ECLI:NL:RBHAA:2010:BN8698

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/4059
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor tijdelijke noodlokalen in beschermd rijksmonument Frederikspark

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 september 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de vergunningverlening op grond van de Monumentenwet voor het tijdelijk plaatsen van noodlokalen in het rijksmonument Frederikspark. Eiseres, de wijkraad Welgelegen, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, dat op 7 juli 2009 een monumentenvergunning heeft verleend aan de derde partij, Salomo, Stichting voor Christelijke Primair Onderwijs Zuid-Kennemerland, voor het plaatsen van tijdelijke schoollokalen aan het Frederikspark. Eiseres betoogde dat de belangen van de wijk onvoldoende zijn afgewogen, met name op het gebied van verkeersveiligheid, sociale veiligheid en parkeerruimte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning is verleend voor een termijn van drie jaar en dat de noodlokalen noodzakelijk zijn in verband met de renovatie van de Dreefschool, die niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd.

De rechtbank overwoog dat bij het verlenen van de vergunning een belangenafweging dient plaats te vinden tussen de belangen van de aanvrager en de bescherming van het monument. De rechtbank oordeelde dat verweerder in zijn besluit voldoende rekening heeft gehouden met de tijdelijke aard van de situatie en dat de zichtlijn naar het park niet onaanvaardbaar wordt aangetast. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat er geen andere geschikte locaties beschikbaar waren voor de tijdelijke huisvesting van de leerlingen. Eiseres kon niet aantonen dat er alternatieven waren die ten onrechte ongeschikt waren bevonden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft de procedure van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd en geoordeeld dat eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij een algemeen belang behartigt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09 - 4059
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 september 2010
in de zaak van:
Wijkraad Welgelegen,
gevestigd te Haarlem,
eiseres,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder,
derde partij,
Salomo, Stichting voor Christelijke Primair Onderwijs Zuid-Kennemerland,
gevestigd te Haarlem,
gemachtigde: mr. E.C. Berkouwer, advocaat te Haarlem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2009 heeft verweerder de derde partij een monumentenvergunning verleend ten behoeve van het plaatsen van tijdelijke schoollokalen aan het Frederikspark te Haarlem. De vergunning is verleend voor een termijn van drie jaar.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 17 augustus 2010 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Op 1 oktober 2009 en 2 september 2010 heeft de derde partij een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het beroep is behandeld ter zitting van 16 september 2010, alwaar eiseres zich heeft laten vertegenwoordigen door [naam 1] Namens verweerder is verschenen mr. A.F. van Heusden, werkzaam bij de gemeente Haarlem. Namens Salomo zijn verschenen de gemachtigde, voornoemd en [naam 2].
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 11 van de Monumentenwet 1988 (hierna: Monumentenwet) is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen dan wel een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
2.2 Artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, luidt:
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2. (..).
3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.3 Salomo heeft tot doel het doen geven en bevorderen van primair onderwijs op christelijke grondslag en houdt hiertoe diverse christelijke basisscholen in stand, waaronder de Dreefschool in Haarlem. De school is gevestigd aan de Dreef 20 tegenover het Frederikspark, dat bij besluit van 27 maart 2000 is aangewezen als beschermd rijksmonument. De school heeft tevens een tijdelijke dependance aan het Leidseplein te Haarlem.
2.4 Salomo acht zich genoodzaakt een renovatie en verbouwing uit te voeren aan het pand op de Dreef, omdat het te klein is geworden en in vele opzichten niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd. Teneinde de renovatie uit te kunnen voeren wenst Salomo noodlokalen te plaatsen in het Frederikspark, in de nabijheid van het schoolgebouw aan de Dreef. Wanneer de renovatie achter de rug is, wenst Salomo de groepen die thans les krijgen in de dependance over te brengen naar de noodlokalen, totdat het pand aan de Kleine Houtweg 24 kan worden betrokken. Ook deze verlenging van het gebruik van de noodlokalen is volgens Salomo noodzakelijk, omdat het pand aan het Leidseplein vanuit organisatorisch oogpunt niet geschikt is als dependance en bovendien slechts tijdelijk ter beschikking is gesteld.
2.5 Eiseres kan zich met dit besluit niet verenigen. Alvorens in te gaan op de door eiseres aangevoerde gronden, dient de rechtbank ambtshalve te beoordelen of zij kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uit het bepaalde in artikel 1:2, derde lid, van de Awb volgt dat voor het in rechte opkomen ter behartiging van algemene en collectieve belangen de eis van rechtspersoonlijkheid geldt om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. De rechtbank houdt het ervoor dat eiseres ten tijde van het indienen van het beroepschrift kon worden aangemerkt als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid en dat zij een rechtstreeks bij het aan de orde zijnde besluit betrokken algemeen belang behartigt, zodat zij als belanghebbende kan worden aangemerkt.
2.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder de belangen onvoldoende heeft afgewogen. Zij heeft in dit verband gewezen op de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en het gebrek aan parkeerruimte. Ook is verweerder bij zijn besluitvorming uitgegaan van een onvolledige voorstelling van zaken, nu de aanvraag niet ziet op voorzieningen zoals een fietsenstalling, berging, omheining en speelvoorzieningen. Aldus is de inbreuk groter dan de aanvraag doet vermoeden. Verder meent eiseres dat er alternatieve locaties beschikbaar zijn.
2.7 Bij het verlenen van een vergunning op grond van artikel 11 van de Monumentenwet dient door het bestuursorgaan een afweging te worden gemaakt tussen het belang van de aanvrager en het belang van bescherming van het betrokken monument. Belangen die zien op verkeersveiligheid, sociale veiligheid en parkeerruimte blijven derhalve buiten beschouwing. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat een tijdelijke huisvestingslocatie voor Salomo noodzakelijk is in verband met de renovatie van het pand aan de Dreef en de omstandigheid dat de tweede huisvestingslocatie aan de Kleine Houtstraat nog niet beschikbaar is. De plaatsing van tijdelijke klaslokalen in het Frederikspark acht verweerder een geschikte oplossing. Hierbij heeft verweerder in aanmerking genomen dat het monument weliswaar wordt aangetast, in die zin dat de zichtlijn vanuit noordwestelijke richting naar het open middendeel van het park wordt verminderd, maar dat het gaat om een tijdelijke situatie, waarbij de klaslokalen grotendeels worden geplaatst op een verhard parkeerterrein aan de rand van het park, dat de stedenbouwkundige opzet van het park niet wordt gewijzigd en dat het park als zodanig kan blijven worden gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee geen blijk gegeven van een onjuiste belangenafweging. Het standpunt dat ten onrechte geen rekening is gehouden met nog te realiseren voorzieningen, volgt de rechtbank niet. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is genoegzaam gebleken dat er geen andere voorzieningen zullen worden geplaatst.
2.8 Met betrekking tot de mogelijke aanwezige alternatieven overweegt de rechtbank dat verweerder meerdere alternatieven heeft onderzocht welke om uiteenlopende redenen ongeschikt zijn bevonden. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten dat deze alternatieven ten onrechte ongeschikt zijn bevonden. Dat ten tijde van het nemen van het besluit een alternatief voorhanden was of beschikbaar zou komen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ter zitting is het tweede gebouw aan de Kleine Houtweg 24 nog als mogelijk alternatief ter sprake gekomen. Tijdens de renovatie van het hoofdgebouw op deze locatie zouden groepen leerlingen tijdelijk kunnen worden gehuisvest in het tweede gebouw. Verweerder heeft alvorens het nemen van het besluit ook deze mogelijkheid overwogen, doch de locatie ongeschikt bevonden vanwege de aanwezigheid van een vmbo-school. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Dat de vmbo-school thans niet langer in het gebouw gevestigd is, maakt dat niet anders, nu dit ten tijde van het besluit niet voorzienbaar was. Daar komt bij dat, zoals Salomo ter zitting heeft aangegeven, ook dit gebouw zal moeten worden verbouwd alvorens de groepen leerlingen daarin kunnen worden ondergebracht en valt te billijken dat verweerder in navolging van Salomo hierin voldoende aanleiding heeft gezien dit alternatief niet te prefereren.
2.9 Eiseres betoogt verder dat het besluit in strijd is met de wet, nu in de verordening op de wijkraden is bepaald dat burgemeester en wethouders verplicht zijn over alle belangrijke aangelegenheden waarbij de belangen van een wijk rechtstreeks zijn betrokken in een zo vroeg mogelijk stadium van besluitvorming het advies van de in die wijk ingestelde wijkraad in te winnen.
2.10 De rechtbank overweegt dat verweerder kan worden gevolgd in zijn standpunt dat ingevolge artikel 14a, eerste lid, van de Monumentenwet ter voorbereiding van het besluit de procedure van afdeling 3.4 van de Awb moet worden gevolgd. Nu verweerder deze procedure heeft gevolgd, bestaat er geen grond voor het oordeel dat het besluit voor vernietiging in aanmerking komt wegens het niet inwinnen van advies bij eiseres.
2.11 Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzitter, mr. G.D. de Jong en mr. L. Beijen, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.