ECLI:NL:RBHAA:2010:BO9004

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
487912 VV EXPL 10-300
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • T.M. van Wassenaer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot indeplaatsstelling in een huurgeschil met betrekking tot bedrijfsruimte

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 6 december 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Brova B.V. en Kroonenberg Groep B.V. De eiseres, Brova B.V., exploiteert een damesmodewinkel volgens het Street-One concept en heeft haar winkelactiviteiten overgedragen aan een derde partij. De verhuurster, Kroonenberg, weigerde echter mee te werken aan de indeplaatsstelling, wat leidde tot de vordering van Brova in kort geding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor een bedrijfsoverdracht in de zin van artikel 7:307 BW en dat Brova een zwaarwichtig belang heeft bij de indeplaatsstelling. De kantonrechter oordeelde dat de belangenafweging in het voordeel van Brova uitvalt, omdat de gedaagde partij niet voldoende gemotiveerd heeft betwist dat de nieuwe partij, [XXX], voldoende waarborgen biedt voor een goede bedrijfsvoering en nakoming van de huurovereenkomst. De vordering van Brova werd toegewezen, en Kroonenberg werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor verhuurders om zorgvuldig om te gaan met verzoeken tot indeplaatsstelling, vooral wanneer de huurder een zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 487912 / VV EXPL 10-300
datum uitspraak: 6 december 2010 (bij vervroeging)
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROVA B.V.
te Schijndel
eisende partij
hierna te ook noemen: Brova
gemacht[voornaam]mr. F.T.A. Hendriks
en
[XXX]
te [woonplaats]
gevoegde partij
hierna te noemen [XXX]
gemachtigde: mr. F.B.M. Groos
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KROONENBERG GROEP B.V.
te Heemstede
gedaagde partij
hierna te noemen: Kroonenberg
gemachtigde: mr. T.H.G. Steenmetser
De procedure
Brova heeft Kroonenberg op 19 november 2010 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2010. De gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht.
Bij conclusie tot voeging van 29 november 2010 heeft [XXX] verzocht te worden toegelaten als gevoegde partij in het geding tussen Brova en Kroonenberg en veroordeling gevorderd van Kroonenberg tot betaling van € 15.000,00 als voorschot op de inkomsten-derving van [XXX].
De vordering tot voeging
Ter zitting heeft [XXX] haar vordering tot schadevergoeding ingetrokken, zodat slechts de vordering tot voeging resteert. Nu [XXX] belang bij toewijzing van de (verminderde) vordering heeft en de procesorde daar niet onder lijdt, zal [XXX] worden toegelaten als gevoegde partij in het geding tussen Brova en Kroonenberg.
De feiten
1. Brova huurt vanaf 1 maart 2006 (via een in de plaatsstellingsovereenkomst) voor onbepaalde tijd van Kroonenberg de bedrijfsruimte aan de Grote Houtstraat 149 te Haarlem (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedraagt (thans) € 61.345,00 per jaar.
2. Oorspronkelijk huurde de besloten vennootschap Moti Fashion B.V. (hierna: Moti Fashion) vanaf 1 februari 1996 tot 1 februari 2002 de bedrijfsruimte van Kroonenberg, waarna – eveneens door middel van een indeplaatsstellingsovereenkomst - de besloten vennootschap Tick-It B.V. opvolgend huurder is geworden tot 1 maart 2006.
3. Brova exploiteert in het gehuurde een damesmodewinkel conform het zogenoemde Street-One concept.
4. Bij brief van 8 juli 2010 heeft Brova aan Kroonenberg medegedeeld voornemens te zijn de volledige winkelactiviteiten over te dragen aan de heer en mevrouw [XXX] en Kroonenberg verzocht medewerking te verlenen aan de indeplaatsstelling.
5. Per e-mailbericht van 12 juli 2010 heeft Rabobank IJmond Noord aan de heer [XXX] bevestigd akkoord te zijn met “de financiering ter hoogte van in totaal € 178.000,-- ten behoeve van de overname van de Street-one-vestiging in Haarlem”.
6. Op 11 augustus 2010 heeft Brova met [XXX] een koopovereenkomst gesloten ter zake van de bouwkundige activa, het interieur, de inventaris, de handelsvoorraad goederen, de inkooporders in bestelling en de lopende verbintenissen, tegen een koopprijs van € 55.000,00.
7. Tussen Street One Modehandel B.V. (hierna: Street One), Brova en [XXX] is een overeenkomst gesloten tot overdracht aan [XXX] van het Store-contract tussen Street One en Brova met ingang van 1 september 2010.
8. Op 27 augustus 2010 heeft Kroonenberg aan Brova geschreven niet te kunnen instemmen met het verzoek tot indeplaatssteling. Zij heeft daarbij onder meer het volgende opgemerkt:
“[...] niet duidelijk is dat u een zwaarwichtig belang heeft bij de huuroverdracht. Daarnaast is duidelijk dat mevrouw [XXX] onvoldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de overeenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering [...].”
9. Op 11 oktober 2010 heeft de gemachtigde van Brova onder meer het volgende aan Kroonenberg geschreven:
“Cliënte heeft een zwaarwichtig belang bij indeplaatsstelling omdat zij [...] zich uitsluitend wenst te concentreren op haar core business: de exploitatie en continuatie van drie goed renderende formules. Om haar core business maximaal te waarborgen is het noodzakelijk over te gaan tot afstoting van al haar nevenactiviteiten, inclusief andere winkelformules, waaronder de Street One formule [...]
Mevrouw [XXX] kan voorts weldegelijk voldoende waarborgen bieden voor een volledige nakoming van de huurovereenkomst en een behoorlijke bedrijfsvoering [...] Mevrouw [XXX] heeft een aanzienlijke financiering verkregen van de Rabobank op grond van een gedegen ondernemersplan [...] Zij beschikt voorts over een ondernemersdiploma en heeft voldoende leidinggevende capaciteiten.”
10. Bij e-mailbericht van 4 november 2010 heeft de Rabobank IJmond Noord het volgende aan (de echtgenoot van) [XXX] bericht:
“Hierbij bevestig ik de bereidheid van de bank om de bankgarantie m.b.t. de huur van het pand in Haarlem voor 6 maanden af te geven. De garantie bedraagt ca. € 32.000,--.”
11. Bij e-mailbericht van 17 november 2010 heeft M. Visschers van Street One onder meer het volgende aan de heer [XXX] medegedeeld:
“Naar aanleiding van de vele gesprekken [...] met [XXX], geeft ons vanuit de organisatie Street One het volste vertrouwen dat onze Monobrand store in Haarlem op de juiste wijze zal worden gecontinueerd.”
De vordering
Brova vordert (samengevat) gedaagde te veroordelen te gehengen en te gedogen dat [XXX] een damesmodezaak (conform de Street One formule) exploiteert in de winkelruimte aan de Grote Houtstraat 149 te Haarlem, tot in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist op de vordering tot indeplaatsstelling, met veroordeling van Kroonenberg in de kosten van de procedure.
Brova stelt daartoe onder meer het volgende.
Kroonenberg is niet in der minne bereid gebleken aan indeplaatsstelling mee te werken, zodat Brova recht en belang heeft bij het instellen van de vordering. Aan alle vereisten van artikel 7:307 BW is voldaan.
Er is sprake van een werkelijke bedrijfsoverdracht, zoals blijkt uit de koopovereenkomst van 11 augustus 2010 en de overeenkomst tot overdracht van het Store-contract tussen Street One, Brova en [XXX]. Het Store-contract is per 1 september 2010 overgegaan op [XXX], die de bedrijfsvoering van Brova onder dezelfde formule zal voortzetten.
Brova heeft voorts een zwaarwichtig belang bij de voorgenomen overdracht, nu zij zich uit bedrijfseconomische noodzaak moet concentreren op haar core business, bestaande uit de exploitatie van drie door haar beheerde winkelformules (Houtbrox, Duthler en Purdey). Brova dient daarom alle nevenactiviteiten, bestaande uit vier winkelformules, waaronder de Street One fomule, af te stoten. Het financiële belang van Brova bij de indeplaatsstelling is tweeërlei: besparing door afstoting van de Street One formule en incassering van een aanzienlijke overnamesom van [XXX].
[XXX] biedt ruim voldoende waarborgen voor een volledige nakoming van de overeenkomst en een behoorlijke bedrijfsvoering. Zij heeft een zodanig deugdelijk ondernemingsplan geschreven dat de bank bereid is haar een aanzienlijke financiering te verschaffen. Daarnaast is [XXX] in staat een bankgarantie van zes maanden te stellen, terwijl Brova bereid is om daar bovenop voor de duur van 2 jaar een (extra) concerngarantie te stellen van drie maanden. [XXX] beschikt bovendien over een ondernemersdiploma en heeft leidinggevende ervaring opgedaan als shopmanager binnen de kledingindustrie, in het bijzonder het Street One concept, in twee Street One winkels in Zaandam en Beverwijk.
De door Kroonenberg aangevoerde bezwaren zijn onterecht. Het zwaarwichtig belang van Brova bij de overdracht is evident. Daarnaast biedt [XXX] voldoende waarborgen voor de volledige nakoming van de huurovereenkomst en een deugdelijke bedrijfsvoering. Kroonenberg onthoudt dan ook op oneigenlijke gronden haar toestemming aan de indeplaatsstelling. Zij heeft geen enkel (rechtens te respecteren) belang om de indeplaatsstelling tegen te houden. Nu de belangen van Brova bij de indeplaatsstelling van [XXX] aanmerkelijk zwaarder wegen dan die van Kroonenberg bij afwijzing daarvan, is er grond voor toewijzing van de vordering, vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter.
Brova heeft een spoedeisend belang bij de vordering. Omdat Kroonenberg weigert mee te werken, loopt de indeplaatstelling, die in beginsel al op 31 augustus 2010 had moeten plaatsvinden, steeds meer vertraging op. Zowel Brova als [XXX] lijdt hierdoor schade. De uitkomst van een bodemprocedure kan niet worden afgewacht.
Het verweer
Kroonenberg concludeert tot afwijzing van de vordering en voert daartoe onder meer het volgende aan.
Brova heeft geen spoedeisend belang bij de vordering. Zij heeft immers meer dan 2,5 maanden gewacht met het instellen van een kort geding procedure, terwijl zij in de zomer al een bodemprocedure aanhangig had kunnen maken. Brova dient dus niet ontvankelijk te worden verklaard. De kwestie is bovendien te complex om in een kort geding vast te stellen of aan de voorwaarden voor een indeplaatsstelling is voldaan, zodat niet kan worden vastgesteld of de indeplaatsstelling naar alle waarschijnlijkheid in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
Daar komt bij dat niet is voldaan aan de in artikel 7:307 BW genoemde vereisten voor een indeplaatsstelling. In de eerste plaats is niet gebleken dat sprake is van een daadwerkelijke bedrijfsoverdracht van het door Brova in het gehuurde uitgeoefende bedrijf. Wat de in de koopovereenkomst genoemde onderdelen (bouwkundige activa enz.) inhouden, is niet duidelijk. Ook is niet gebleken dat de licentie van Street One aan [XXX] is overgedragen; blijkens de koopovereenkomst gaat het alleen om het ondernemingsadres van Brova. Ook de overdrachtsovereenkomst tussen Street One, Brova en [XXX] geeft geen antwoord op die vraag.
Voorts is niet gebleken dat Brova een voldoende gewichtig belang heeft bij de indeplaatsstelling. De wens van Brova om interne wijzigingen in haar beleid door te voeren is daarvoor niet voldoende. Brova kan bovendien de huurovereenkomst op ieder moment, met een opzegtermijn van een jaar, beëindigen. De ontvangst van een overnamesom is evenmin van belang, nu Brova door de winkel nog een jaar te laten draaien, een winst van tenminste € 60.000,00 kan genereren.
Ten slotte betwist Kroonenberg dat [XXX] voldoende waarborg biedt voor een volledige nakoming van de overeenkomst en een behoorlijke bedrijfsvoering. De onderneming wordt geheel gefinancierd met de lening van de Rabobank. [XXX] heeft geen eigen vermogen om economische tegenvallers op te vangen. In de exploitatiebegroting is bovendien geen rekening gehouden met de aflossing van de lening. In de begroting voor 2011 is een post van € 64.300,00 voor huisvestingskosten gereserveerd. Dat is niet veel meer dan de huidige huurprijs, die op zichzelf al laag is. Een mogelijke verhoging is daarin niet verdisconteerd, evenmin als de wettelijke indexering. Ook is geen rekening gehouden met het onderhoud, dat blijkens de huurovereenkomst door [XXX] moet worden verricht. De concurrentie tussen de verschillende modewinkels in de binnenstad van Haarlem is zeer groot. In het ondernemingsplan gaat [XXX] daaraan voorbij. Onder welke (aanvullende) voorwaarden de Rabobank zes maanden bankgarantie verstrekt, is niet bekend en ook niet welke gevolgen deze aanvulling op de financiering heeft voor de nakoming van [XXX] van haar betalingsverplichtingen.
Kroonenberg stelt vraagtekens bij de mogelijkheid van [XXX] voor een behoorlijke bedrijfsvoering. Zij mag dan in Street One winkels hebben gewerkt, aantoonbare ervaring met het voor eigen rekening en risico drijven van een onderneming heeft zij niet. Ook is het de vraag of [XXX] in staat zal zijn om de winkel steeds te openen, dat wil zeggen ook op koopzondagen en tijdens ziektes en vakanties. Het ondernemingsplan geeft geen enkele zekerheid omtrent de personeelsbezetting.
De beoordeling van het geschil
1. Niet in geschil is dat partijen tot medio oktober 2010 met elkaar hebben gecorrespondeerd over de indeplaatsstelling. Tegen deze achtergrond bezien is de spoedeisendheid van de vordering genoegzaam gebleken. Brova kan daarom ontvangen worden in haar vordering.
2. De gevorderde voorlopige voorziening komt slechts voor toewijzing in aanmerking als in dit geding aan de hand van de feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure de gevorderde indeplaatsstelling zal worden toegewezen. De beantwoording van de vraag of de kwestie te complex is om in een bodemprocedure over te beslissen, zoals door Kroonenberg is aangevoerd, hangt daarmee samen.
3. Ten eerste moet worden beoordeeld of er sprake is van bedrijfsoverdracht in de zin van het bepaalde in lid 1 van artikel 7:307 BW.
Tussen partijen staat vast dat Brova in het gehuurde een winkel in dameskleding en aanverwante artikelen volgens de Street One formule exploiteert. Nu gesteld noch gebleken is dat, na indeplaatsstelling van [XXX], in het gehuurde een ander bedrijf zal worden uitgeoefend dan de thans door Brova gedreven onderneming, is de kantonrechter op grond van de voorgaande overwegingen van oordeel dat aan het in het eerste lid van artikel 7:307 genoemde vereiste van bedrijfsoverdracht is voldaan. De bezwaren die Kroonenberg heeft aangevoerd met betrekking tot de in de koopovereenkomst genoemde over te nemen activa, maken dit niet anders, nu Brova voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de bouwkundige activa, het interieur en de inventaris betrekking hebben op zaken die zij conform de voorschriften van Street One in het gehuurde heeft aangebracht en dat de handelsvoorraden, inkooporders en lopende verbintenissen eerst bij de daadwerkelijke overdracht kunnen worden vastgesteld.
Nu Brova voorts onbetwist heeft gesteld dat de overdracht van de licentie onderdeel uitmaakt van het Store contract en dat dit contract vanwege geheimhouding niet kan worden geopenbaard, is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk dat er sprake is van een één-op-één overdracht, waarvan ook de Street One licentie deel uitmaakt. In zoverre faalt dus het verweer van Kroonenberg.
4. In de tweede plaats moet worden beoordeeld of Brova een zwaarwichtig belang bij
de overdracht van haar bedrijf heeft. De kantonrechter is van oordeel dat op grond van de door Brova aangevoerde - en door Kroonenberg niet voldoende gemotiveerd betwiste - bedrijfseconomische omstandigheden voldoende aannemelijk is dat Brova een zwaarwichtig belang heeft bij het op de kortst mogelijke termijn afstoten van de Street One formule, teneinde zich op de continuering van drie andere winkelformules te kunnen concentreren. Gezien deze bedrijfseconomische omstandigheden kan van Brova niet worden verwacht dat zij de exploitatie van de Street One formule nog langer voortzet. Daarmee is ook aan de voorwaarde van het zwaarwichtige belang voldaan.
5. Ten derde moet worden beoordeeld of [XXX] voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de huurovereenkomst en een behoorlijke bedrijfsvoering.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat de Rabobank [XXX] een financiering ter grootte van € 178.000,00 heeft verstrekt alsmede een bankgarantie van zes maanden huur en dat Brova bereid is om ter aanvulling nog een concerngarantie van drie maanden huur te geven. Naar het voorlopig oordeel is daarmee de nakoming door [XXX] van haar huurbetalingsverplichtingen voldoende gewaarborgd. Daarbij is van belang dat de winst die [XXX] per jaar met de onderneming kan maken, ook volgens de stellingen van Kroonenberg, circa € 60.000,00 bedraagt. Aannemelijk kan worden geacht dat [XXX] daarmee genoegzaam aan haar andere financiële verplichtingen, zoals betaling van energiekosten, aflossing van de lening en onderhoudskosten kan voldoen. Gelet op het feit dat [XXX] over een ondernemersdiploma beschikt en op grond van het door haar geschreven ondernemingsplan het vertrouwen heeft gekregen van de Rabobank, is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter een behoorlijke bedrijfsvoering voldoende gewaarborgd. Ook weegt mee dat Street One [XXX] als opvolger van Brova heeft geaccepteerd, omdat mag worden aangenomen, dat zij geen belang heeft bij een contractant wier nakoming van de overeenkomst twijfelachtig is. De uitspraak van Street One in haar e-mailbericht van 17 november 2010, dat zij er het “volste vertrouwen” in heeft dat haar winkel op de juiste wijze zal worden gecontinueerd, bevestigt dit ook. Het feit dat [XXX] een beginnend ondernemer is en nog geen ervaring heeft in het voor eigen rekening en risico drijven van een onderneming, is niet van voldoende gewicht om de twijfel die Kroonenberg heeft aan de solvabiliteit van [XXX], te rechtvaardigen.
6. Nu aan alle criteria van artikel 7:307 BW is voldaan, resteert ter beoordeling of de vordering desondanks op grond van een belangenafweging moet worden afgewezen. Daarbij dienen alle omstandigheden van het geval in acht te worden genomen.
Kroonenberg heeft in dit kader aangevoerd dat haar belang bij afwijzing van de indeplaatsstelling zwaarder weegt dan het belang van Brova bij toewijzing daarvan, gelet op het belang van Kroonenberg bij het behoud van een grote stabiele marktpartij, in casu Brova, als huurder. Daarbij weegt mee, zo voert Kroonenberg aan, dat zij in de afgelopen jaren al met diverse indeplaatsstellingen te maken heeft gekregen en dat van haar niet kan worden verlangd weer een nieuwe partij - een eenmanszaak die geen enkele ervaring heeft met het exploiteren van een winkel - als huurder te accepteren. Dit argument kan Kroonenberg echter niet baten, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en beslist ter zake van de waarborgen voor de nakoming van de huurovereenkomst en een behoorlijke bedrijfsvoering, die [XXX] naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter biedt. Voorts merkt de kantonrechter ter zake nog op, dat aannemelijk is dat de zekerheid van een stabiele huurder die Kroonenberg bij afwijzing van de indeplaatsstelling zou hebben, slechts van korte duur is, gelet op de mogelijkheid van Brova om de huurovereenkomst op ieder moment op te zeggen.
7. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de belangenafweging vooralsnog in het voordeel van Brova uitvalt. De vordering tot veroordeling van Kroonenberg te gehengen en te gedogen dat [XXX], vooruitlopend op de uitspraak in de bodemprocedure, in de winkelruimte aan de Grote Houtstraat 149 te Haarlem een damesmodezaak exploiteert, zal derhalve worden toegewezen.
8. De proceskosten komen voor rekening van Kroonenberg omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Kroonenberg bij wijze van voorlopige voorziening om te gehengen en te gedogen dat mevrouw [XXX], tevens handelend onder de naam MoDo Fashion, een damesmodezaak (conform de Street One formule) exploiteert in de winkelruimte aan de Grote Houtstraat 149 te Haarlem tot, in ieder geval, het moment waarop in een nog door Brova te entameren bodemprocedure onherroepelijk is beslist op de door Brova in te stellen vordering tot indeplaatsstelling van mevrouw [XXX].
- veroordeelt Kroonenberg tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Brova tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 73,89
vastrecht € 105,00
salaris gemachtigde € 400,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. van Wassenaer en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.