RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/800115-10
Uitspraakdatum: 22 september 2010
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juni 2010, tussenvonnis d.d. 8 juli 2010 (heropening) en het hervatte onderzoek ter terechtzitting van 8 september 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem .
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 25 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, aan een ambtenaar, wachtmeester der eerste klasse der Koninklijke Marechaussee, genaamd [slachtoffer], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een verbrijzelde (linker)pink en/of een gecompliceerde fractuur met partiële amputatie van de top van die (linker)pink), heeft toegebracht, door deze
opzettelijk (krachtig) in diens (linker)pink (door) te bijten, waardoor deze (linker)pink is verbrijzeld, in elk geval zodanig ernstig letsel is ontstaan, waardoor het bovenste kootje van zijn (linker)pink moest worden geamputeerd;.
subsidiair:
hij op of omstreeks 25 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, wachtmeester der eerste klasse der Koninklijke Marechaussee, genaamd [slachtoffer], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (krachtig) (in) diens (linker)pink heeft (door) gebeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 25 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, wachtmeester der eerste klasse der Koninklijke Marechaussee, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, genaamd [slachtoffer], (krachtig) (in) diens (linker)pink heeft (door) gebeten, waardoor deze (zwaar) lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, te weten een verbrijzelde
(linker)pink en/of een gecompliceerde fractuur met partiële amputatie van de top van die (linker)pink, waardoor het bovenste kootje van de (linker)pink moest worden geamputeerd.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie kan zich niet verenigen met de conclusies uit de omtrent verdachte opgestelde psychiatrische rapportage d.d. 16 augustus 2010 en acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar. De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] dient naar het oordeel van de officier van justitie in zijn geheel te worden toegewezen met daaraan gekoppeld de schadevergoedingsmaatregel.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Op 25 januari 2010 is verdachte aangehouden op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer vanwege het veroorzaken van overlast en openbare dronkenschap. Bij het overbrengen naar het bureau verzette verdachte zich hevig en begon te schelden. Tijdens de fouillering in zijn cel bleef verdachte zich verzetten en was hij moeilijk onder controle te houden. Verbalisant [collega verbalisant] had peperspray op zijn hand en toen hij trachtte dit in het gezicht van verdachte te wrijven, hapte verdachte meerdere malen naar de hand van verbalisant [collega verbalisant] met de intentie te bijten.2 Verbalisant [slachtoffer], medewerker politiedienst van de Koninklijke Marechaussee Brigade Politie & Beveiliging, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,3 trachtte de hand van verdachte achter de rug van verdachte te brengen, toen verdachte opeens de linkerpink van verbalisant [slachtoffer] in zijn mond nam4 en met grote kracht erin beet. Toen verdachte na 5 seconden los liet, was de pink helemaal doorgebeten.5 Het kootje van de pink hing aan een klein stukje vlees ernaast.6 In het ziekenhuis bleek het bot van de linkerpink verbrijzeld.7 Het betrof een gecompliceerde fractuur met partiële amputatie van de top van de linkerpink.8 Gelet op de ernst van het letsel en de te verwachten ontstekingen is het vingerkootje geamputeerd.9
4.2 Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het de keuze van het slachtoffer is geweest om het kootje van zijn pink te laten amputeren en dat dit derhalve niet aan verdachte kan worden toegerekend. Het primair ten laste gelegde kan daarom niet worden bewezen En verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Gelet op de medische informatie, te weten dat het risico op (bot)infecties en het afsterven van de linker pinktop bijzonder groot was, bleek amputatie de beste optie te zijn. Dat het slachtoffer vervolgens toestemming voor amputatie heeft gegeven, doet daaraan niet af. Het primair ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 25 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, aan een ambtenaar, wachtmeester der eerste klasse der Koninklijke Marechaussee, genaamd [slachtoffer], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, een verbrijzelde linkerpink en een gecompliceerde fractuur met partiële amputatie van de top van die linkerpink, heeft toegebracht, door deze opzettelijk krachtig in diens linkerpink door te bijten, waardoor deze linkerpink is verbrijzeld, waardoor het bovenste kootje van zijn linkerpink moest worden geamputeerd.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Zware mishandeling van een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn functie.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het psychiatrisch pro justitia rapport, opgesteld door I. Maksimovic, psychiater, d.d. 16 augustus 2010 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn functie. Verdachte is aangehouden op Schiphol vanwege het veroorzaken van overlast en openbare dronkenschap. Tijdens zijn aanhouding heeft verdachte zich hevig verzet. Er waren vier leden van de Koninklijke Marechaussee (KMAR) voor nodig om de veiligheidsfouillering bij verdachte toe te kunnen passen. Tijdens de worsteling die ontstond bij het omdoen van de boeien, heeft verdachte één van de leden van de KMAR in zijn vinger gebeten. Gedurende vijf seconden heeft verdachte zo hard gebeten dat de pink van het slachtoffer er na afloop als een afgekauwd stuk vlees aanbungelde. Het slachtoffer is direct naar het ziekenhuis vervoerd en daar bleek dat amputatie de beste optie was. Het bot van de linkerpink was namelijk verbrijzeld en er was een grote kans op infecties. Het slachtoffer heeft een injectie tegen de pijn gekregen en de volgende dag is zijn vingerkootje geamputeerd. Buiten de pijn die het slachtoffer heeft ondervonden, was er ook de onzekerheid of hij door de beet was besmet met het HIV-virus dan wel met Hepatitis. De kans is groot dat het slachtoffer altijd een beperking zal blijven houden in het gebruik van zijn linkerpink en dat er krachtverlies zal zijn in zijn linkerhand. Dit terwijl het slachtoffer zijn handen goed moet kunnen gebruiken voor het uitoefenen van zijn werk. Het slachtoffer zal zijn levenlang getekend zijn door de beet van verdachte. Het litteken zit op een opvallende plaats en de gevolgen zijn des te hinderlijker nu het slachtoffer ook nog linkshandig is.
Uit voornoemd pro justitia rapport dat over verdachte is uitgebracht, blijkt het navolgende.
Verdachte is een Poolse man die lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de zin van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) en een chronische posttraumatische stressstoornis (PTSS). Ten tijde van het ten laste gelegde was bij verdachte sprake van een depressieve stoornis. Tevens heeft verdachte een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, met trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis.
Verdachte is in zijn kinderjaren blootgesteld aan zeer traumatische ervaringen, in de zin dat hij continu fysiek werd mishandeld door zijn vader en dat hij getuige was van de mishandeling van zijn moeder door zijn vader. De manier waarop de aanhouding verliep was voor verdachte een herhaling van zijn trauma, waarop hij reageerde met onvoorspelbaar agressief gedrag. Verdachte beschikte vanwege PTSS over een beperkt aantal gedragsmogelijkheden die hij zou kunnen toepassen in dit soort situaties. Een PTSS brengt een continu verhoogd angstniveau met zich mee, waardoor verdachte, vanuit zijn angst, op een onvoorspelbare agressieve manier reageerde. De mate van agitatie was verhoogd door zijn depressie. Het feit dat verdachte onder invloed van alcohol was, speelde slechts een faciliterende rol. Verdachte had kunnen weten dat hij impulsief reageert als hij alcohol gebruikt, maar hij was beperkt in zijn mogelijkheid om te kiezen om geen alcohol te gebruiken. Vanwege de combinatie van zijn PTSS en depressie gebruikte verdachte alcohol als automedicatie om zichzelf te kalmeren onder omstandigheden die veel stress veroorzaken, zoals zijn onzekere toekomst, waarbij hij vanwege zijn verhoogde impulsiviteit door zijn ADHD in mindere mate in staat was om te kiezen om geen alcohol te gebruiken.
Door al deze factoren kan worden gesteld dat verdachte in mindere mate in staat was om controle uit te oefenen over zijn gedrag tijdens het ten laste gelegde. Het advies is om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten tijde van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft een aantal kanttekeningen geplaatst bij de conclusies die in dit rapport worden getrokken. De enige bron die de psychiater heeft geraadpleegd, zijn de verklaringen van verdachte. Er zijn geen referenten geraadpleegd, zodat de verklaringen van verdachte niet gevalideerd kunnen worden. De psychiater gaat wat betreft het gebeurde ook alleen af op wat verdachte hem heeft verteld en niet op wat er in het dossier vermeld staat. Daarnaast wordt in het rapport een aantal conclusies getrokken die niet zijn onderbouwd. Zo wordt aanvankelijk gesproken over het gebruik van amfetamine als automedicatie, maar in zijn conclusie zegt de psychiater dat verdachte alcohol als automedicatie gebruikt. De officier van justitie kan zich derhalve niet verenigen met de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was omdat zijn stoornissen hebben geleid tot het alcoholgebruik. De officier van justitie acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
De rechtbank onderschrijft de kanttekeningen van de officier van justitie bij de psychiatrische rapportage, maar ziet hierin geen aanleiding om aan de juistheid van de conclusies van de psychiater te twijfelen. De rechtbank acht verdachte derhalve - anders dan de officier van justitie- verminderd toerekeningsvatbaar ten tijde van het ten laste gelegde. Hier zal zij bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf rekening mee houden.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De rechtbank zal gelet op de ernst van het feit niet, zoals door de raadsman bepleit, een deel van die straf voorwaardelijk opleggen met daaraan gekoppeld een bijzondere voorwaarde inhoudende een behandeling van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte de Nederlandse taal niet spreekt en geen enkele binding met Nederland heeft. Daarnaast heeft verdachte geen adres in Nederland en is hij niet verzekerd. De toekomst van verdachte in Nederland is ook onzeker in verband met een nog lopend verzoek tot overlevering van verdachte aan de Poolse autoriteiten. Bovendien blijkt uit het advies van de psychiater dat een ambulante behandeling aangewezen is. Verdachte heeft zelf te kennen gegeven voor behandeling gemotiveerd te zijn en kan deze dan ook in een vrijwillig kader volgen.
8. Vordering benadeelde partij en eventueel schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.500,- ingediend tegen verdachte als voorschot op de (im)materiële schade die hij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank een dergelijk voorschot redelijk en billijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 1500,-.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van
TWINTIG (20) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1.500,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.500,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter,
mrs. A.J. Medze en E. Kanninga-Jonker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Hermans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2010.
mr. E. Kanninga-Jonker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2010 (dossierpagina 35);
3 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 27 januari 2010 (dossierpagina 16 en 18);
4 De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 24 juni 2010;
5 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 27 januari 2010 (dossierpagina 17);
6 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2010 (dossierpagina 39);
7 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 27 januari 2010 (dossierpagina 17);
8 Een schriftelijk stuk, te weten de medische informatie betreffende [slachtoffer] d.d. 28 januari 2010 (dossierpagina 25);
9 Een schriftelijk stuk, te weten VU medische informatie betreffende [slachtoffer] d.d. 19 februari 2010.