ECLI:NL:RBHAA:2010:BN8395
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst en loonvordering werknemer
In deze zaak stond de vraag centraal of de werknemer, [werknemer], zijn arbeidsovereenkomst met [werkgeefster] per direct had opgezegd tijdens een gesprek op 8 december 2008. De werkgever, [werkgeefster], stelde dat de werknemer in dat gesprek had aangegeven te willen stoppen, terwijl de werknemer dit betwistte en aanvoerde dat er geen duidelijke en ondubbelzinnige opzegging had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever zich had moeten vergewissen van de intenties van de werknemer, vooral gezien de emotionele context van het gesprek. De werkgever had de werknemer de gelegenheid moeten geven om zijn ontslag schriftelijk te bevestigen, wat niet was gebeurd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk was beëindigd. De vordering van de werknemer tot doorbetaling van zijn loon over de periode van 8 december 2008 tot 1 april 2009 werd afgewezen, omdat de hoofdregel 'geen arbeid, geen loon' van toepassing was. De werknemer had zich niet beschikbaar gesteld voor werk en had de werkgever niet tijdig geïnformeerd over zijn standpunt. De proceskosten werden toegewezen aan de werkgever, omdat de werknemer in het ongelijk was gesteld.