ECLI:NL:RBHAA:2010:BO5982

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWBN 10/5553
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.E. Heyning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening woonkostentoeslag in het kader van de WWB

In deze zaak heeft verzoekster, die sinds 22 oktober 2007 een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), een verzoek ingediend om een woonkostentoeslag. Dit verzoek werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, omdat verzoekster niet voldaan had aan de verplichtingen die aan haar waren opgelegd, waaronder het actief zoeken naar een goedkopere woning en het op haar naam zetten van het huurcontract. Verzoekster heeft in het verleden weliswaar 65 keer gereageerd op woningaanbod, maar dit betrof voornamelijk eengezinswoningen, terwijl zij ook op andere woningtypes had moeten reageren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoekster onvoldoende nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die haar aanvraag zouden kunnen rechtvaardigen. Ondanks de dreigende huisuitzetting, die voortvloeit uit een huurachterstand van ongeveer € 2000,--, heeft de voorzieningenrechter besloten dat verzoekster niet in aanmerking komt voor de gevraagde voorlopige voorziening. De rechter heeft benadrukt dat verzoekster al sinds 2007 de verplichting had om actief naar een goedkopere woning te zoeken en dat zij hierin niet of nauwelijks heeft voldaan. De afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook gehandhaafd, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 5553 WWB
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 november 2010
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. P.E. Stam, advocaat te Zaandam,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2010 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB), tot toekenning van een woonkostentoeslag, afgewezen, omdat verzoekster zich niet heeft gehouden aan de verplichting (opgenomen in het besluit van 10 december 2009) om het huurcontract van verzoeksters woning op haar eigen naam te stellen.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 15 oktober 2010 bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft op 22 oktober 2010 de gronden van haar bezwaar aangevuld.
Bij brief van 22 oktober 2010 heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 november 2010, waar verzoekster zich heeft laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, en waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. Ph.H. Arnold, werkzaam bij de gemeente Zaanstad.
2. Overwegingen
2.1 Verzoekster ontvangt sinds 22 oktober 2007 van verweerder een uitkering in het kader van de WWB. Daarnaast heeft zij vanaf 4 december 2007 van verweerder bijzondere bijstand ontvangen in de vorm van een woonkostentoeslag over de periode 22 oktober 2007 tot en met 21 oktober 2008. Bij besluit van 10 december 2009 heeft verweerder (onder meer) aan verzoekster nog eenmaal een woonkostentoeslag toegekend over de periode 22 oktober 2009 tot en met 21 april 2010. De woonkostentoeslag is slechts voor een half jaar toegekend, omdat verzoekster zich, naar de mening van verweerder, onvoldoende heeft ingespannen om een andere, goedkopere, woning te bemachtigen. Verzoekster heeft op 2 juni 2010 bij verweerder een aanvraag ingediend tot verlenging van de toekenning van de woonkostentoeslag met ingang van 22 april 2010. Bij besluit van 28 juni 2010 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Hiertegen heeft verzoekster geen rechtsmiddelen aangewend. Op 3 september 2010 heeft verzoekster bij verweerder opnieuw een woonkostentoeslag aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag bij het bestreden besluit afgewezen, onder verwijzing naar het eerdere afwijzende besluit van 28 juni 2010.
2.2 Verzoekster kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Doordat ook haar WWB-uitkering gedurende enige maanden ingetrokken was, is een huurachterstand ontstaan. Deze achterstand bedraagt op dit moment ongeveer € 2000,--. De deurwaarder heeft verzoekster gesommeerd om het bedrag van de huurachterstand uiterlijk per 1 november 2010 te betalen. Als het bedrag op die datum niet is betaald, zal de deurwaarder overgaan tot ontruiming. Voorts kan verzoekster zonder woonkostentoeslag de lopende huur niet betalen. Verzoekster vraagt de voorzieningenrechter haar voorschotten te verstrekken op de woonkostentoeslag. Ter zitting heeft verzoekster benadrukt dat verweerder er ten onrechte van uitgaat dat zij geen actie heeft ondernomen om in aanmerking te komen voor een andere, goedkopere, woning. Zij heeft 65 keer gereageerd op woningaanbod, aldus verzoekster. Bovendien is er volgens verzoekster sprake van een verandering van omstandigheden, omdat verzoekster inmiddels een advocaat in de arm heeft genomen en bij de woningcorporatie ZVH een aanvraag heeft ingediend om de tenaamstelling van het huurcontract te wijzigen.
2.3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat bij besluit van 10 december 2009 aan verzoekster de verplichting is opgelegd om er alles aan te doen om een andere, geschiktere, woning te bemachtigen. Zij moet niet uitsluitend reageren op eengezinswoningen, maar ook op minder populaire woningen als portiekwoningen en flats. Ook is aan verzoekster de verplichting opgelegd om het huurcontract op haar eigen naam te zetten en om haar registratie bij Woningnet aan te passen. Hieraan heeft verzoekster niet voldaan. Om die reden komt verzoekster niet (langer) in aanmerking voor een woonkostentoeslag. Dit is verzoekster ook al medegedeeld bij besluit van 28 juni 2010. Tegen dat besluit is geen bezwaarschrift ingediend.
De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
2.4 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.5 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder verzoekster er reeds in het besluit van 4 december 2007 op heeft gewezen dat zij actief op zoek moest gaan naar een andere, goedkopere, woning. De wijze waarop verzoekster aan deze verplichting diende te voldoen, is door verweerder uitgebreid aangegeven bij beschikking van 17 maart 2009 en 10 december 2009. Niet gebleken is dat verzoekster aan deze verplichting heeft voldaan op de wijze zoals door verweerder voorgeschreven. Het is weliswaar zo dat verzoekster, zoals zij ook heeft aangevoerd, in 2009 65 keer heeft gereageerd op een woningaanbod, maar - zoals door verweerder is verklaard en door verzoekster niet is weersproken - ging het daarbij vrijwel uitsluitend om eengezinswoningen. Dat verzoekster actief gereageerd heeft op ‘alle woningen, dus ook op flat- en portiekwoningen, inclusief woningruil’ is door haar niet aannemelijk gemaakt. Dit geldt eveneens voor de verplichting om het huurcontract op haar eigen naam te zetten. Verweerder heeft daarin aanleiding gezien om het (inmiddels onherroepelijke) besluit van 28 juni 2010 te nemen, waarbij verzoeksters aanvraag om een woonkostentoeslag is afgewezen. Gelet hierop diende verzoekster in haar (nieuwe) aanvraag van 3 september 2010 nieuwe feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan zij wel in aanmerking zou kunnen komen voor een woonkostentoeslag. In dit verband heeft verzoekster aangevoerd dat zij een advocaat heeft genomen en met ZVH contact heeft opgenomen om het huurcontract op haar naam te laten zetten. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het licht van het voorgaande onvoldoende om te kunnen spreken van nieuwe feiten of omstandigheden. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat het bezwaar van verzoekster tegen het bestreden besluit een redelijke kans van slagen heeft.
2.6 Het voorgaande brengt met zich dat er geen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster heeft weliswaar aangevoerd dat zij, gelet op de oplopende huurachterstand, binnenkort met haar gezin haar woning uitgezet zal worden. Echter, deze omstandigheid maakt het hiervoor weergegeven oordeel niet anders, nu verzoekster al vanaf 2007 de haar opgelegde verplichting om intensief te zoeken naar een geschikte, goedkopere, woning, niet of nauwelijks is nagekomen. Zij heeft inmiddels ongeveer drie jaren de gelegenheid gehad om een andere woning te verwerven en een eventuele huisuitzetting te voorkomen. Dat zij als gevolg van onvoldoende inspanningen harerzijds thans nog steeds in een te dure woning zit, komt naar het oordeel van de voorzieningenrechter, voor risico van verzoekster.
2.7 De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
2.8 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heyning-Huydecoper, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2010.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.