RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 451095 CV EXPL 10-254
datum uitspraak: 7 oktober 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
[eiser]
te [adres]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. R.J. Ouderdorp (heeft zich op 22 september 2010 onttrokken)
1. Accounting Plaza B.V.
2. Koninklijke Ahold N.V.
3. Albert Heijn B.V.
te Wormer, Amsterdam en Zaandam
gedaagde partij
hierna te noemen Accounting Plaza c.s.
gemachtigde mr. R.J. Wiebosch
[eiser] heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen Accounting Plaza c.s..
Hierop hebben Accounting Plaza c.s. geantwoord.
Vervolgens heeft de kantonrechter bij tussenvonnis van 22 april 2010 een comparitie van partijen gelast op 3 augustus 2010, bij welke gelegenheid de gemachtigden van partijen de zaak tevens mochten bepleiten, met de uitdrukkelijke mededeling dat geen repliek en dupliek zouden volgen.
Nadat de comparitie van partijen reeds tweemaal was uitgesteld, eenmaal op verzoek van [eiser] en eenmaal ambtshalve, heeft de gemachtigde van [eiser] één dag voor de uiteindelijk vastgestelde comparitiedatum van 23 september 2010 bij faxbericht, op de griffie ontvangen om 12.55 uur, laten weten dat hij zich aan de zaak onttrok en dat [eiser] wegens ziekte niet op de terechtzitting zou verschijnen. Om 13.03 werd een aanvullend faxbericht ontvangen, waarin door de (gewezen) gemachtigde namens [eiser] nog om uitstel werd gevraagd.
Bij faxbericht, op 22 september 2010 om 14.50 uur op de griffie ontvangen, heeft de gemachtigde van Accounting Plaza c.s. zich ten zeerste tegen verder uitstel verzet. Een kopie daarvan is door hem verstuurd aan de (gewezen) gemachtigde van [eiser].
De kantonrechter heeft vervolgens beslist dat vooralsnog geen uitstel werd verleend en dat beide partijen op de terechtzitting werden verwacht. Dat is door de griffier aan de gemachtigde van Accounting Plaza en de (gewezen) gemachtigde van [eiser] medegedeeld.
De griffier heeft daarna nog vergeefs geprobeerd om [eiser] zelf telefonisch te bereiken. Dat lukte niet, omdat geen telefoonnummer van [eiser] kon worden achterhaald.
Ter terechtzitting van 23 september zijn alleen Accounting Plaza c.s. en haar gemachtigde verschenen.
Nadat de kantonrechter melding had gemaakt van mislukte pogingen van de griffier om [eiser] telefonisch te bereiken, hebben Accounting Plaza c.s. bij hun verzet tegen verdere aanhouding volhard. In dat verband heeft de gemachtigde van Accounting Plaza c.s. nog aangevoerd, dat hij de gewezen gemachtigde van [eiser] per fax meerdere malen klip en klaar heeft medegedeeld dat de behandeling wat hem betreft voortgang zou vinden en dat hij ervan uitgaat dat de gewezen gemachtigde, een advocaat, zijn vroegere cliënt daarvan op de hoogte zou brengen.
Daarop heeft de kantonrechter besloten om de behandeling voortgang te laten vinden.
Vervolgens hebben Accounting Plaza c.s. gepersisteerd bij hun standpunt, dit door hun gemachtigde nader toegelicht en bepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities, waarna aanvullende vragen van de kantonrechter zijn beantwoord.
Tenslotte is de uitspraak van dit vonnis op vandaag bepaald.
De kantonrechter begrijpt dat [eiser] vordert, dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, een aantal verklaringen voor recht zal geven, met (hoofdelijke) veroordeling van Accounting Plaza c.s. tot betaling van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat, alsmede met hoofdelijke veroordeling van Accounting Plaza c.s. tot betaling van een aantal in de dagvaarding genoemde suppletiebedragen, alles zoals in de dagvaarding nader verwoord en met verdere nevenvorderingen, zoals in de dagvaarding vermeld, waaronder veroordeling van Accounting Plaza c.s. in de proceskosten.
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
Beoordeling van het geschil
Uitgangspunt is dat [eiser] een redelijke gelegenheid moet worden geboden om bij de mondelinge behandeling van de zaak aanwezig te zijn. Tegelijkertijd heeft de kantonrechter er echter voor te waken, dat de afhandeling van de zaak niet onnodig wordt vertraagd. De kantonrechter is het met Accounting Plaza c.s. eens, dat verder uitstel onder de gegeven omstandigheden in strijd komt met een behoorlijke procesorde. Dat de (laatste) gemachtigde van [eiser] (onweersproken is gebleven, dat dit in het onderhavige geschil al de negende gemachtigde was) zich minder dan een dag voor de comparitie van partijen aan de zaak heeft onttrokken, moet voor rekening en risico van [eiser] blijven. Voorts mag ervan worden uitgegaan dat de gewezen gemachtigde, een advocaat, vanwege de op hem rustende zorgplicht in deze, tijdig aan [eiser] heeft doorgegeven dat de zitting door zou gaan. Vervolgens heeft [eiser] zelf niets meer van zich laten horen. Het is gebleven bij een vage ziekmelding. Van Accounting Plaza c.s. mag in redelijkheid inderdaad niet worden gevergd dat de procedure om deze reden(en) weer wordt aangehouden.
Het gaat in deze zaak kort samengevat kennelijk om twee kwesties. Enerzijds wil [eiser] primair aan de orde stellen dat hij nooit rechtsgeldig in dienst is gekomen bij Accounting Plaza BV, maar dat hij altijd in dienst is gebleven van Ahold NV, dan wel Albert Heijn BV. Daaraan koppelt hij een aantal verplichtingen uit hoofde van wanprestatie en/of onrechtmatige daad, waaraan Accounting Plaza c.s. niet hebben voldaan, zodat zij schadeplichtig zijn geworden. Subsidiar en meer subsidiair is hij van mening dat Accounting Plaza c.s. ook schadeplichtig zijn geworden als hij wel in dienst mocht zijn gekomen van Accounting Plaza BV. In elk geval meent hij recht te hebben op uitbetaling van (in de volgens hem toepasselijke CAO geregelde) WAO suppletie-uitkeringen.
Daartegen is door Accounting Plaza c.s. gemotiveerd verweer gevoerd. Bij dat verweer en in de nadere toelichting daarop bij pleidooi, is met een veelheid van producties onderbouwd dat [eiser] wel degelijk rechtsgeldig in dienst is getreden van Accounting Plaza BV, dat daar niets mis meer was en dat [eiser] niet in aanmerking kwam noch komt voor de door hem bedoelde suppletiebetalingen, omdat de betreffende CAO niet op Accounting Plaza BV van toepassing is en die CAO ook overigens geen grondslag biedt, omdat [eiser] pas in de WAO is beland na beëindiging van de dienstbetrekking.
Door niet te verschijnen bij de comparitie van partijen en geen (andere) gemachtigde te sturen, heeft [eiser] zichzelf de mogelijkheid ontnomen om in te gaan op het verweer van Accounting Plaza c.s., terwijl daartoe wel de processuele noodzaak bestond. Omdat [eiser] daartegen niets meer heeft ingebracht, moet zijn vordering als onvoldoende gemoti¬veerd worden afgewezen.
[eiser], die in het ongelijk wordt gesteld, moet de proceskosten betalen.
De vordering wordt afgewezen.
[eiser] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van Accounting Plaza c.s. tot op heden begroot op € 800,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.