ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9819

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
172804/HA RK 10-100
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van wrakingsverzoek op grond van voorvallen ter zitting

In deze zaak heeft verzoeker op 11 augustus 2010 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter in een aanhangige zaak bij de rechtbank, sector bestuursrecht, afdeling belastingen. De wraking is gegrond op feiten en omstandigheden die zich tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak op 9 augustus 2010 hebben voorgedaan. Verzoeker stelt dat de rechter niet bekend was met relevante stukken en jurisprudentie, wat zou duiden op vooringenomenheid. De rechter heeft echter aangegeven dat zij vragen stelde om zich te informeren over het standpunt van verzoeker en dat er geen aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid.

De rechtbank oordeelt dat een wrakingsverzoek dat is gebaseerd op feiten die tijdens de zitting zijn voorgevallen, in beginsel ook tijdens diezelfde zitting moet worden ingediend. In dit geval heeft verzoeker echter een korte periode van beraad genomen, wat de rechtbank als gerechtvaardigd beschouwt. De rechtbank concludeert dat verzoeker ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek, maar dat de aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond vormen voor wraking.

De rechtbank wijst het verzoek om wraking af en beveelt aan dat het geding in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 16 september 2010, waarbij de rechtbank oordeelt dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 172804/HA RK 10-100
datum beslissing: 16 september 2010
Op verzoek van:
[verzoeker], wonende te Amsterdam, verzoeker,
1. Procesverloop
1.1. Bij schriftelijk verzoek van 11 augustus 2010 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. [de rechter], hierna te noemen: de rechter, in de bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, afdeling belastingen, aanhangige zaak met zaaknummer 09 / 5088, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2. De rechter heeft niet berust in de wraking.
1.3. Verzoeker, de wederpartij en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 31 augustus 2010. De rechter is verschenen. Verzoeker en de wederpartij hebben van de geboden gelegenheid, zonder bericht van verhindering, geen gebruik gemaakt.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1. Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de rechter tijdens de zitting in de hoofdzaak van 9 augustus 2010 niet bekend was met de door verweerder in de hoofdzaak aangeleverde stukken, noch met de term “gestripte woning” en de in dat verband toepasselijke jurisprudentie, waardoor zij te snel mee ging in de beweringen van verweerder in de hoofdzaak. Daarnaast heeft - als de wrakingskamer het onderhavige onderdeel van het wrakingsverzoek goed begrijpt - de rechter klager er ter zitting op aangekeken dat hij voor zo’n laag bedrag een geschil aanhangig had gemaakt. Verzoeker concludeert dat een en ander duidt op vooringenomenheid van de rechter.
2.2. In reactie op de grieven van verzoeker heeft de rechter ter zitting een pleitnota voorgelezen. Voor de inhoud hiervan verwijst de rechtbank naar het proces verbaal van de zitting.
3. Beoordeling
3.1. Ingevolge artikel 8:18 Algemene wet bestuursrecht dient een wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Uitgangspunt daarbij is dat het verzoek tot wraking in elke stand van de procedure, tot het moment waarop een beslissing is gegeven, kan worden gedaan, dus ook nog na afloop van de behandeling. Een wrakingsverzoek dat is gegrond op feiten en omstandigheden die zich tijdens een mondelinge behandeling hebben voorgedaan, dient in beginsel ook tijdens diezelfde zitting te worden gedaan.
3.2. In deze specifieke zaak zijn door verzoeker feiten en omstandigheden aangevoerd die tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak hebben plaatsgevonden. Verzoeker baseert zijn wrakingsverzoek evenwel niet op feiten en omstandigheden die op zichzelf aanleiding hebben gegeven tot wraking, maar op de som van die feiten en omstandigheden. Dit maakt dat in deze zaak in afwijking van voormelde hoofdregel een korte periode van beraad door de partij die wraking overweegt, gerechtvaardigd is. Gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval oordeelt de kamer dat de termijn die verzoeker heeft genomen alvorens het wrakingsverzoek in te dienen, geacht moet worden binnen de grenzen van de wet te vallen. Verzoeker is dan ook ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.
3.3 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.4. De rechter heeft ter zitting van de wrakingskamer aangegeven dat zij de gewraakte vragen met betrekking tot de stelling van verzoeker dat zijn woning een “gestripte woning” is, heeft gesteld om zich nader over het standpunt van verzoeker (zijnde eiser in de hoofdzaak) te informeren. Gesteld noch gebleken is dat verzoeker geen gelegenheid heeft gehad op deze vragen te antwoorden. Verzoeker heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de rechter daarbij een vooringenomenheid koesterde of de schijn van vooringenomenheid wekte. Voorts is gesteld noch gebleken dat de rechter, nadat zij de door verzoeker gewraakte opmerking over het belang van de zaak had gemaakt, verzoeker geen gelegenheid of ruimte heeft geboden zijn standpunt toe te lichten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de houding en de uitlatingen van de rechter niet kan worden afgeleid dat de rechter jegens verzoeker de door deze laatste gestelde vooringenomenheid koestert. De subjectieve toets levert derhalve geen grond op voor wraking.
3.5. Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zou zijn, zodat ook de objectieve toets geen grond voor wraking zou opleveren.
3.6. De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking.
3.7. De rechtbank zal het verzoek afwijzen.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1. wijst het verzoek om wraking af;
4.2. beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker en de rechter een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3. beveelt dat het geding in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. van der Meer, voorzitter, en mrs. A.A.F. Donders en J.I. de Vreese-Rood, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2010 in tegenwoordigheid van mr. A.P. Schaapherder als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.