RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/740875-09
Uitspraakdatum: 14 oktober 2010
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 september 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats]
wonende te [adres en plaatsnaam].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij (al dan niet handelend onder de naam [naam]) die in staat van faillissement is verklaard bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 23 juni 2009 op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 april 2008 tot en met 8 september 2009 (telkens) te Haarlem, althans in Nederland (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar, verdachte's, en/of [naam]'s schuldeisers
(telkens) een of meer baten niet heeft verantwoord
immers heeft zij, verdachte, aan de curator (in haar, verdachtes, faillissement) verzwegen en/of niet gemeld dat zij, verdachte, en/of [naam] een of meer geldbedragen met een totaal van (ongeveer) 258.531,30 euro, althans een of meer geldbedragen, had ontvangen, te weten
[van Delta Lloyd:]
- op of omstreeks 21 april 2008 een geldbedrag van 12.000,- euro (ABN AMRO rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 11 juni 2008 een geldbedrag van 46.129,80 euro (ABN AMRO rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 11 december 2008 een geldbedrag van 721,31 euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 30 december 2008 een geldbedrag van 25.000,- euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 5 maart 2009 een geldbedrag van 46.774,91 euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 25 maart 2009 een geldbedrag van 43.905,28 euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer])
[zijnde in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 174.531,30 euro]
en/of
[van [naam] en/of zijn/het bedrijf [bedrijfsnaam i.o.]):]
- op of omstreeks 23 mei 2008 een geldbedrag van 55.000,- euro (ABN AMRO rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 27 augustus 2008 een geldbedrag van 1.000,- euro (ING rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 9 september 2008 een geldbedrag van 6.000,- euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 23 september 2008 een geldbedrag van 2.000,- euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 24 september 2008 een geldbedrag van 10.000,- euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 6 november 2008 een geldbedrag van 10.000,- euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
[zijnde in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 84.000,- euro]
en/of een of meer andere dan hiervoor genoemde geldbedragen [(onder meer) een of meer kasstortingen en/of huuropbrengsten]
(telkens) een of meer goederen heeft onttrokken aan de boedel,
immers heeft zij, verdachte, toen en aldaar (telkens) een of meer [(gedeelten) van voornoemde (ontvangen/gestorte)] geldbedragen onttrokken aan de boedel door (onder meer)
- op of omstreeks 10 maart 2009 en/of 31 maart 2009 een bedrag van 10.000,- euro en/of 25.000,- euro (bestelde eurobiljetten) op te nemen (van Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 23 mei 2008 een bedrag van 31.500,- euro aan [naam] over te maken (van ABN AMRO rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 16 juni 2008 een privé-opname te doen van 15.000,- euro (van ABN AMRO rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- op of omstreeks 6 maart 2009 en/of 31 maart 2009 een of meer privé-opnames van 5.000,- euro en/of 1.500,- euro te doen (van Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- in of omstreeks de periode van 16 januari 2009 tot en met 30 maart 2009 een of meer bedragen met een totaal van (ongeveer) 45.000,- euro aan [naam] en/of zijn bedrijf [bedrijfsnaam i.o.]) over te boeken (van Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en/of
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 maart 2009 een of meer kasopnames en/of opnames uit geldautomaten van (in totaal) (ongeveer) 7.500,- euro te doen (van Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]),
althans door (telkens) (onder meer) een of meer geldbedragen [(of gedeelten daarvan) van het hiervoor genoemde (totale) geldbedrag van 258.531,30 euro] over te boeken naar een of meer bank- en/of girorekeningen van een of meer andere perso(o)n(en) [onder meer ten gunste van [naam] en/of [naam] en/of [bedrijfsnaam i.o.])] en/of (per kas en/of privé en/of na bestelling en/of per geldautomaat) op te nemen en/of naar een andere bank/girorekening van haar, verdachte, over te boeken
en/of op deze wijze toen en aldaar aldus (telkens) (voornoemde) baten [tot een bedrag van (ongeveer) 258.531,30 euro] niet heeft verantwoord en (voornoemde) gelden [tot een bedrag van (ongeveer) 258.531,30 euro] aan de boedel heeft onttrokken;
en/of
zij (al dan niet handelend onder de naam [naam]) die in staat van faillissement is verklaard bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 23 juni 2009 op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 januari 2009 tot en met 31 maart 2009 (telkens) tezamen en in vereniging met een ander althans alleen (telkens) te Haarlem, althans in Nederland (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar, verdachte's, en/of [naam]’s schuldeisers (telkens) op een tijdstip waarop zij, verdachte, en/of haar mededader wist(en) dat het faillissement niet kon worden voorkomen (telkens) een van haar, verdachtes, schuldeisers op enige wijze heeft bevoordeeld, immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader toen en aldaar (van Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) een of meer overboekingen verricht ten gunste van rekeningnummer 1203.17.702 ten name van [naam] en/of diens bedrijf [bedrijfsnaam i.o.]), te weten:
- op of omstreeks 16 januari 2009 een geldbedrag van 10.000,- euro en/of
- op of omstreeks 6 maart 2009 een geldbedrag van 20.000,- euro en/of
- op of omstreeks 6 maart 2009 een geldbedrag van 5.000,- euro en/of
- op of omstreeks 30 maart 2009 een geldbedrag van 10.000,- euro;
zij (al dan niet handelend onder de naam [naam]) die in staat van faillissement is verklaard bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 23 juni 2009 op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 juni 2009 tot en met 8 september 2009 (telkens) te Haarlem, althans in Nederland (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar, verdachte's, en/of [naam]’s schuldeisers niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of het te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers als in dat artikel bedoeld, immers heeft zij, verdachte, haar administratie en/of de administratie van [naam] over de periode van 29 maart 2004 tot en met 23 juni 2009 niet of niet geheel overhandigd aan de curator in het faillissement van verdachte en/of [naam].
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onderdeel dat ziet op de overmaking op of omstreeks 23 mei 2008 van een bedrag van € 31.500 aan [naam] en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze kan worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van
€ 68.597,83, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.1. (Partiele) vrijspraak
Ten aanzien van het niet verantwoorden van baten
Verdachte heeft aan de curator enkele bankafschriften overgelegd waaruit de curator heeft opgemaakt dat verdachte op 23 mei 2008 een bedrag van € 55.000,- van [bedrijfsnaam] heeft ontvangen op de ABN-rekening met nummer [rekeningnummer]. Voorts heeft verdachte, na navraag door de curator hieromtrent, aan hem medegedeeld waarom zij het voornoemd bedrag van €55.000,- heeft ontvangen. Nu bedoelde baten niet door verdachte zijn verzwegen en niet gebleken is dat deze niet zijn gemeld, spreekt de rechtbank verdachte van dit onderdeel vrij.
Voorts heeft verdachte na de brand in [naam] in april 2008 geen huuropbrengsten meer ontvangen van de kamers die boven [naam] gelegen waren aangezien deze kamers door de brand niet meer bewoonbaar waren. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet gesproken kan worden van enige baten in de vorm van huuropbrengsten die verdachte heeft ontvangen. De rechtbank spreekt verdachte daarom ook van dit onderdeel vrij.
Ten aanzien van het onttrekken van goederen aan de boedel
Verdachte heeft aan de curator verteld dat zij aan de heer [naam] een bedrag van € 31.500,- heeft overgemaakt op 23 mei 2008 omdat zij aan hem achterstallige huur van het pand waarin [naam] gelegen was, diende te betalen. De heer [naam] heeft dit bevestigd. Deze betaling aan een schuldeiser van verdachte heeft plaatsgevonden ruim een jaar vóór het faillissement op 23 juni 2009 en is derhalve aan te merken als voldoening, door middel van een rechtstreekse betaling, van een opeisbare schuld. De rechtbank is daarom van oordeel dat ten aanzien van deze betaling niet sprake is van ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten van verdachte’s schuldeisers onttrekken van een goed aan de boedel ’, zodat verdachte van dit onderdeel wordt vrijgesproken.
Voorts heeft verdachte op 16 juni 2008 van de ABN-AMRO rekening met nummer [rekeningnummer] een bedrag van € 15.000,- opgenomen. Op dat moment was verdachte nog niet failliet verklaard en was, volgens verdachtes eigen verklaringen ter terechtzitting, ook nog geen zicht op een eventueel faillissement. De rechtbank is derhalve van oordeel dat ook ten aanzien van dit bedrag geen sprake is van ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten van verdachte’s schuldeisers onttrekken van een goed aan de boedel’, zodat verdachte ook van dit onderdeel wordt vrijgesproken
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Op 13 april 2008 vond een brand plaats in het Indonesisch afhaalcentrum [naam] op de [adres en plaatsnaam].2 Dit was de eenmanszaak van [naam verdachte] (hierna: verdachte).3 Na eigen aangifte van verdachte tot faillietverklaring werd op 23 juni 2009 [naam verdachte], voorheen handelende onder de naam [naam], bij vonnis van de rechtbank Haarlem , in staat van faillissement verklaard. Tot curator werd benoemd: [naam curator], advocaat te Haarlem.4 Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 19 juni 2009 blijkt dat de activiteiten van de eenmanszaak [naam] met ingang van 31 maart 2009 zijn gestaakt en dat de onderneming wordt gedreven voor rekening van verdachte.5
Op 8 september 2009 heeft de curator in het faillissement van [naam], [naam curator], voornoemd, aangifte gedaan van bedrieglijke bankbreuk door verdachte. In de aangifte heeft de curator aangegeven dat verdachte niet alle baten heeft verantwoord c.q. bij de curator heeft gemeld, zij goederen heeft onttrokken aan de boedel en dat verdachte een schuldeiser, te weten de heer [naam], eigenaar van [bedrijfsnaam] (i.o.), heeft bevoordeeld. Ook heeft verdachte volgens de curator niet voldaan aan haar verplichting ten aanzien van het voeren en/of overhandigen van de administratie omtrent haar onderneming.6 In het hiernavolgende zal de rechtbank ingaan op deze afzonderlijke onderdelen van de tenlastelegging.
Niet verantwoorden van baten:
Op verdachte rustte de verplichting tot opgave van baten die tot haar vermogen behoren en die rechtens onder het bereik en beheer van de curator behoren te vallen. Tijdens een gesprek met de curator heeft verdachte uitdrukkelijk aan de curator medegedeeld dat zij en haar zaak [naam] alleen bankieren bij de ABN AMRO Bank en bij de ING Bank. Na navraag door de curator bij de verzekeraar van verdachte, te weten Delta Lloyd, bleek echter dat verdachte ook een bankrekening had bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer] op naam van [naam] alsmede dat aan verdachte door Delta Lloyd verzekeringspenningen zijn uitgekeerd naar aanleiding van de brand bij [naam] op 13 april 2008. Noch van deze rekening bij de Rabobank noch van deze uitkeringen (ook die op de ABN AMRO rekening zijn gestort) wist de curator het bestaan.7 Het betrof de volgende bedragen:
- op een rekening van de ABN AMRO met nummer [rekeningnummer] is op 21 april 2008 € 12.000 gestort;
- op diezelfde ABN AMRO rekening is op 11 juni 2008 € 46.129,80 gestort;8
- op een Rabobankrekening met nummer [rekeningnummer] is op 11 december 2008
€ 721,31 gestort;
- op diezelfde Rabobankrekening is op 30 december 2008 € 25.000,- gestort;
- op deze Rabobankrekening is op 5 maart 2009 € 46.774,91 gestort;
- ten slotte is op deze Rabobankrekening op 25 maart 2009 € 43.905,28 gestort.9
Voorts is uit nader onderzoek van de niet door verdachte gemelde Rabobankrekening met nummer [rekeningnummer] gebleken dat verdachte op deze rekeningen de volgende bedragen heeft ontvangen van [naam] en [bedrijfsnaam]:
- op 9 september 2008 een bedrag van €.6.000,- ([naam]);
- op 23 september 2008 een bedrag van € 2.000,- ([naam]);
- op 24 september 2008 een bedrag van € 10.000,- ([bedrijfsnaam]);
- op 6 november 2008 een bedrag van € 10.000,- ([bedrijfsnaam]).10
Ook heeft verdachte op 27 augustus 2008 een bedrag van € 1.000,- ontvangen van [naam]. Dit heeft de verdachte niet gemeld aan de curator en het rekeningafschrift waarop dit bedrag is te vinden (afschrift 9 van 2008)11, heeft verdachte niet aan de curator overgelegd.12
Ten slotte is eveneens bij nader onderzoek naar voornoemde, niet door verdachte gemelde, Rabobankrekening gebleken dat verschillende kasstortingen op deze rekening hebben plaatsgevonden, te weten – onder andere – op 12 mei 2009 een bedrag van € 4.619,28 en op 3 juni 2009 een bedrag van € 1.000,-.13
Voornoemde Rabobankrekening met nummer [rekeningnummer] heeft verdachte niet aan de curator gemeld en de op die rekeningen ontvangen baten evenmin. Ook heeft verdachte weliswaar aangegeven dat zij een verzekering had bij Delta Lloyd, maar heeft zij niet aan de curator gemeld dat zij in totaal € 174.531,30 van Delta Lloyd had ontvangen. Verdachtes verklaring ter terechtzitting, te weten dat zij de Rabobankrekening wel aan de curator heeft gemeld, acht de rechtbank ongeloofwaardig; de rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de aangifte van de curator, die op dit punt voldoende duidelijk is.
Onttrekken goederen aan de boedel:
Een schuldenaar handelt wederrechtelijk als hij ten tijde van de rechtshandeling wist of behoorde te weten dat hij failliet zou worden verklaard met een tekort daarin en dat daarom door zijn rechtshandeling schuldeisers zouden kunnen worden benadeeld. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat zij in december 2008 met [naam] en haar boekhouder, de heer [naam boek[naam boekhouder], heeft besproken dat zij het faillissement voor haarzelf (en daarmee ook voor haar eenmanszaak [naam]) zou aanvragen. Voorts is op dat moment besproken dat met de daadwerkelijke aanvraag van het faillissement gewacht zou worden totdat alle verzekeringspenningen van Delta Lloyd ontvangen zouden zijn, zodat – naar verdachte ter terechtzitting heeft erkend – dit geld niet in het faillissement zou komen te vallen.14 Terwijl verdachte dus vanaf december 2008 wist dat er een faillissement zou worden aangevraagd, heeft zij desondanks nadien meerdere transacties verricht, kennelijk om goederen ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van verdachte aan de boedel te onttrekken. Zo heeft verdachte blijkens de informatie in het dossier de volgende transacties na december 2008 verricht, telkens van de Rabobankrekening:
- een kasopname op 18 januari 2009 van deze rekening van € 500,-;
- een kasopname op 22 januari 2009 van deze rekening van € 250,-;
- een kasopname op 23 januari 2009 van deze rekening van € 200,-;
- een kasopname op 26 januari 2009 van deze rekening van € 800,- ;
- een kasopname op 28 januari 2009 van deze rekening van € 250,-;
- een kasopname op 30 januari 2009 van deze rekening van € 1.000,- ;
- een kasopname op 2 februari 2009 van deze rekening van € 250,-;
- twee kasopnames op 5 maart 2009 van deze rekening van € 250 en €1.000,-;
- een privé opname op 6 maart 2009 van deze rekening van € 5.000,-;
- een kasopname op 12 maart 2009 van deze rekening van € 250,- ;
- een kasopname op 25 maart 2009 van deze rekening van € 250,-;
- een kasopname op 26 maart 2009 van deze rekening van € 1.000,- ;
- een kasopname op 30 maart 2009 van deze rekening van € 1.000,-;
- een privé opname op 31 maart 2009 van deze rekening van € 1.500,-;
- voor een bestelling van eurobiljetten op 10 maart 2009 en 31 maart 2009 van deze rekening een bedrag van € 10.000,- en € 25.000,-.15
Voorts heeft verdachte vanaf de Rabobankrekening [rekeningnummer] verschillende malen bedragen overgemaakt naar [bedrijfsnaam] (rekeningnummer [rekeningnummer]), te weten:
- op 16 januari 2009 een bedrag van € 10.000,-;
- op 6 maart 2009 een bedrag van € 20.000,- ;
- op 6 maart 2009 een bedrag van € 5.000,-;
- op 30 maart 2009 een bedrag van € 10.000,- .17
Verdachte heeft niet, althans wisselend, verklaard over de voornoemde transacties en niet is dan ook gebleken dat door deze transacties opeisbare schulden zijn betaald. De rechtbank is – mede gelet op de reden van het uitstellen van de faillissementsaanvraag (eerst dienden de verzekeringspenningen te zijn ontvangen) en dat alle transacties werden verricht vanaf de niet gemelde Rabobankrekening – van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte met bovenstaande transacties willens en wetens gelden heeft onttrokken aan de boedel, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar (en [naam]’s) schuldeisers.
Opgemerkt wordt in dat verband dat verdachte ook heeft verklaard dat zij met het geld van de kasopnames in maart 2009, betalingen heeft gedaan voor [bedrijfsnaam], een ander bedrijf.18 Voorts heeft verdachte verklaard dat zij ongeveer € 10.000,- heeft opgemaakt aan vakanties naar Indonesië en dat zij een nieuwe scooter voor haar dochter heeft gekocht.19
Bevoordelen [naam] c.q. [bedrijfsnaam]
Hiervoor is weergegeven dat verdachte in de periode tussen 16 januari 2009 en 30 maart 2009 vier overboekingen naar [bedrijfsnaam] heeft gedaan. Verdachte heeft verklaard dat zij hiermee de heer [naam] bevoordeelde ten opzichte van andere schuldeisers.20 De heer [naam] heeft verklaard dat hij wél werd betaald en de andere schuldeisers niet omdat hij dit aan verdachte heeft gevraagd en omdat hij het belangrijk vond dat hij betaald werd.21 Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en [naam] bewust nauw en volledig hebben samengewerkt, zodat op dit punt sprake is van medeplegen.
Niet voldoen aan administratie verplichtingen
In zijn aangifte heeft de curator verklaard dat hij van verdachte slechts enkele bankafschriften over de periode 2005 tot en met 2008 heeft ontvangen van twee bankrekeningen bij de ABN-AMRO. Verdachte heeft jegens de curator verklaard dat zij niet over andere administratie beschikt. Alle zakelijke afschriften en administratie zouden bij de boekhouder, de heer [naam boekhouder] zijn. Het overige deel van de administratie zou door de brand in [naam] verwoest zijn.22 De heer [naam boekhouder] heeft verklaard dat hij voor de brand maandelijks stukken van verdachte kreeg, maar na de brand niet meer. Hij heeft na de brand nog wel een ordner van haar gekregen in de zomer van 2008. [naam boekhouder] verklaarde daarover:
“[naam verdachte] gaf in eerste instantie aan dat alle administratie verloren was gegaan. In juni/juli 2008 kwam zij na aandringen van mij met een ordner aan, waarin allerlei nota’s en afschriften zaten.”23
Ook deze ordner heeft verdachte niet aan de curator gegeven. Verdachte heeft derhalve niet voldaan aan haar administratie verplichtingen, zoals ten laste gelegd.
4.3. Bewijsoverwegingen
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat zij – zakelijk weergegeven – op 22 mei 2008 met de heer [naam] een overnameovereenkomst heeft gesloten. Vanaf dat moment was niet verdachte, maar [naam] verantwoordelijk voor [naam], aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu dit op geen enkele wijze steun vindt in het dossier. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat verdachte zelf heeft verklaard dat zij [naam] nooit aan de heer [naam] heeft willen verkopen. Voorts blijkt uit de faillissementsaanvraag van 22 juni 2009, die door verdachte is ondertekend, dat het faillissement wordt aangevraagd door verdachte en dat haar ondernemingsgegevens zijn: “[naam]”, de activiteiten van welke onderneming zijn gestaakt op 31 maart 2009. Dit laatste blijkt ook uit het reeds genoemde uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel van 19 juni 2009. Verdachte stond op dat moment bij de Kamer van Koophandel nog steeds geregistreerd als degene die laatstelijk stond ingeschreven en voor rekening van wie de eenmanszaak [naam] wordt gedreven.
Voorts acht de rechtbank, anders dan de raadsman heeft betoogd, bewezen dat verdachte met het voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde handelingen vereiste opzet heeft gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte telkens willens en wetens (derhalve met vol opzet) gehandeld.
Naast hetgeen hiervoor onder de redengevende feiten en omstandigheden is opgenomen, met name omtrent het wachten met de faillissementsaanvraag totdat de verzekeringspenningen waren ontvangen, heeft de rechtbank in dit verband betekenis gehecht aan de eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting. Aldaar heeft zij – kort gezegd – verklaard dat zij na december 2008 voelde en wist dat het niet goed zat. [naam] vroeg haar ook om te liegen over zaken die verband hielden met [naam], bijvoorbeeld tegenover de Belastingdienst, maar ook tegenover de politie.24 Dit laatste blijkt ook uit een door verdachte opgenomen telefoongesprek met [naam].25
4.4. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
zij (handelend onder de naam [naam]), die in staat van faillissement is verklaard bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 23 juni 2009, op tijdstippen in de periode van 21 april 2008 tot en met 8 september 2009 te Haarlem, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar, verdachtes, en [naam]'s schuldeisers
telkens baten niet heeft verantwoord
immers heeft zij, verdachte, aan de curator in haar, verdachtes, faillissement) verzwegen dat zij, verdachte, en [naam] geldbedragen, hadden ontvangen, te weten
[van Delta Lloyd:]
- op 21 april 2008 een geldbedrag van 12.000,- euro (ABN AMRO rekeningnummer [rekeningnummer]) en
- op 11 juni 2008 een geldbedrag van 46.129,80 euro (ABN AMRO rekeningnummer [rekeningnummer]) en
- op 11 december 2008 een geldbedrag van 721,31 euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en
- op 30 december 2008 een geldbedrag van 25.000,- euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en
- op 5 maart 2009 een geldbedrag van 46.774,91 euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en
- op 25 maart 2009 een geldbedrag van 43.905,28 euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer])
[zijnde in totaal een geldbedrag van 174.531,30 euro]
en
[van [naam] of zijn bedrijf [bedrijfsnaam]:]
- op 27 augustus 2008 een geldbedrag van 1.000,- euro (ING rekeningnummer [rekeningnummer]) en
- op 9 september 2008 een geldbedrag van 6.000,- euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en
- op 23 september 2008 een geldbedrag van 2.000,- euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en
- op 24 september 2008 een geldbedrag van 10.000,- euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en
- op 6 november 2008 een geldbedrag van 10.000,- euro (Rabo rekeningnummer [rekeningnummer])
en
en andere dan hiervoor genoemde geldbedragen [kasstortingen]
telkens goederen heeft onttrokken aan de boedel
immers heeft zij, verdachte, toen en aldaar telkens gedeelten van voornoemde ontvangen/ gestorte geldbedragen onttrokken aan de boedel door
- op 10 maart 2009 en 31 maart 2009 een bedrag van 10.000,- euro en 25.000,- euro (bestelde eurobiljetten) op te nemen (van Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en
- op 6 maart 2009 en 31 maart 2009 privé-opnames van 5.000,- euro en 1.500,- euro te doen (van Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en
- in de periode van 16 januari 2009 tot en met 30 maart 2009 bedragen met een totaal van 45.000,- euro aan het bedrijf van [naam], [bedrijfsnaam] over te boeken (van Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) en
- in de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 maart 2009 kasopnames en opnames uit geldautomaten te doen (van Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]),
en op deze wijze toen en aldaar aldus telkens voornoemde baten niet heeft verantwoord en voornoemde gelden aan de boedel heeft onttrokken;
zij (handelend onder de naam [naam]), die in staat van faillissement is verklaard bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 23 juni 2009, op tijdstippen in de periode van 16 januari 2009 tot en met 31 maart 2009 telkens tezamen en in vereniging met een ander te Haarlem, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar, verdachtes, en [naam]’s schuldeisers, telkens op een tijdstip waarop zij, verdachte, en haar mededader wisten dat het faillissement niet kon worden voorkomen, telkens een van haar, verdachtes, schuldeisers op enige wijze heeft bevoordeeld, immers hebben zij, verdachte, en haar mededader toen en aldaar (van Rabo rekeningnummer [rekeningnummer]) overboekingen verricht ten gunste van rekeningnummer 1203.17.702 ten name van het bedrijf van [naam], [bedrijfsnaam], te weten:
- op 16 januari 2009 een geldbedrag van 10.000,- euro en
- op 6 maart 2009 een geldbedrag van 20.000,- euro en
- op 6 maart 2009 een geldbedrag van 5.000,- euro en
- op 30 maart 2009 een geldbedrag van 10.000,- euro;
zij (handelend onder de naam [naam]), die in staat van faillissement is verklaard bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 23 juni 2009, in de periode van 23 juni 2009 tot en met 8 september 2009 te Haarlem, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar, verdachtes, en [naam]’s schuldeisers niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren en het te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers als in dat artikel bedoeld, immers heeft zij, verdachte, haar administratie en de administratie van [naam] over de periode van 29 maart 2004 tot en met 23 juni 2009 niet geheel overhandigd aan de curator in het faillissement van verdachte en [naam].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde is strafbaar en levert op:
Bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd, en medeplegen van bedrieglijke bankbreuk.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
7.1. Hoofdstraffen
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een relatief lange periode schuldig gemaakt aan diverse vormen van het misdrijf bedrieglijke bankbreuk. Zo heeft verdachte verschillende ontvangen baten – met name ontvangen verzekeringspenningen tot een bedrag van € 174.531,30 – die onderdeel uitmaakten van haar vermogen voor de curator verzwegen. Daarnaast heeft zij gelden aan de boedel onttrokken, terwijl zij wist dat zij binnenkort failliet zou worden verklaard. In plaats van deze gelden in de boedel te laten ten behoeve van haar schuldeisers, heeft zij de gelden opgenomen en besteed aan onder andere vakanties naar Indonesië en een nieuwe zaak, [bedrijfsnaam] in Haarlem. Ook heeft verdachte – in samenwerking met [naam] – [naam] bevoordeeld boven andere schuldeisers door hem wél maar andere schuldeisers niet te betalen. Door het handelen van verdachte zijn meerdere schuldeisers van haar ernstig benadeeld. Ter terechtzitting is gebleken dat er op dit moment voor ruim € 80.000,00 aan vorderingen bij de curator is ingediend. Met haar handelen heeft verdachte het vertrouwen in het handelsverkeer ook ernstige schade toegebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is gebleken, dat verdachte zich zowel voor als tijdens haar faillissement vrijwel niets heeft aangetrokken van de belangen van haar schuldeisers. Door aldus te handelen en schuldeisers te benadelen, kunnen deze eveneens in financiële problemen geraken. Ten slotte heeft verdachte niet aan haar administratie verplichtingen voldaan. Mede als gevolg van deze omstandigheid kunnen de dubieuze transacties niet meer worden gecontroleerd. Daarnaast is het voor de curator in deze situatie in het algemeen lastig vast te stellen wat de totale omvang is van de boedel teneinde de kenbare schuldeisers te kunnen voldoen.
De rechtbank acht deze feiten bijzonder ernstig en rekent ze de verdachte zwaar aan. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte weliswaar niet eerder is veroordeeld voor bedrieglijke bankbreuk, maar zij wel in 1998 is veroordeeld voor uitkeringsfraude die is gepleegd samen met [naam].
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat – uit een oogpunt ook van normhandhaving – een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, echter bepalen dat deze vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden opnieuw enig strafbaar feit te begaan.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
7.2. Bijkomende straf
Naast oplegging van deze hoofdstraffen acht de rechtbank het voorts aangewezen verdachte de bijkomende straf op te leggen van ontzetting van bepaalde rechten en wel het recht het beroep uit te oefenen waarin zij de bedrieglijke bankbreuk heeft gepleegd, te weten het beroep van zelfstandig ondernemer, en wel voor een periode van drie (3) jaren.
De rechtbank is tot deze beslissing gekomen, gelet op de inhoud van het dossier alsmede de indruk die zij ter terechtzitting van de (persoon van de) verdachte heeft gekregen. Verdachte heeft als zelfstandig ondernemer ernstig gefaald, in die zin dat zij er blijk van heeft gegeven alleen haar eigen (persoonlijke) belang voorop te hebben gesteld, ten koste van de belangen van haar schuldeisers. Dit heeft aanzienlijke schade tot gevolg gehad. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor onder 4. en 7.1. is overwogen.
De rechtbank acht een reëel gevaar voor herhaling hiervan aanwezig. Daarbij neemt zij met name in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat, hoewel zij nooit een opleiding tot boekhouden dan wel het voeren van een administratie heeft gedaan en evenmin is opgeleid in wat er – kort gezegd – allemaal bij een eigen zaak komt kijken, zij zeker weer een nieuwe eigen zaak wil beginnen. Gelet hierop, maar ook als een passende strafrechtelijke reactie op het bewezen verklaarde acht de rechtbank oplegging van voornoemde bijkomende straf passend en geboden.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij, de curator [naam curator], namens de gezamenlijke schuldeisers in het faillissement van verdachte, heeft een vordering tot schadevergoeding van € 68.597,83 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou zijn geleden. De gestelde schade is opgebouwd uit een aantal posten, waaronder een post kosten rechtsbijstand ad € 1.644,60 ter vergoeding van door de curator in verband met de aangifte van faillissementsfraude gemaakte kosten. Mede gelet op de toelichting van de curator ter terechtzitting begrijpt de rechtbank de vordering aldus dat vergoeding wordt gevraagd – bij wijze van voorschot – van de door de rechtbank in deze zaak bewezen te verklaren benadeling van de boedel.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat door het bewezen verklaarde in ieder geval tot een bedrag van € 65.000,00 rechtstreeks schade is toegebracht aan de boedel en daarmee aan de gezamenlijke schuldeisers van verdachte. Dit bedrag is eenvoudig vast te stellen en vergoeding van dit bedrag – bij wijze van voorschot – acht de rechtbank alleszins redelijk. Daarnaast acht de rechtbank ook de post kosten rechtsbijstand ad € 1.644,60 voor toewijzing vatbaar. Gelet op de toelichting van de curator ter terechtzitting en gelet op de aard van de werkzaamheden van de curator is de rechtbank van oordeel dat deze kosten, die voldoende zijn onderbouwd, zijn aan te merken als rechtstreekse schade in de zin van artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal derhalve als voorschot aan de benadeelde partij een bedrag toekennen van € 65.000,- met daarbij opgeteld de kosten van rechtsbijstand ad € 1.644,60, hetgeen een totaalbedrag van € 66.644,60 is. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering verklaren.
Verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, te weten
€ 66.644,60-.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28, 31, 36f, 47, 55, 57, 341 en 349 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van tweehonderdveertig (240) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door honderdtwintig (120) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf subsidiair één dag hechtenis in mindering worden gebracht.
Ontzet verdachte uit het recht het beroep van zelfstandig ondernemer – in enigerlei vorm – uit te oefenen voor een periode van drie (3) jaren.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij, de curatot [naam curator], namens de gezamenlijke schuldeisers in het faillissement van verdachte, geleden schade tot een bedrag van € 66.644,60 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [naam benadeelde partij], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer, [naam curator], namens de gezamenlijke schuldeisers in het faillissement van verdachte, de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 66.644,60, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 340 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mrs. M.J.A. Plaisier en en J.M. Uitermark, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.M.W. Martens,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2010.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 februari 2010 (dossierpagina 89).
3 De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
4 Een schriftelijk stuk, te weten een vonnis van de rechtbank Haarlem (dossierpagina 26) alsmede een schriftelijk stuk, te weten een Eigen aangifte tot faillietverklaring van een natuurlijk persoon met (ex)onderneming (dossierpagina’s 27 t/m 31).
5 Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel (dossierpagina 33).
6 Het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 september 2009 (dossierpagina 19) en de toelichting daarop (dossierpagina 24 en 25).
7 Een schriftelijk stuk, te weten een notitie inzake faillissement van de curator (dossierpagina 41).
8 Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2009 met bijbehorende bijlage (dossierpagina 241 en 243).
9 Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2009 met bijbehorende bijlage (dossierpagina 247 en 248).
10 Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2009 met bijbehorende bijlage (dossierpagina 246 en 247).
11 Een schriftelijk stuk, te weten het rekeningafschrift van de ING bank, rekeningnummer [rekeningnummer], ten name van verdachte (ordner met bijlagen).
12 Een schriftelijk stuk, te weten een bewijs van ontvangst van de politie Kennemerland inhoudende welke van verdachte ontvangen bankafschriften de curator heeft overgelegd (dossierpagina 287).
13 Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2009 met bijbehorende bijlage (dossierpagina 248).
14 De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
15 Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2009 met bijbehorende bijlage (dossierpagina 247 en 248).
16 Schriftelijke stukken, te weten de bankafschriften van 20 januari 2009, 10 maart 2009 en 31 maart 2009 (ordner met bijlagen).
17 Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2009 met bijbehorende bijlage (dossierpagina 247 en 248).
18 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 februari 2010 (dossierpagina 96).
19 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 februari 2010 (dossierpagina 93) en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
20 Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.1 februari 2010 (dossierpagina 97).
21 Proces-verbaal verhoor [naam] d.d. 22 december 2009 (dossierpagina 66).
22 Het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 september 2009 (dossierpagina 19) en de toelichting daarop (dossierpagina 24).
23 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam boekhouder] d.d. 14 oktober 2009 (dossierpagina 58) en het proces-verbaal van verhoor van deze getuige van 31 augustus 2010 (aanvullend).
24 De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
25 Het proces-verbaal van bevindingen uitwerken telefoongesprek d.d. 8 februari 2010 (dossierpagina 307-313).