ECLI:NL:RBHAA:2010:BO3911

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
174279 / HA RK 10-112
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechter in verband met kerkelijke nevenfunctie

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. [A], lid van de wrakingskamer. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.G. Kersting, heeft de wraking aangevraagd op basis van de nevenfunctie van mr. [A] als adviserend lid van het Generaal college voor het opzicht van de protestantse kerk in Nederland. Verzoeker stelde dat deze nevenactiviteit van invloed kon zijn op de onpartijdigheid van de rechter, vooral gezien de persoonlijke omstandigheden rondom het overlijden van zijn echtgenote en de rol van het geloof daarin.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat een rechter een kerkelijke functie vervult, niet automatisch leidt tot een gebrek aan onpartijdigheid. De rechtbank benadrukte dat verzoeker geen concrete gronden heeft aangevoerd die zouden wijzen op een subjectieve vooringenomenheid van mr. [A]. Bovendien werd opgemerkt dat de wrakingskamer niet oordeelt over de inhoudelijke strafzaak, maar enkel over de wrakingsgrond.

De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de conclusie rechtvaardigen dat mr. [A] niet onpartijdig kan oordelen. Het verzoek tot wraking werd afgewezen en de rechtbank besloot dat er sprake was van misbruik van het rechtsmiddel van wraking, aangezien verzoeker tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek opnieuw een verzoek tot wraking indiende zonder gegronde redenen. De rechtbank heeft de griffier opgedragen om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing aan de betrokken partijen toe te zenden en heeft bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 174279 / HA RK 10-112
datum beslissing: 26 oktober 2010 (bij vervroeging)
Op verzoek van:
[verzoeker]
verzoeker,
advocaat mr. H.G. Kersting te Amsterdam.
1. Procesverloop
1.1. Ter zitting van 7 oktober 2010 heeft verzoeker de wraking verzocht van
mr. [A][A], lid van de wrakingskamer in de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer 174277 / HA RK 10-111.
Mr. [A][A]heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
Verzoeker en zijn advocaat, mr. [A] en de officier van justitie zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 18 oktober 2010. Ter zitting is verschenen verzoeker, bijgestaan door mr. Kersting voornoemd.
Mr. [A] en de officier van justitie hebben, met bericht, geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Tijdens de behandeling van het verzoek heeft verzoeker mondeling de wraking verzocht van mrs. […], leden van deze wrakingskamer. De wrakingskamer heeft, na schorsing van de zitting voor beraad, ter zitting als beslissing meegedeeld dat dat verzoek buiten behandeling wordt gelaten, aangezien dit derde wrakingsverzoek op de door verzoeker aangevoerde gronden – gesteld al dat deze juist zijn en wat daarvan zij – kennelijk misbruik van het instrument van wraking oplevert. De wrakingskamer heeft overwogen dat de gronden van het verzoek elk verband missen met de reden waarom de huidige wrakingskamer zitting houdt, te weten ter beoordeling van de gestelde partijdigheid, of schijn daarvan, van een lid van de eerste wrakingskamer.
Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1. Uit het proces-verbaal van de zitting van de wrakingskamer van 7 oktober 2010 blijkt dat met instemming van verzoeker ter zitting de volgende grondslag voor het verzoek tot wraking van mr. [A] is geformuleerd.
“Op verzoek van verzoeker heeft mr. [A], lid van de wrakingskamer, daarnaar gevraagd aangegeven een nevenfunctie te bekleden als ‘adviserend lid van het Generaal college voor het opzicht van de protestantse kerk in Nederland’. Verzoeker ziet in deze nevenactiviteit, en in het bijzonder de link met de protestants christelijke kerk, aanleiding mr. [A] te wraken, waarbij als wrakingsgrond wordt aangevoerd dat het christelijk geloof van directe betekenis is voor de behandeling van de strafzaak vanwege de rol die dit geloof heeft gespeeld bij het overlijden van de echtgenote van verzoeker, in het bijzonder waar het betreft het onnodig lijden in verband met het achterwege blijven van euthanasie.”
3. Beoordeling
3.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een
uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert, hierna ook te noemen de subjectieve toets. Verzoeker heeft op dit punt geen gronden aangevoerd.
3.2. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn, hierna ook te noemen de objectieve toets. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.3. De blijkens het proces-verbaal van de zitting van 7 oktober 2010 opgegeven wrakingsgrond, te weten dat mr. [A] een nevenfunctie vervult bij de protestantse kerk in Nederland, is onvoldoende om aan te nemen dat zijn rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. Immers kan niet in zijn algemeenheid worden gezegd dat reeds door de enkele omstandigheid dat een rechter een kerkelijke functie vervult bij die rechter van een gebrek aan onpartijdigheid sprake is. Dit klemt in dit geval temeer, daar mr. [A] als lid van de wrakingskamer niet dient te oordelen over de inhoudelijke strafzaak, maar over het wrakingsverzoek betreffende de behandelend politierechter.
3.4. Ter zitting heeft mr. Kersting - kort weergegeven - nog naar voren gebracht dat mr. [A] tijdens de zitting van 7 oktober 2010 zozeer emotioneel reageerde toen zijn nevenfunctie en het daaropvolgende wrakingsverzoek ter sprake kwamen, dat van hem in deze zaak geen onafhankelijk oordeel te verwachten is.
3.5. Mr. [A] was ter zitting van deze wrakingskamer niet aanwezig en heeft derhalve op dit betoog niet kunnen reageren. De wrakingskamer ziet in hetgeen mr. Kersting nog naar voren heeft gebracht geen grond de behandeling van het wrakingsverzoek daartoe te heropenen. Wat er zij van zijn betoog, het betreft omstandigheden die niet ter zitting van 7 oktober 2010 als wrakingsgrond zijn aangevoerd en die derhalve niet kunnen worden betrokken bij de behandeling van het verzoek.
3.6. Het voorgaande voert tot de slotsom dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waaruit de gevolgtrekking zou moeten worden gemaakt dat behandeling van de zaak door mr. [A] niet kan plaats vinden zonder dat daarbij gesproken zou kunnen worden van inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid of van de aanwezigheid van schijn van rechterlijke partijdigheid. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.
3.7. De rechtbank ziet voorts aanleiding om toepassing te geven aan artikel 515, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat is gebleken van misbruik van het rechtsmiddel van wraking doordat verzoeker tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek van mr. [A] kennelijk lichtvaardig en met een ander doel dan waarvoor het middel is gegeven, wederom een verzoek tot wraking heeft gedaan.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1. wijst het verzoek tot wraking van mr. [A] af,
4.2. beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, mr. [A] en de officier van justitie een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3. beveelt dat de wrakingszaak onder zaaknummer 174277 / HA RK 10-111 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek,
4.4. bepaalt dat in die wrakingszaak een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.S. de Groot, voorzitter, mrs. A.J. Wolfs en
A.A.F. Donders, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op
26 oktober 2010 in tegenwoordigheid van drs. E.A. Verloop als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.