ECLI:NL:RBHAA:2010:BO4335

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700511-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. J. Snitker
  • mr. A.C.M. Rutten
  • mr. J.G. Tielenius Kruythoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging tegen kwetsbaar slachtoffer

Op 15 november 2010 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte schuldig is bevonden aan diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 mei 2010 in het Staten Bolwerk te Haarlem, waar het slachtoffer, een jongen met een autistische stoornis, werd benaderd door de verdachten. Zij vroegen hem om met hen mee te lopen, waarna de verdachte het slachtoffer een klap op de kaak gaf, waardoor deze neerviel. De verdachten maakten gebruik van deze gelegenheid om de persoonlijke eigendommen van het slachtoffer, waaronder een geldbedrag van 250 euro en een mobiele telefoon, weg te nemen. De rechtbank oordeelde dat het feit zeer ernstig is, vooral omdat de verdachten een kwetsbaar persoon als slachtoffer hebben gekozen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.063,52, en de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank benadrukte de impact van dergelijke feiten op het emotionele welzijn van slachtoffers en de gevoelens van onveiligheid die zij in de samenleving teweegbrengen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700511-10
Uitspraakdatum: 15 november 2010
Tegenspraak, advocaat gemachtigd
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 november 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Bedum,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag Hoorn, locatie Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair:
hij op of omstreeks 06 mei 2010 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van 250,- euro en/of
- een mobiele telefoon van het merk Sony type Ericsson W995 en/of
- een sleutelbos en/of
- een pakje shag en/of
- een of meerdere sleutels,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] eenmaal of meermalen met kracht op/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt.
Feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 06 mei 2010 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van 250,- euro en/of
- een mobiele telefoon van het merk Sony type Ericsson W995 en/of
- een sleutelbos en/of
- een pakje shag en/of
- een of meerdere sleutels,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – zakelijk weergegeven – gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 1.213,52, zulks onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden1
Op 6 mei 2010 ontvangen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een melding dat een dronken man zou zijn overvallen in het Staten Bolwerk te Haarlem. De man zou zijn bestolen door twee mannen, waarvan er één kaal hoofd, een zongebruinde huid en een breed postuur heeft. De dader zou 1.90 meter lang zijn en hij droeg een blauwe gewatteerde jack en een zwarte broek. Ter plaatse treffen de verbalisanten een man liggend op de grond aan. De man werd vergezeld door een vrouw genaamd [getuige]. [getuige] verklaarde dat zij had gezien dat de op de grond liggende man door twee mannen was beroofd. De man op de grond, het slachtoffer genaamd [slachtoffer], verklaarde dat hij door een kale man was beroofd van 250 euro. Hij wist niet hoe de kale man heette, wel dat hij vaak in het Kenaupark te vinden was. Een groepje personen op een bankje in het Kenaupark verklaarde dat zij [slachtoffer] in het park hadden gezien, dat [slachtoffer] met geld heeft lopen zwaaien en met ene Jack, Gary en Steven amfetamine wilde kopen. Desgevraagd verklaarde wijkagent [wijkagent] over de namen Jack, Gary en Steven in combinatie met het bankje in het Kenaupark, dat [medeverdachte] geboren in 1966 en [verdachte] geboren in 1969 zich vaak in het Kenaupark ophouden.2
Op 11 mei 2010 deed [slachtoffer] aangifte ter zake van diefstal. Aangever verklaarde dat hij zich op 6 mei 2010 op een bankje in het Staten Bolwerk te Haarlem bevond. Hij werd onwel, mogelijk als gevolg van een aanval door het niet regelmatig innemen van de voorgeschreven medicijnen, slaapgebrek en drankgebruik. Op een gegeven moment kwam hij weer bij bewustzijn en toen merkte hij dat een man over hem heen stond gebogen. Die man stond op dat moment, vergezeld door een vijftal personen, zijn zakken leeg te halen. Volgens aangever betrof het een blanke zonnebankgebruinde man van ongeveer 35 a 40 jaar met kort gemillimeterd haar, ongeveer 1.85 à 1.90 meter lang en gekleed in een zeer donkerblauwe of zwarte gewatteerde halflange jas, een blauwe spijkerbroek en opvallend witte gympen. Aangever verklaarde dat uit zijn broekzakken 250 euro aan contant geld, een mobiele telefoon van het merk Sony Ericsson type W995, een sleutelbos, een pakje shag en extra losse sleutels zijn weggenomen. Enkele dagen na het voorval liep aangever [slachtoffer] samen met zijn moeder langs het Kenaupark. Bij een bankje herkende hij een blanke man die voldeed aan het eerder door hem opgegeven signalement als de mogelijke dader. Zijn moeder heeft daarop de politie gebeld. Aangever zag dat twee agenten bij het park aankwamen en de man hebben aangesproken.3 De agenten identificeerden deze man als [verdachte].4
Op 3 juli 2010 heeft getuige [getuige] een verklaring afgelegd. Zij verklaarde dat zij op 6 mei 2010 haar hond uitliet in het Staten Bolwerk te Haarlem. Zij zag drie mannen lopen, waarvan later bleek dat de middelste man het slachtoffer was. Verder schonk zij geen aandacht aan de mannen. Zij zag op een gegeven moment vanuit haar ooghoek dat de middelste, qua leeftijd veel jongere man op de grond lag. Hij was bewusteloos en zijn hoofd bloedde. Zij zag dat de andere twee mannen over de liggende man heen gebogen stonden, zijn zakken leeghaalden en alle spullen die uit zijn zakken kwamen in hun eigen broekzakken stopten. Getuige [getuige] beschreef een van de mannen als een geheel kale blanke man met een zonnebank gekleurde huid, een breed postuur en een gespierd bovenlichaam. De man had een normale lengte, was tussen de 35 en 40 jaar oud. Voorts droeg de man een donkerblauwe broek, een blauwe gewatteerde jas en een goudkleurige dikke ketting.5
Op 25 juli 2010 werden de verdachten [medeverdachte] en [verdachte], met toestemming van de officier van justitie te Haarlem, buiten heterdaad ter zake van diefstal met geweld aangehouden.
Medeverdachte [medeverdachte] verklaarde dat hij op 6 mei 2010 samen met [verdachte] was. [medeverdachte] beschreef [verdachte] als een man met bijna altijd een kaal hoofd, een lengte van ongeveer 1,85 meter en een potig bovenlijf. Voorts draagt [verdachte] bijna altijd witte Nike schoenen. In het Kenaupark kwamen zij een onbekende jongen tegen welke speed wilde hebben. [verdachte] stelde de jongen voor om mee te lopen. Op dat moment wist medeverdachte [medeverdachte] naar eigen zeggen al dat [verdachte] de jongen het geld afhandig wilde maken; hij wist niet hoe, maar wel dat [verdachte] het zou gaan doen. [medeverdachte] had op dat moment geen geld en is daarom met [verdachte] en de jongen meegelopen. Hij en [verdachte] wisten dat de jongen geld had, want dat had de jongen namelijk aan hen laten zien. Vervolgens zijn medeverdachte en [verdachte] met de jongen naar het Staten Bolwerk gelopen. Bij het Staten Bolwerk deed [verdachte] alsof hij aan het bellen was. Vervolgens liep hij al bellend naar de jongen toe en gaf hij de jongen een kaakslag, waarop de jongen gelijk neerging. Hierop heeft [verdachte] het geld uit de zakken van de jongen gehaald. Hierbij viel 50 euro op de grond en dat heeft medeverdachte [medeverdachte] opgeraapt. Vervolgens hebben zij de jongen op een bankje neergezet en zijn zij weggelopen. In de Kruisstraat kreeg medeverdachte [medeverdachte] nog eens 75 euro van [verdachte]. [medeverdachte] weet niet of [verdachte] ook andere zaken dan geld van het slachtoffer heeft afgenomen, maar houdt dat wel voor mogelijk.6
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1 primair:
hij op 6 mei 2010 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van 250,- euro en
- een mobiele telefoon van het merk Sony type Ericsson W995 en
- een sleutelbos en
- een pakje shag en
- sleutels,
toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij die [slachtoffer] eenmaal met kracht tegen het gezicht heeft geslagen.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde is strafbaar en levert op:
Feit 1 primair:
Diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan diefstal voorafgegaan van geweld tegen een jongen in een park. Verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer, die had laten zien dat hij geld bij zich had, verzocht om met hen mee te lopen naar het Staten Bolwerk. Aldaar heeft verdachte het slachtoffer vanuit het niets een slag op de kaak gegeven, waarna het slachtoffer onmiddellijk neerging en de verdachten zijn persoonlijke eigendommen hebben weggenomen. Een dergelijke strafbaar feit is zeer ernstig nu verdachte en zijn medeverdachte zich louter hebben laten leiden door hun eigen behoeften en zich geen moment hebben bekommerd om het slachtoffer. Naast de materiële schade die de slachtoffers van dergelijke feiten hierdoor lijden vanwege de goederen die zij kwijt zijn geraakt, laten dit soort feiten vaak diepe sporen na in het emotionele welzijn van de slachtoffers, zoals blijkt uit de vordering van de benadeelde partij en de daaraan toegevoegde slachtofferverklaring waarin hij de gevolgen van dit feit uiteen heeft gezet. Daarnaast brengen dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid met zich voor de samenleving in het algemeen. Voorts blijkt het slachtoffer een autistische stoornis te hebben. De rechtbank rekent het verdachte en zijn medeverdachte zwaar aan dat zij een kwetsbaar persoon als slachtoffer hebben gekozen teneinde in hun eigen behoeften te voorzien.
Verdachte is in het verleden veelvuldig in verband met vermogens- en geweldsdelicten veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen. De lichtzinnige wijze waarop verdachte in de onderhavige zaak tot gewelddadig gedrag is gekomen, baart de rechtbank zorgen. De rechtbank is van oordeel dat de samenleving tegen deze verdachte moet worden beschermd en ziet om deze reden geen andere passende sanctie dan een langdurige gevangenisstraf.
Naar het oordeel van de rechtbank is de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf in dit geval passend en geboden. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
8.1. Vordering benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.512,52 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit:
- een mobiele telefoon + hoesje, € 308,99,
- een geheugenkaart Sandisk 16 GB, € 69,00,
- vervanging voordeurslot, € 202,42,
- nieuwe sleutels, € 26,20,
- pak shag, € 5,95,
- contant geld, € 250,00 en
- immateriële schade, € 650,00.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 1.063,52 billijk voor. De rechtbank heeft het gevorderde bedrag gematigd, nu de mobiele telefoon van verdachte door de politie in beslag is genomen en aan de benadeelde partij zal worden geretourneerd, en een bedrag van € 500,00 aan immateriële schadevergoeding de rechtbank billijk voorkomt. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
8.2. Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 1 primair bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 1.063,52.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VEERTIEN (14) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1.063,52 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer 56.03.20.620, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.063,52, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
mr. A.C.M. Rutten en mr. J.G. Tielenius Kruythoff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 november 2010.
Mr. J.G. Tielenius Kruythoff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2010 (dossierparagraaf 24).
3 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 11 mei 2010 (dossierparagraaf 19).
4 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2010 (dossierparagraaf 25).
5 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 3 juli 2010 (dossierpagina 22).
6 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 25 juli 2010 (dossierpagina 12).