak’, nu de hiervoor vermelde omstandigheden niet voor haar opgaan.
[verdachte] heeft bij de politie op 18 juli 2009 (Map 4, p. 1446) aangegeven over dit onderwerp geen verklaring te willen afleggen. [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij het plaatsje Rolde niet kende, daar ‘echt nog nooit’ is geweest en dat het ‘nooit kon’ dat zijn telefoon een zendmast daar aangestraald had. Volgens [medeverdachte 6] was hij op 15 juli 2009 wel in Emmen en belde [voornaam verdachte], of hij ‘die jongen’ kon komen ophalen bij het station in Groningen. Zijn telefoon zou misschien in Rolde hebben aangestraald ‘bij een tankstation ofzo.’ Op de vraag wie er op dat moment in Emmen waren, antwoordde [medeverdachte 6]: “Alleen ik, [voornaam verdachte] en uh, volgens mij nog [voornaam medeverdachte 4]). Maar dat weet ik niet zeker.” Over de plofkraak in Rolde zegt [medeverdachte 6] niets te kunnen verklaren: “Ik was waarschijnlijk in Emmen of weer in Amsterdam.” (Map 2, p. 623).
Alle voormelde feiten en omstandigheden wijzen naar het oordeel van de rechtbank in de richting van [medeverdachte 4], [medeverdachte 6] en [verdachte] als medeplegers van de poging plofkraak te Rolde. Gelet hierop en in aanmerking genomen voornoemde feiten en omstandigheden, mocht van verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de aanwezigheid van zijn telefoon in de omgeving van de plaats delict ten tijde van de poging tot plofkraak zou geven, temeer nu twee dagen nadien [medeverdachte 4] en verdachte in Emmen zijn aangehouden als verdachten van het medeplegen van voorbereidingshandelingen terwijl zij – onder meer – twee gasflessen voorhanden hadden (zie het hierna te bespreken zaaksdossier 19, waarin [naam medeverdachte 6] overigens geen verdachte is). Noch verdachte noch zijn medeverdachten hebben -een dergelijke (ontlastende) verklaring afgelegd. Derhalve is het oordeel gerechtvaardigd dat genoemde verdachten bij de poging tot plofkraak op 16 juli 2009 te Rolde betrokken zijn geweest. Bij gebreke aan een verklaring of ander bewijs omtrent de rolverdeling tussen de verdachten, kunnen zij, naar het oordeel van de rechtbank, voor een gelijkwaardig aandeel als medeplegers van de poging tot plofkraak verantwoordelijk worden gehouden.
De raadsman heeft aangevoerd dat het aanstralen van de zendmast door de telefoon die door de recherche aan verdachte word toegerekend, onvoldoende is. Immers staat, aldus de raadsman, onvoldoende vast in hoeverre er conclusies kunnen worden getrokken uit het aanstralen van een zendmast waar de desbetreffende telefoon zich op dat moment bevindt. Voorts staat in de visie van de raadsman niet vast dat dit telefoonnummer daadwerkelijk van verdachte was en, zo dat al vast staat, dat hij die telefoon niet heeft uitgeleend aan een derde, van wie verdachte mogelijk niet wist wat deze van plan was. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat er bij de aanhouding van verdachte op 18 juli 2009 geen telefoon bij hem is aangetroffen en dat verdachte alle vragen van de officier van justitie en de rechtbank over dit feit steeds heeft beantwoord, zodat hem niet kan worden verweten dat hij heeft gezwegen, waar de omstandigheden schreeuwden om een uitleg.
De rechtbank stelt voorop dat het desbetreffende telefoonnummer op goede gronden aan verdachte is gekoppeld (zie ook paragraaf 4.2 onder het kopje ‘Koppelen telefoonnummers aan verdachten’). Overigens heeft verdachte ook niet verklaard dat dit telefoonnummer niet het zijne was, noch dat hij deze telefoon aan een ander heeft uitgeleend, die hiermee mogelijk naar Rolde is gegaan. Impliciet heeft hij overigens erkend de gebruiker van de aan hem toegeschreven telefoonnummers te zijn door in zijn antwoorden op door de rechtbank aan hem gestelde vragen daaromtrent aan te geven dat hij zich bepaalde dingen uit die telefoongesprekken niet meer kon herinneren. Dat bij verdachte op 18 juli 2009 geen telefoon is aangetroffen doet daaraan niet af, te meer daar hij zijn telefoon – tijdens de wilde achtervolging en de daaropvolgende vlucht van verdachte het weiland in – goed kan hebben weggegooid of zijn kwijtgeraakt.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het enkele aanstralen van een zendmast in de buurt van de locatie waar het delict heeft plaatsgehad onvoldoende is om aan te tonen dat verdachte bij dit feit betrokken is geweest. Zoals hierboven uitvoerig uiteen is gezet, zijn er in dit specifieke geval naast de zendmastgegevens echter nog diverse andere omstandigheden die alle wijzen op betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
De rechtbank wordt in deze overtuiging gesterkt door het feit dat een getuige rondom het tijdstip waarop de poging tot plofkraak in Rolde op 16 juli 2009 heeft plaatsgevonden, op de weg van Rolde richting Borger een motorfiets met een witte kuip voorop is tegengekomen, die geen verlichting voerde, terwijl verdachte op 18 juli 2009 na een achtervolging in de buurt van Emmen is aangehouden als bijrijder op een motorfiets met een witte kuip, die reed zonder verlichting te voeren (zie hierna, aangaande de feiten 8 en 9). De rechtbank acht het ten laste gelegde feit 6. derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Diefstal c.q. heling auto (feit 7 primair en subsidiair)
Aangezien bij de poging tot plofkraak blijkens de camerabeelden door de daders gebruik is gemaakt van een – gestolen – Ford Escort met kenteken [kentekenplaat Ford Escort], volgt uit het voorgaande tevens dat verdachten deze auto voorhanden hebben gehad. Gelet op het feit dat de auto zeer kort na de diefstal is ingezet bij de poging tot plofkraak, kan het niet anders dan dat verdachten hebben geweten dat deze van diefstal afkomstig was. Daarbij maakt het, naar het oordeel van de rechtbank, niet uit wie in deze auto gereden heeft en dus concreet de auto voorhanden heeft gehad. Gelet op de bestemming van deze auto bij de poging plofkraak heeft een ieder van de verdachten de feitelijke zeggenschap gehad dan wel kunnen hebben over deze auto. De rechtbank acht het als feit 3. subsidiair ten laste gelegde derhalve bewezen.
Van betrokkenheid van verdachte en/of medeverdachten [verdachte] en [medeverdachte 4] bij de diefstal van de auto blijkt overigens niets uit het dossier. Vastgesteld kan worden dat de telefoons van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] op 15 juli 2009 zendmasten in Emmen (en het nabij gelegen Rolde) aanstraalden en dat die ochtend vanuit Emmen met de telefoon van verdachte naar die van [verdachte] is gebeld. Dit is – naar het oordeel van de rechtbank – onvoldoende om aan te kunnen nemen dat verdachte de auto daadwerkelijk al dan niet samen met een of meer medeverdachte(n) heeft gestolen. Nu van enige betrokkenheid bij de diefstal van de auto ook overigens niet uit het dossier blijkt, moet verdachte van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De raadsman heeft aangevoerd dat het hier ten laste gelegde ‘medeplegen’ van opzetheling niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, aangezien de daarvoor vereiste bewuste en nauwe samenwerking niet uit de bewijsmiddelen zou blijken.
Zoals hierboven vastgesteld, hebben de plegers van de poging tot plofkraak in Rolde de bewuste auto voorhanden gehad. Nu, vanwege het zwijgen van verdachte en zijn medeverdachten, niets kan worden vastgesteld over de taakverdeling tijdens deze poging, is de rechtbank van oordeel dat zij niet alleen voor de gepoogde plofkraak, maar ook voor het voorhanden hebben van de gestolen auto voor een gelijkwaardig aandeel verantwoordelijk moeten worden gehouden.
Voorbereidingshandelingen Emmen (feit 8)
De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte bevond zich samen met [medeverdachte 4] op 18 juli 2009 op een gestolen motorfiets in de omgeving van de geldautomaat van de SNS-bank in winkelcentrum De Rietlanden te Emmen. In die omgeving waren nog één of twee personen aanwezig, die er op een andere motor vandoor gingen. Verdachte heeft ontkend dat het zijn bedoeling was een plofkraak te plegen. Tegen de politie heeft verdachte destijds verteld, nadat hij was verhoord en had aangegeven zijn verklaring niet te willen ondertekenen, dat hij naar Emmen was gekomen om in te breken. Naar het oordeel van de rechtbank waren de voorwerpen die ter plekke zijn aangetroffen echter niet voor een ‘gewone’ (woning- of winkel)inbraak bestemd, maar voor een ‘plofkraak’. Dit gezien de aard van de voorwerpen (twee gasflessen, te weten een acetyleen- en een zuurstoffles, een koevoet en een kloofbijl), nodig in verband met de gewoonlijk bij ‘plofkraken’ gehanteerde methode (zie Map 1, p. 5) en de locatie (een winkelcentrum). Dat ter plaatse niet alle benodigdheden voor het plegen van een ‘plofkraak’ zijn aangetroffen (zo ontbraken bijvoorbeeld gasslangen, een elektriciteitsdraad en een ontstekingsmechanisme), hoeft geen verwondering te wekken, nu naar waarneming van de verbalisanten nog een motor ter plekke aanwezig was met één of twee opzittenden, met wie verdachte volgens [medeverdachte 4] een afspraak had en die er tegelijkertijd met verdachte en [medeverdachte 4] vandoor gegaan zijn. Niet onaannemelijk is dat zij ook enige voor de ‘plofkraak’ benodigde voorwerpen bij zich hadden. Nu voorts medeverdachte [medeverdachte 4] verklaard heeft dat hij op verzoek van verdachte vervoer geregeld heeft, namelijk een motorfiets, en verdachte hierover overigens geen (voor hem mogelijk ontlastende) verklaring heeft afgelegd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte door het verwerven en voorhanden hebben van zowel de gasflessen, koevoet en kloofbijl, als de motorfiets, zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van handelingen ter voorbereiding van een ‘plofkraak’.
De rechtbank heeft daarbij tevens in ogenschouw genomen dat gasflessen en breekvoorwerpen noodzakelijke attributen zijn om een explosie in het kluisgedeelte van de pinautomaat teweeg te brengen gelet op de bij een ‘plofkraak’ gehanteerde methode, zoals hiervoor reeds onder 4.2. is overwogen, alsmede dat er bij het hanteren van deze methode gemeen gevaar voor goederen te duchten is, zoals hiervoor overwogen onder het kopje ‘Gemeen gevaar voor goederen’. Verder blijken ook motorvoertuigen van wezenlijk belang te zijn bij de uitvoering van een ‘plofkraak’. Dergelijke voorwerpen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig zijn voor het misdadige doel dat verdachte met het gebruik van een dergelijk voorwerp voor ogen had.
Poging doodslag c.q. zwaar lichamelijk letsel (feit 9)
De aanmerkelijke kans op de mogelijke gevolgen
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de kans dat de gasfles, die verdachte naar eigen zeggen heeft laten vallen, zou komen te ontploffen, niet vast te stellen is en dat deze alleen al daarom niet aanmerkelijk genoemd kan worden. Voorts stelt de rechtbank vast dat, hoewel verbalisanten spreken van een ‘hoge snelheid’ van in ieder geval meer dan 50 kilometer per uur, de exacte snelheid van de beide voertuigen ten tijde van het laten vallen van de gasfles niet kan worden vastgesteld. De rechtbank is, gelet op die omstandigheden, van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond op de dood van (een van) beide politieambtenaren, indien zij de koevoet maar vooral de gasfles niet hadden kunnen ontwijken en dit tot een ongeval had geleid. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van hetgeen hem onder feit 9. primair is tenlastegelegd. De rechtbank is – anders dan de raadsman – van oordeel dat bij een aanrijding met een dusdanig zwaar en groot voorwerp als de gasfles, gelet op de hoge snelheden alsmede gelet op de verkeerssituatie ter plaatse, de kans op zwaar lichamelijk letsel van één of beide inzittenden van de achtervolgende auto zonder meer aanmerkelijk te noemen is.
Opzet
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de gasfles niet met opzet, maar per ongeluk heeft laten vallen, omdat hij deze niet meer kon houden tijdens de wilde rit op de motor. Hoewel verdachte eerder aan de politie heeft verteld (pagina 1460 van map 4) dat hij bij de achtervolging op de motor door de dienstauto van de politie een aantal voorwerpen heeft weggegooid, zal de rechtbank bij de bespreking van dit verweer uitgaan van de versie zoals verdachte die ter terechtzitting over het gebeuren heeft gegeven. De rechtbank stelt voorop dat verdachte een groot en zwaar voorwerp heeft meegenomen terwijl hij achterop de motor stapte, wetende dat hij zou worden achtervolgd door de politieauto (die hij immers zag naderen), hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd. De motor reed met hoge snelheid, waarbij de dienstauto van de politie telkens kort achter de motor reed. Daarbij blijkt niet dat verdachte op enig moment aan de bestuurder heeft gevraagd te stoppen of vaart te minderen, omdat hij de gasfles niet meer onder controle had. Integendeel, volgens [medeverdachte 4] heeft verdachte hem juist opgejut harder te rijden om aan de achtervolgende politie te ontkomen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door aldus te handelen, welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de koevoet en de gasfles zouden vallen en daardoor in botsing zouden komen met de politieauto, alsmede dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou worden veroorzaakt bij de daarin zittende politieambtenaren.
4.4. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 6, 7 subsidiair, 8 en 9 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
primair
hij op 12 februari 2010 te Schoonhoven tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, slangen, die verbonden waren met gasflessen en een ontstekingsmechanisme, in de uitgifteklep van die geldautomaat heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
hij op 12 februari 2010 te Schoonhoven tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan een ander dan verdachte en zijn mededaders, en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en dat geld te verschaffen en dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, de uitgifteklep van die geldautomaat heeft geforceerd en slangen, die verbonden waren met gasflessen en een ontstekingsmechanisme, in de uitgifteklep van die geldautomaat heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 6
hij op 16 juli 2009 te Rolde tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, een staaf en slang, die verbonden waren met gasflessen en een ontstekingsmechanisme, in de uitgifteklep van die geldautomaat heeft gestoken en de uitgifteklep van die geldautomaat heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 16 juli 2009 te Rolde tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan een ander dan verdachte en zijn mededaders, en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en dat geld te verschaffen en dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, een staaf en slang, die verbonden waren met gasflessen en een ontstekingsmechanisme, in de uitgifteklep van die geldautomaat heeft gestoken en de uitgifteklep van die geldautomaat heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 7
subsidiair
hij in de periode van 14 juli 2009 tot en met 16 juli 2009 te Rolde tezamen en in vereniging met anderen een personenauto (Ford Escort; kenteken: [kentekenplaat Ford Escort]) voorhanden heeft gehad terwijl hij en/of zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde personenauto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 8
hij op of omstreeks 18 juli 2009 te in Nederland tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van het misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, opzettelijk gasflessen en een koevoet en een kloofbijl en een motorfiets bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
Feit 9
subsidiair
hij op 18 juli 2009 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan een of meer hem achtervolgende politiefunctionarissen, zijnde ambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk
- een gasfles en een koevoet in de richting van het voertuig, waarmee deze politiefunctionarissen reden, heeft laten vallen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 6, 7 subsidiair, 8 en 9 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair:
Eendaadse samenloop van
medeplegen van poging tot medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 6:
Eendaadse samenloop van
medeplegen van poging tot medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 7 subsidiair:
Medeplegen van opzetheling;
Feit 8:
Medeplegen van voorbereiding van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 9 subsidiair:
Poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Strafmaatverweer – geweldgebruik door de politie
Verdachte heeft, zowel ter terechtzitting als bij de politie, verklaard dat tegen hem veel geweld is gebruikt. In de eerste plaats heeft hij zich beklaagd over het gebruik van diverse geweldsmiddelen door het arrestatieteam (hierna te noemen: AT) tijdens de actie in Schoonhoven op 12 februari 2010 (stungranaten, een traangasgraat, schieten met beanbags op rennende verdachten en met dienstpistolen op auto’s). Voorts is verdachte, volgens zijn eigen verklaring, nadat hij in Linschoten in een schuur was aangehouden en geboeid, diverse malen geschopt en geslagen, waaraan hij met name pijn aan zijn knie heeft overgehouden. Hoewel de verdediging niet heeft verzocht om met deze omstandigheden in het kader van de straftoemeting rekening te houden, ziet de rechtbank – mede gelet op hetgeen hieromtrent in de zaken van de medeverdachten is aangevoerd en door de rechtbank is overwogen – wel aanleiding om zich hierover ambtshalve te buigen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het AT terecht is ingezet. Voorts kan hetgeen leden van het AT aan handelingen hebben verricht, niet tot de conclusie leiden dat het door hen toegepaste geweld disproportioneel is geweest, zeker niet nadat de politieambtenaren hebben ervaren dat er op hen is ingereden. Artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is niet aan de orde, en er kan dan ook geen sprake zijn van strafvermindering, aldus de officier van justitie.
Bij de bespreking van de standpunten en conclusies van de verdediging zal de rechtbank twee situaties onderscheiden: enerzijds het geweld gepleegd door leden van het AT tijdens de actie in Schoonhoven zelf en anderzijds het geweld dat bij de aanhouding van verschillende verdachten gepleegd zou zijn door leden van het AT.
Met betrekking tot het geweld ten tijde van de actie in Schoonhoven, waarbij in feite ook een tweetal fases is te onderscheiden, overweegt de rechtbank als volgt.
In een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal is door de ploegchef, [verbalisant 5] (ook wel [functie verbalisant 5] in Map 9 genoemd), op de pagina’s 1853 en 1854 (Map 6) de inzet van het AT in Schoonhoven om te voorkomen dat er een plofkraak zou plaatsvinden én om diverse verdachten die bij deze plofkraak en mogelijk andere plofkraken betrokken zouden zijn, aan te houden, verantwoord. De inzet van het AT staat op zich zelf genomen ook niet ter discussie.
De rechtbank hanteert derhalve als uitgangspunt dat de inzet van het AT in Schoonhoven op 12 februari 2010 terecht is geweest.
Door twee leden van het AT ([verbalisant 2] en [verbalisant 6]) zijn stungranaten vanaf het dak van gebouw ‘B’ (Mei Mie) geworpen richting de verdachten die zich op dat moment bij de pinautomaat ophielden. Verder is er door diverse leden van het AT met beanbags (zakjes met korreltjes; door daarmee op de benen te vuren kan iemand tijdelijk uitgeschakeld worden) richting verdachten geschoten en dienden twee leden van het AT volgens opdracht een traangasgranaat af te vuren. Voorts is er met scherp geschoten. Echter, dit heeft plaatsgevonden, zo blijkt uit de diverse getuigenverklaringen in het dossier, nadat verschillende leden van het AT hebben moeten wegspringen om te voorkomen dat er op hen werd ingereden. Niet gebleken is dat er door leden van het AT gericht met scherp is geschoten tijdens de eerste fase.
De Aanwijzing handelwijze bij geweldsaanwending (politie)ambtenaren (Stcrt. 2006, nr. 143, p. 7) geldt in bepaalde gevallen van geweldsaanwending, te weten bij vuurwapengebruik met de dood of enig lichamelijk letsel tot gevolg dan wel overige geweldsaanwendingen met de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (gedacht moet worden aan de dood of zwaar lichamelijk letsel tengevolge van het gebruik van de wapenstok, de diensthond of de dienstauto). In die gevallen dient er een onafhankelijk overheidsonderzoek plaats te vinden. De Aanwijzing is derhalve niet op het afschieten van de stungranaten, beanbags en traangasgranaten in Schoonhoven van toepassing. Gesteld dan wel onderbouwd noch gebleken is dat deze middelen op zichzelf genomen onjuist of onterecht zijn ingezet. Uitgaande van een marginale toetsing in deze ligt het dan ook niet op de weg van de rechtbank in het kader van het strafproces dit nader te onderzoeken en te toetsen. De rechter zou daarmee ook teveel op de stoel van het opsporingsapparaat gaan zitten.
Met betrekking tot het geweld in de tweede fase neemt de rechtbank met name de hiervoor reeds genoemde Aanwijzing in ogenschouw. Het van toepassing zijnde toetsingskader wordt gevormd door artikel 8 van de Politiewet 1993. Het uitgangspunt is dat de politie geweld mag gebruiken bij naleving van de geldende voorwaarden. Van de politie mag worden verwacht dat geweld slechts wordt toegepast binnen de grenzen van de proportionaliteit, de subsidiariteit en de kaders van de geldende geweldsinstructies. Artikel 8 bevat voorts de voorwaarden waaronder die bevoegdheid tot het gebruiken van geweld mag worden toegepast. Ter invulling van die voorwaarden is de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie 1994) opgesteld. Daaruit blijkt, voor zover hier van belang, dat het gebruik van een vuurwapen is toegestaan om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding tracht te onttrekken en die verdacht wordt van het plegen van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 4 jaar of meer is gesteld en dat door zijn gevolg, bedreigend voor de samenleving is of kan zijn. Het is alleen toegestaan te schieten op personen en op vervoermiddelen waarin zich personen bevinden. Voorts is bepaald dat van het vuurwapen geen gebruik mag worden gemaakt, indien de identiteit van de aan te houden persoon bekend is en redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het uitstellen van de aanhouding geen onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich brengt.
Het schieten door leden van het AT op wegvluchtende verdachten, nadat deze geprobeerd hadden een plofkraak op een pinautomaat van een bank te plegen en vervolgens in waren gereden op politieambtenaren in hun haast om weg te komen, voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de in de Ambtsinstructie 1994 genoemde voorwaarden voor het gebruik van geweld door de politie.
Gelet op de tekst van de Aanwijzing waarbij een onderzoek door de overheid moet plaatsvinden in de hiervoor reeds weergegeven gevallen, heeft er in de onderhavige zaak terecht geen onafhankelijk overheidsonderzoek naar het schieten door leden van het AT op wegrijdende auto’s met daarin verdachten plaatsgevonden. Er is immers geen letsel bij de verdachten tengevolge van het schieten met scherp door de politie ontstaan. Ook overigens is niet gebleken van letsel, ontstaan tijdens dan wel tengevolge van de actie in Schoonhoven. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de politieambtenaren mede gelet op de onder 4.1. geschetste omstandigheden in redelijkheid van de hen gegeven bevoegdheid gebruik gemaakt. In het kader van het strafproces ligt het voor het overige niet op de weg van de rechtbank een en ander meer diepgaand te onderzoeken.
Met betrekking tot het gepleegde geweld bij de aanhouding van diverse verdachten overweegt de rechtbank het volgende.
Door zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] en [verdachte] is ter zitting melding gemaakt van jegens hen uitgeoefend geweld van de zijde van leden van het AT bij hun aanhouding. [medeverdachte 3] is volgens eigen zeggen meerdere keren geschopt terwijl hij geboeid op de grond lag en niets meer kon doen. Hij heeft zich onder behandeling moeten stellen in het Spaarneziekenhuis, ten bewijze waarvan een nota betrekking hebbend op het verlenen van specialistische hulp op 12 februari 2010 is overgelegd. Er is door zijn raadsman een klacht bij de politie ingediend. Verdachte heeft geen klacht ingediend, omdat er, naar eigen zeggen, toch niets mee gedaan wordt. Maar ook hij klaagt over fors uitgeoefend geweld jegens hem door leden van het AT na zijn aanhouding. De raadsman van [medeverdachte 2] heeft de foto die kort na de aanhouding van verdachte is gemaakt, opgevraagd en ter zitting getoond. Op deze foto is een forse zwelling en bloeduitstorting bij het linkeroog van verdachte en een rode verwonding die naar beneden loopt, tot aan de mond, te zien. Desgevraagd heeft [medeverdachte 2] verklaard dat dit letsel is ontstaan tengevolge van het schoppen tegen zijn hoofd door leden van het AT. Hiervan is door of namens [medeverdachte 2] aangifte gedaan. Een klacht c.q. aangifte kan pas nader worden onderzocht, zo hebben zij te horen gekregen, nadat de onderhavige strafzaak afgerond zou zijn. Wat daarvan ook zij, de rechtbank zal een en ander bij de op te leggen straf betrekken om de navolgende redenen.
In de processen-verbaal van aanhouding van de verschillende verdachten is niets gerelateerd over uitgeoefend geweld tijdens dan wel na de aanhouding. Pas tijdens de verhoren bij de rechter-commissaris van [verbalisant 11] en [verbalisant 5] als getuigen is echter desgevraagd door hen verklaard dat zij jegens de bestuurder van de Audi geweld hebben gebruikt. Zoals hiervoor overwogen is de bestuurder van de Audi [medeverdachte 3] geweest. [verbalisant 11] verklaart dat de bestuurder na zijn aanhouding lachte en zei dat hij alleen maar gereden had. [verbalisant 11] heeft, zo verklaart hij, de bestuurder de boeien om gedaan en toegevoegd dat hij zijn bek moest houden, omdat verdachte bijna een collega had dood gereden. Met de binnenkant van zijn rechterhand heeft hij de bestuurder vervolgens een attentieklap gegeven tegen de linkerzijkant van het hoofd. Ook [verbalisant 5] maakt bij de rechter-commissaris tijdens zijn verhoor als getuige melding van geweld jegens de bestuurder van de Audi, namelijk een schop tegen de bovenarm terwijl deze geboeid op de grond lag.
Uit beide verklaringen blijkt dat er geweld is gebruikt nadat de verdachten reeds aangehouden waren en geboeid op de grond lagen. Gelet hierop alsmede gelet op de verklaringen van de verdachten – beide in onderlinge samenhang bezien met de nota met betrekking tot specialistische ziekenhuishulp voor [medeverdachte 3] en de foto met daarop te zien letsel bij [medeverdachte 2] – acht de rechtbank de verklaringen van verdachten over het door leden van het AT tegen hen uitgeoefend geweld na hun aanhouding zeer aannemelijk.
In tegenstelling tot de officier van justitie die ter terechtzitting heeft aangegeven het voor de rechtbank niet relevant te achten wat er na de aanhouding met verdachten is gebeurd, ziet de rechtbank mede gelet op deze deels nieuwe informatie die relevantie wel. De rechtbank kan er begrip voor hebben dat emoties een rol spelen na het inrijden op collega leden van een AT. Het is echter niet gerechtvaardigd deze op die manier te uiten. De rechtbank acht dit geweld, gelet op het moment waarop het plaatsvond, disproportioneel. De rechtbank ziet hierin aanleiding als compensatie van het geweld in het kader van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering de op te leggen straf met een maand te verminderen.
Sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met zijn mededaders, tot tweemaal toe getracht zich het in de kluis van een geldautomaat bevindende geldbedrag toe te eigenen door een ontploffing in de kluis teweeg te brengen en vervolgens met een auto de deur naar de bevoorradingsruimte open te rammen. Eenmaal heeft verdachte daartoe voorbereidingshandelingen verricht. Het is daarbij echter niet tot een begin van uitvoering gekomen, aangezien verdachte en zijn mededaders op de vlucht sloegen, toen zij politie gewaar werden.
Hoewel het in geen van de bewezenverklaarde gevallen gelukt is om daadwerkelijk een ontploffing in de kluis teweeg te brengen, rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij heeft geprobeerd om met behulp van gas een explosie te veroorzaken, terwijl daarbij in ieder geval gevaar voor de goederen in de directe nabijheid van de kluis te duchten was.
Daarbij neemt de rechtbank de leidende en organiserende rol van verdachte, zoals die uit de verklaringen van medeverdachten, getuigenverklaringen en uit verschillende tapgesprekken naar voren komt, in ogenschouw.
De aan verdachte ten laste gelegde pogingen zijn er twee in een reeks van voltooide en onvoltooide plofkraken, die in de samenleving sterke gevoelens van angst en onrust hebben teweeggebracht. De rechtbank rekent ook dit verdachte zwaar aan, met name vanwege de brutaliteit waarmee is gehandeld en het gewelddadige karakter van een ‘plof- en ramkraak’.
Uit het kennelijke gemak waarmee verdachte en zijn mededaders tot deze daden zijn overgegaan, blijkt dat zij uitsluitend oog hebben gehad voor hun eigen financieel gewin en zich in het geheel niet hebben bekommerd om de eigendommen van een ander. Dit zijn feiten die naast angst voor een gasontploffing, onrustgevoelens en ergernis ook grote financiële schade voor derden met zich brengen.
Daarnaast heeft verdachte samen met anderen gebruik gemaakt van een personenauto, waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig was, ten behoeve van een ‘plofkraak’(poging). Verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het voortduren van de door dat misdrijf of die misdrijven gecreëerde onrechtmatige vermogensrechtelijke toestand. De rechtbank rekent ook dit verdachte aan.
Ten slotte heeft verdachte, tijdens een achtervolging, de hem achtervolgende politieambtenaren in groot gevaar gebracht door een gasfles en een koevoet op het wegdek te laten vallen, vlak voor de auto waarin de politieambtenaren zich bevonden. De omstandigheid dat dit niet heeft geleid tot een ongeval met (zeer) ernstig letsel voor de betrokken ambtenaren tot gevolg, is een gelukkige, die geenszins aan het handelen van verdachte te danken is. De rechtbank rekent het verdachte in ernstige mate aan dat hij een dergelijk groot en onaanvaardbaar risico heeft genomen, met als enig doel het verzekeren van zijn eigen straffeloosheid.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat voor een ‘plof- en ramkraak’ volgens de hier beschreven methode een gevangenisstraf van 18 maanden passend is. Waar het, zoals in de onderhavige gevallen, bij een poging is gebleven, is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van 15 maanden op zijn plaats, terwijl de rechtbank voor de voorbereiding van een dergelijk misdrijf een gevangenisstraf van 8 maanden op zijn plaats acht. Voor de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan achtervolgende politieambtenaren, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden passend.
Opmerking verdient overigens dat bij bewezenverklaring van meerdere, soortgelijke feiten de hiervoor genoemde uitgangspunten niet onverkort worden toegepast, aangezien dit in voorkomende gevallen tot onredelijk hoge straffen zou leiden.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, onder meer ter zake van inbraken in vereniging gepleegd, en zelfs nog in een eerder opgelegde proeftijd liep. De rechtbank houdt anderzijds rekening met het feit dat zich hier de situatie als bedoeld in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht voordoet.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij verbalisant [naam verbalisant 4] van Politie Haaglanden heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, de benadeelde partij niet in de vordering zal kunnen worden ontvangen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
45, 46, 47, 55, 57, 63, 157, 302, 304, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder 2, 3, 4, 5, 7 primair, 9 primair en 10 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 6, 7 subsidiair, 8 en 9 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 6, 7 subsidiair, 8 en 9 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 (VIERENVEERTIG) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij Politie Haaglanden ter zake verbalisant [naam verbalisant 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mrs. J. Snitker en I.H. Lips, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M. Brugman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2010.