ECLI:NL:RBHAA:2010:BO8997
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verwijdering van een schotelantenne door woningbouwvereniging
In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Vesteda Groep B.V. (hierna: Vesteda) de verwijdering van een schotelantenne die door de gedaagde was geplaatst aan de buitenmuur van zijn appartement. Vesteda stelde dat de gedaagde in strijd handelde met de Algemene Bepalingen van de huurovereenkomst, waarin een schotelverbod was opgenomen. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat hij recht had op vrije informatievergaring op grond van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De kantonrechter oordeelde dat de belangen van Vesteda bij handhaving van het schotelverbod onvoldoende zwaarwegend waren om het verbod te rechtvaardigen. De rechter verwees naar het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Curshid Mustafa en Tarzibachi versus Zweden, waarin werd gesteld dat van het recht op vrije nieuwsgaring alleen om dringende redenen van algemeen belang mag worden afgeweken. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde meer zenders kon ontvangen via de schotelantenne dan via het centrale kabelsysteem en dat de vordering van Vesteda daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. De vordering werd afgewezen en Vesteda werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.