zaaknummer / rolnummer: 170043 / HA ZA 10-750
Vonnis van 1 december 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X B.V.],
gevestigd te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem,
eiseres,
advocaat mr. R.A.M. Schram,
MR. C.H. HARTSUIKER,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [Y B.V.] te Aalsmeer,
kantoorhoudende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
advocaat mr. C.H. Hartsuiker.
Partijen zullen hierna [X B.V.] en de curator genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juli 2010
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 29 september 2010 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [X B.V.] heeft op 21 maart 2010 aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y B.V.] (hierna [Y B.V.]) verkocht en geleverd 12.800 jonge planten (Phalaenopsis orchideeën) voor een bedrag van EUR 24.708,60. Voorts heeft [X B.V.] op 28 maart 2010 aan [Y B.V.] verkocht en geleverd 2000 stuks van dergelijke planten voor een bedrag van EUR 4.558,00.
2.2. Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2010 werd aan [Y B.V.] voorlopig surseance van betaling verleend en bij vonnis van genoemde rechtbank van 15 april 2010 werd [Y B.V.] in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. C.H. Hartsuiker tot curator.
2.3. Op 18 april 2010 respectievelijk 25 april 2010 werd de koopprijs van de verkochte en geleverde planten opeisbaar. Bij telefax van 3 mei 2010 heeft [X B.V.] bij de curator het recht van reclame ingeroepen voor alle verkochte en geleverde planten en de curator één week na 3 mei 2010 de tijd gegeven om te laten weten of hij bereid zou zijn de koopprijs van de planten te betalen. De curator heeft daarop te kennen gegeven het recht van reclame niet te erkennen, daar hij van mening is dat er na het oppotten van de planten er als gevolg van zaaksvorming verlies van eigendom aan de zijde van [X B.V.] is ingetreden.
2.4. Op 11 mei 2010 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam ten verzoeke van [X B.V.] verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag tot afgifte op de voornoemde verkochte en geleverde planten waarna op 12 mei 2010 in de kas van [Y B.V.] door de gerechtsdeurwaarder conservatoir beslag op de planten is gelegd.
3. Het geschil
3.1. [X B.V.] vordert bij vonnis, voor zover uitvoerbaar bij voorraad, de curator te veroordelen en te bevelen aan [X B.V.] ter vrije beschikking te stellen en af te geven alle in de dagvaarding en in de beslagstukken vermelde planten en zulks binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 10.000,- voor iedere dag, dat de curator in gebreke blijft aan deze veroordeling en dit bevel te voldoen, met voorts veroordeling van de curator in de proceskosten, die van het hierboven genoemde beslag daaronder begrepen.
3.2. [X B.V.] legt aan zijn vordering ten grondslag dat op grond van het door hem ingeroepen recht van reclame de hierboven genoemde koopovereenkomsten zijn ontbonden en dat hij thans weer eigenaar is van de hierboven genoemde planten.
3.3. De curator heeft primair tot zijn verweer aangevoerd dat sprake is van zaaksvorming als bedoeld in artikel 5:16 BW, waardoor [Y B.V.] eigenaar van de orchideeën is geworden. Subsidiair heeft de curator het verweer gevoerd dat de (nieuwe) orchideeën door de bewerking van de medewerkers van [Y B.V.] zich niet meer in dezelfde staat bevinden, zoals vereist krachtens artikel 7:41 BW voor het inroepen van het recht van reclame (artikel 7:39 BW).
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verlies van eigendom aan de zijde van [X B.V.] is ingetreden doordat [Y B.V.] de geleverde Phalaenopsis orchideeën heeft opgepot en opgekweekt en wel zodanig dat zij een nieuwe zaak zijn gaan vormen, zoals de curator primair betoogt, dan wel of door het oppotten en opkweken van deze planten een zodanige verandering is opgetreden dat de planten zich niet langer in dezelfde staat bevinden, hetgeen in beide gevallen in de weg zou staan aan het uitoefenen van het recht van reclame.
4.2. Blijkens het verhandelde ter comparitie is het niet ongebruikelijk om de jonge orchideeën in verband met transport en naar gelang hun groeiproces meerdere malen van een nieuwe pot te voorzien. Het geleverde type plant kan ook na verloop van tijd met behoud van wortel en het daaromheen gewikkelde veenmos eenvoudig uit de met boomschors/ potsubstraat gevulde pot worden getild zonder dat daaraan enige schade ontstaat. Daarmee is het oppotten van deze planten slechts aan te merken als een onderdeel van de verzorging die zij in hun groeiproces ondergaan en niet –zoals de curator betoogt– een onomkeerbare bewerking.
4.3. Bij de beoordeling van het vervolgens te beantwoorden of door het gedurende een bepaalde tijd opkweken van een onvolgroeide plant een nieuwe zaak is gevormd, is het van belang vast te stellen of de plant door die behandeling een zodanige gedaantewisseling ondergaat dat de zaak die alsdan ontstaat een eigen, van de oorspronkelijke zaak te onderscheiden, identiteit heeft verkregen. In het onderhavige geval ontleent de Phalaenopsis orchidee veelal haar identiteit aan haar vorming in het laboratorium, door welke bewerking de plant in staat is later onder de juiste condities tot een verhandelbare orchidee uit te groeien. Uit niets blijkt dat het enkele scheppen van deze juiste condities, zoals in het onderhavige geval in de kas van [Y B.V.], kan worden aangemerkt als een bewerking die zaaksvorming oplevert.
4.4. Evenmin kan worden gezegd dat de gedurende enige tijd gegroeide planten zich niet langer in dezelfde staat bevinden als waarin zij aan [Y B.V.] werden geleverd, nu groei juist een voor de onderhavige planten kenmerkende eigenschap is. Aldus beantwoordt de staat van de planten aan hetgeen van hen in de verkeersopvatting verwacht wordt, namelijk een volgende fase in hun normale groeiproces. Dat de planten in een pot van de kweker zijn gezet verandert hun staat evenmin, nu het oppotten op zich niet als een onomkeerbaar proces kan worden aangemerkt, zoals hiervoor in 4.2 reeds is vastgesteld.
4.5. Nu van zaaksvorming in de zin van artikel 5:16 BW geen sprake is en een beroep op het bepaalde van artikel 7:41 BW eveneens faalt, zal de vordering worden toegewezen.
4.6. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.7. [X B.V.] vordert de curator tevens te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op EUR 102,19 voor verschotten en op EUR 452,00 voor salaris advocaat (1 rekest x EUR 452,00).
4.8. De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [X B.V.] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 73,89
- vast recht 263,00
- salaris advocaat 452,00 (1,0 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 788,89
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt de curator binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [X B.V.] ter vrije beschikking te stellen en af te geven de op 21 maart 2010 en 28 maart 2010 door [X B.V.] aan [Y B.V.] geleverde 14.800 jonge planten (Phalaenopsis orchideeën),
5.2. bepaalt dat de curator aan [X B.V.] een dwangsom zal verbeuren van EUR 1.000,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van EUR 30.000,00 is bereikt,
5.3. veroordeelt de curator voorts in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 554,19,
5.4. veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [X B.V.] tot op heden begroot op EUR 788,89,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2010.?