RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummers: 15/700504-10 en 13/660115-10 (tul)
Uitspraakdatum: 15 november 2010
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 november 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te ([postcode]) [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 22 juli 2010 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier, althans één of meer, pak(ken) Frontline Combo cat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan dierenzaak [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Feit 2:
hij op of omstreeks 22 juli 2010 te Haarlem, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [medewerkster] (medewerker van dierenzaak [slachtoffer]) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van EURO 95,80, in elk geval van enig goed,
hebbende/is verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- aan die [medewerkster] aangegeven dat hij vier pak(ken) Frontline Combo cat - welke verdachte eerder uit de stelling(en) van dierenzaak [slachtoffer] had weggenomen - wilde ruilen en/of
- verzocht een geldbedrag van EURO 95,80 aan hem terug te geven en/of
- dat het ruilen reeds met de baas van die [medewerkster] was afgesproken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in
zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – zakelijk weergegeven – gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte;
- doorzenden van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 13/660115-10 naar de Rechtbank Amsterdam.
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden1
Op 22 juli 2010 heeft [medewerkster], medewerkster van dierenzaak [slachtoffer] gevestigd in de [adres] te Haarlem, namens deze aangifte gedaan ter zake van diefstal. Omstreeks 16:30 uur bevond aangeefster zich in dierenzaak [slachtoffer]. In de winkel waren een man en een vrouw aanwezig. De man had vier pakjes Frontline Combo Cat van € 23,95 per stuk in zijn hand en wilde deze graag ruilen. De man vertelde dat hij eerder meerdere pakjes had gekocht voor een asiel in Turkije en dat hij met de baas had afgesproken dat hij de pakjes mocht ruilen als het niet goed was. Vervolgens hoorde aangeefster de man vragen of hij zijn aankoopbedrag, groot € 95,80, terug mocht. Toen aangeefster tegen de man zei dat hij zijn aankoopbon diende te tonen is de man de winkel uitgelopen. Aangeefster zag op de camerabeelden dat de man de pakjes uit de winkel had gestolen. Zij heeft vervolgens vrijwillig de camerabeelden bij de politie afgegeven.2
Op 22 juli 2010 omstreeks 16:47 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een melding van de regionale meldkamer dat een man vier doosjes met medicijnen voor dieren uit een winkel aan de [adres] te Haarlem had gestolen. In de omgeving waar de diefstal had plaatsgevonden werd een man aangetroffen die voldeed aan het opgegeven signalement. De man had een plastic tasje in zijn hand. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat zich in dat tasje vier doosjes bevonden. Op verzoek toonde de man de doosjes en het bleek te gaan om vier doosjes geneesmiddel voor dieren met de merknaam Frontline Combo. Hierop is de man, genaamd [verdachte], als verdachte ter zake van diefstal aangehouden.3
Op 22 juli 2010 heeft verbalisant [verbalisant 3] de door dierenwinkel [slachtoffer] afgegeven camerabeelden uitgekeken. Op de beelden van camera 4 is te zien dat verdachte om 16:29:06 uur de winkel met een Albert Heijn tas in zijn linkerhand binnen komt. Voorts is op de beelden van camera 1 te zien dat verdachte zoekend de winkel rondkijkt en de plastic tas voor de balie op de grond neerzet. Vervolgens komen er om 16:29:23 uur nog twee klanten de winkel binnen. Verdachte maakt op dat moment naar de medewerkster het gebaar dat deze klanten eerst mogen worden geholpen. Op camera 4 is te zien dat verdachte met lege handen op zijn rug naar een stelling loopt. Vervolgens is op camera 1 te zien dat verdachte met zijn handen op zijn rug terug loopt, dat hij nu wit groene doosjes in zijn handen heeft en deze naast de Albert Heijn tas op de grond plaatst. Verbalisant [verbalisant 3] ziet op de beelden voorts dat verdachte wacht tot de medewerkster naar hem toe komt, waarna hij de doosjes op de balie neerzet. Er volgt een gesprek waar ook een andere medewerkster bij wordt geroepen. Om 16:37:23 uur krijgt verdachte de doosjes terug, waarna hij de winkel verlaat.4
Op 22 juli 2010 heeft verdachte ten overstaan van de hulpofficier van justitie verklaard, dat hij de spullen terug wilde brengen, maar geen aankoopbon had.5 Op 23 juli 2010 heeft verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard, dat hij naar de dierenwinkel is gegaan om diergeneesmiddelen te gaan ruilen. Hij had de diergeneesmiddelen bij zich in zijn tas en had met de mevrouw afgesproken dat hij deze mocht ruilen mits hij een aankoopbon kon overleggen. Voorts ontkende verdachte dat hij iets uit de stellingen heeft gepakt.6
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij bij dierenwinkel [slachtoffer] is geweest om vier pakjes vlooienmiddel van het merk Frontline Combo te ruilen, welke hij had gekocht voor de katten van zijn overleden oma. Verdachte is terug naar de dierenwinkel gegaan om het vlooienmiddel te ruilen voor een lichter middel, maar dat lichtere middel was niet in voorraad. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting een aankoopbon getoond en aan de rechtbank overgelegd. Verdachte verklaarde dat hij de aankoopbon al twee maanden in zijn bezit heeft en deze niet eerder kon overleggen.7
De rechtbank stelt vast dat de datum en tijd op de door verdachte aan de rechtbank overgelegde aankoopbon niet leesbaar zijn. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd met betrekking tot het doel van de aankoop van de vier pakken Frontline Combo Cat en het voorhanden hebben van een aankoopbon.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte aanvankelijk verklaarde dat hij geen aankoopbon had, en dat hij ter terechtzitting een aankoopbon toont waarop geen datum leesbaar is, kent de rechtbank aan de aankoopbon geen bewijskracht toe. Naar het oordeel van de rechtbank kan de bon op ieder moment zijn verkregen en levert hij – nu de datum onleesbaar is - geen aanwijzing op dat verdachte de vier doosjes Frontline Combo Cat vóór 22 juli 2010 zelf heeft aangeschaft.
Voorts hecht de rechtbank geen geloof aan hetgeen verdachte heeft verklaard over het doel van de aankoop. Deze verklaringen zijn wisselend van inhoud, sluiten elkaar uit en vinden geen steun in overige bewijsmiddelen. Daarentegen leidt het proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van het uitlezen van beelden van de bewakingscamera in de dierenzaak tot de conclusie dat verdachte zich op 22 juli 2010 schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de vier pakken Frontline Combo Cat bij dierenwinkel [slachtoffer] en een poging tot oplichting van diezelfde dierenwinkel met betrekking tot voornoemde vier pakken van evenbedoeld diergeneesmiddel.
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1:
hij op 22 juli 2010 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier pakken Frontline Combo Cat toebehorende aan dierenzaak [slachtoffer].
Feit 2:
hij op 22 juli 2010 te Haarlem, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [medewerkster] medewerker van dierenzaak [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van EURO 95,80, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- aan die [medewerkster] aangegeven dat hij vier pakken Frontline Combo Cat - welke verdachte eerder uit de stelling van dierenzaak [slachtoffer] had weggenomen - wilde ruilen en
- verzocht een geldbedrag van € 95,80 aan hem terug te geven en
- dat het ruilen reeds met de baas van die [medewerkster] was afgesproken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder de feiten 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde is strafbaar en levert op:
Feit 2:
Poging tot oplichting.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van vier pakken anti vlooienmiddel voor katten bij een dierenwinkel. Voorts heeft verdachte gepoogd om diezelfde dierenwinkel op te lichten door voornoemde goederen ter verruiling aan te bieden teneinde de verkoopster van de dierenwinkel te bewegen tot de afgifte van geld, te weten de verkoopwaarde van de goederen. Diefstal is een ergerlijk feit dat schade en overlast veroorzaakt.
Voorts rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij onder valse voorwendselen en met onjuiste gegevens, te weten dat het ruilen reeds eerder met de baas van de verkoopster was besproken, geld heeft proberen te verkrijgen. Zulke gedragingen schaden het vertrouwen dat ondernemers en diens personeelsleden mogen hebben in hun klanten.
Verdachte is in het verleden veelvuldig veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten, onder meer tot werkstraffen en voorwaardelijke gevangenisstraffen. Ten tijde van het onderhavige delict liep verdachte in een proeftijd. Kennelijk weerhoudt dit verdachte er niet van om wederom een delict te begaan. De rechtbank is van oordeel dat thans nog slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf in dit geval passend en geboden. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 28 april 2010 in de zaak met parketnummer 13/660115-10 heeft de meervoudige strafkamer in de arrondissementsrechtbank te Amsterdam verdachte ter zake van diefstal en oplichting, meermalen gepleegd veroordeeld tot een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna; ISD-maatregel) voor de duur van twee (2) jaren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf doorzendt naar de rechtbank te Amsterdam.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat ingevolge artikel 509z van het Wetboek van Strafvordering niet zij bevoegd is over de vordering tot tenuitvoerlegging te oordelen, maar uitsluitend de rechtbank die in eerste aanleg de ISD-maatregel heeft opgelegd, in het onderhavige geval de rechtbank Amsterdam. Gelet op het gestelde in artikel 509z lid 3 van het Wetboek van Strafvordering zal de rechtbank Haarlem deze vordering doorverwijzen naar de Rechtbank Amsterdam.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
45, 57, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) WEKEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verwijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 13/660115-10 voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel door naar de rechtbank Amsterdam, welke de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel in eerste aanleg aan verdachte heeft opgelegd en derhalve bevoegd is tot kennisneming van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, welk bevel afzonderlijk wordt geminuteerd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. J. Snitker en mr. J.G. Tielenius Kruythoff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 november 2010.
Mr. J.G. Tielenius Kruythoff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Het proces-verbaal van aangifte van [medewerkster] d.d. 22 juli 2010 (dossierpagina 41-46).
3 Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] d.d. 22 juli 2010 (dossierpagina 24-25).
4 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2010 (dossierpagina 47-48).
5 Het proces-verbaal van voorgeleiding in verband met aanhouding d.d. 22 juli 2010 (dossierpagina 26-27).
6 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 23 juli 2010 (los opgenomen).
7 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2010.