ECLI:NL:RBHAA:2010:BN7761

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
449433 CV EXPL 09-15082
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen een dwangbevel van een bedrijfstakpensioenfonds met betrekking tot de verplichtstelling van pensioenpremies

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 15 september 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap [XXX] Computers & Supplies B.V. (hierna: eiseres) en de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel (hierna: gedaagde). Eiseres heeft verzet aangetekend tegen een dwangbevel dat door gedaagde was uitgevaardigd op 14 september 2009, waarbij eiseres werd verplicht om een bedrag van € 13.357,18 aan achterstallige pensioenpremies te betalen. Eiseres vorderde de buitenwerkingstelling van dit dwangbevel, maar werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank oordeelde dat het verzet niet tijdig was ingesteld, aangezien de termijn van 30 dagen, zoals voorgeschreven in artikel 21 lid 5 van de Wet Bpf, was overschreden. Eiseres had het dwangbevel op 3 november 2009 betekend gekregen, maar had pas op 30 november 2009 kennis genomen van het dwangbevel, wat volgens de rechtbank niet volstond om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen.

De rechtbank overwoog verder dat de uitvaardiging van het dwangbevel door een bedrijfstakpensioenfonds privaatrechtelijk van aard is en dat contact met de deurwaarder geen geldige reden opleverde om aan te nemen dat eiseres niet meer gebonden was aan de wettelijke termijn. Eiseres had daarnaast moeten indienen bij de rechtbank binnen de geldende termijn, wat zij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat het dwangbevel formele rechtskracht had gekregen en dat de rechtstoestand tussen partijen vaststond. Eiseres werd derhalve niet ontvankelijk verklaard in haar vordering tot gegrond verklaring van het verzet en tot buiten effectstelling van het dwangbevel. De proceskosten werden aan eiseres opgelegd, omdat zij in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 449433/CV EXPL 09-15082
datum uitspraak: 15 september 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[XXX] COMPUTERS & SUPPLIES B.V.
te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer
eiseres
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. M. Stegeman
tegen
de stichting STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE DETAILHANDEL
te Utrecht
gedaagde
hierna te noemen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds
gemachtigde A.H. Groenewegen
Het verdere verloop van de procedure
Bij tussenvonnis van 21 juli 2010 heeft de kantonrechter Stichting Bedrijfstakpensioenfonds in de gelegenheid gesteld tot het nemen van een conclusie van dupliek. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds heeft geconcludeerd voor dupliek, waarna vonnis is bepaald op heden.
De feiten
1. [eiseres] drijft een onderneming die zich blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 17 december 2009 bezighoudt met ‘De handel in alsmede import, export en fabricage van hard- en software en supplies; het verlenen van adviezen en diensten op het gebied van de automatisering’.
2. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds is een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds voor de detailhandel in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (hierna: Wet Bpf).
3. De werkgever voor wiens werknemers deelneming in Stichting Bedrijfstak-pensioenfonds verplicht is gesteld, is gehouden tot betaling van de voor zijn werknemers uit hoofde van hun verplichte deelneming aan een pensioenfonds verschuldigde premies.
4. De Verplichtstelling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel van januari 2009 (hierna: de Verplichtstelling) definieert detailhandel onder meer als “het bedrijf van het kopen en aan particulieren verkopen van waren”, waarbij onder “het aan particulieren verkopen van waren” mede wordt verstaan “het daarmede gepaard gaande verkopen van waren aan instellingen en personen, die deze in een door hen gedreven onderneming aanwenden, tenzij dit geschiedt in verband met het verkopen aan wederverkopers”.
5. Ingevolge de Verplichtstelling is deelneming in Stichting Bedrijfstakpensioenfonds niet verplicht voor werknemers die “anders dan in de detailhandel werkzaam zijn bij een werkgever, in wiens onderneming de detailhandel in loonbedrag en aantal arbeidsdagen overtroffen wordt door het loonbedrag en aantal arbeidsdagen in verband met andere in die onderneming plaatsvindende bedrijvigheid”.
6. Op 14 september 2009 heeft Stichting Bedrijfstakpensioenfonds een dwangbevel tegen [eiseres] uitgevaardigd tot afdracht van € 13.357,18 ter zake van achterstallige pensioenpremies over 2007, 2008 en 2009, inclusief verhoging. Op 3 november 2009 heeft Stichting Bedrijfstakpensioenfonds dit dwangbevel aan [eiseres] betekend.
7. Op 11 november 2009 heeft [eiseres] in een brief gericht aan ‘Interpolis relan pensioenen relan’ aan onder meer het volgende geschreven:
“Wij zijn een groothandel en geen detailhandel vanaf eind 2007 hebben wij ons contract al opgezet. [...] Kunt u ons alsnog uitschrijven met terug werkende kracht.”
8. Bij brief van 5 februari 2010 heeft Werkgeversadministratie Interpolis Pensioenbeheer B.V., namens Stichting Bedrijfstakpensioenfonds aan [eiseres] medegedeeld de registratie van [eiseres] te hebben beëindigd per 31 december 2008. [Interpolis] heeft voorts, voor zover van belang, nog het volgende opgemerkt:
“Binnenkort ontvangt u de correctiefactuur over het jaar 2009 en de nihil eindafrekening over het jaar 2010.”
9. Op 5 maart 2010 heeft Stichting Bedrijfstakpensioenfonds [eiseres] een correctiefactuur ten bedrage van € 10.296,82 toegezonden ter zake van over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds en het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Elektrotechnische detailhandel aan [eiseres] in rekening gebrachte premies, inclusief rente.
10. Eind november 2009 heeft [eiseres] telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds. Bij brief van 30 november 2009 heeft [eiseres] onder meer het volgende aan de gemachtigde van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds geschreven:
“Wij hebben in 2007 relan al opgezegd omdat wij een groothandel zijn en geen detailhandel. [...] U heeft aangegeven dat u interpolis gaat bellen en dat u er op terug komt ook gaat het beslag van 1-12-2009 niet door”
De vordering
[eiseres] vordert kort gezegd – het verzet tegen het dwangbevel van 14 september 2009 gegrond te verklaren en het dwangbevel buiten effect te stellen, alsmede voor recht te verklaren dat [eiseres] niet valt onder de verplichtstelling van Stichting Bedrijfstak-pensioenfonds en dat haar werknemers niet verplicht zijn om deel te nemen in de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds. [eiseres] voert daartoe het volgende aan.
[eiseres] is distributeur en dealer van diverse merken computers. Zij houdt zich niet bezig met detailhandel, maar met groothandel. Zij levert haar waren niet aan particulieren of aan instellingen of personen die deze waren in een door hen gedreven onderneming aanwenden. Omdat [eiseres] voor 80% aan wederverkopers levert, wordt het loonbedrag en het aantal werkdagen dat binnen [eiseres] wordt besteed aan detailhandel ruimschoots overtroffen door het loonbedrag dat wordt besteed aan andere bedrijvigheid dan detailhandel. [eiseres] valt dus niet onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van Stichting Bedrijfstak-pensioenfonds.
Het verweer
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling van het geschil
1. [eiseres] beroept zich op artikel 143 Rv en stelt dat zij op tijd in verzet is gekomen tegen het dwangbevel van 14 september 2009, omdat zij daarvan eerst op 30 november 2009 heeft kennis genomen. Deze redenering kan geen stand houden, nu artikel 143 Rv ziet op het verzet tegen een verstekvonnis, waarvan in de onderhavige procedure geen sprake is. Artikel 21 lid 5 Wet Bpf kent slechts één tijdstip van aanvang van de verzettermijn, te weten de dag van betekening van het dwangbevel. Gerekend vanaf die dag, 3 november 2009, is het verzet te laat ingesteld.
2. [eiseres] stelt voorts dat, indien wordt geoordeeld dat het verzet niet tijdig is ingesteld, er analoog aan artikel 6:11 Awb, sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ook dit standpunt gaat niet op. Nog daargelaten dat de beslissing tot het uitvaardigen van een dwangbevel door een bedrijfstakpensioenfonds niet publiekrechtelijk maar privaatrechtelijk van aard is, is ook de omstandigheid dat [eiseres] contact heeft opgenomen met de deurwaarder en dat deze zou hebben toegezegd op de kwestie terug te komen, geen geldige reden om aan te nemen dat [eiseres] niet meer gebonden was aan de wettelijke termijn van 30 dagen. Daarbij is van belang dat de informatie over het doen van verzet, waar en binnen welke termijn, vermeld staat op het betekende dwangbevel. [eiseres] kon daarom niet volstaan met contact opnemen met het deurwaarderskantoor en de uitkomst daarvan afwachten, maar had daarnaast binnen de daarvoor geldende termijn bij de rechtbank een verzetschrift kunnen en moeten indienen.
3. Nu [eiseres] niet binnen de daarvoor geldende termijn in verzet is gekomen, zoals voorgeschreven in artikel 21 lid 5 van de Wet Bpf, heeft het dwangbevel - dat ingevolge lid 4 van artikel 21 wet Bpf een executoriale titel oplevert - formele rechtskracht gekregen. Daarmee is de rechtstoestand tussen partijen komen vast te staan. Beantwoording van de vraag of de aanslag terecht of onterecht is opgelegd, is in dit geding dan ook niet aan de orde. [eiseres] zal derhalve niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering het verzet tegen het dwangbevel van 14 september 2009 gegrond te verklaren en het dwangbevel buiten effect te stellen.
4. Met betrekking tot het tweede gedeelte van de vordering wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat Stichting Bedrijfstakpensioenfonds de inschrijving van [eiseres] per 31 december 2008 heeft beëindigd. Dit bekent dat moet worden aangenomen dat [eiseres] per 1 januari 2009 is uitgeschreven, zodat zij geen belang heeft bij haar vordering voor recht te verklaren dat [eiseres] niet valt onder de verplichtstelling van Stichting Bedrijfstak-pensioenfonds en dat haar werknemers niet verplicht zijn om deel te nemen in de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds. Deze vordering zal daarom moeten worden afgewezen.
5. De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld,
De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart [eiseres] niet ontvankelijk in haar vordering tot gegrond verklaring van het verzet tegen het dwangbevel van 14 september 2009 en tot buiten effectstelling van dit dwangbevel;
- wijst de vordering tot geven van een verklaring voor recht dat [eiseres] niet valt onder de verplichtstelling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds en dat haar werknemers niet verplicht zijn om deel te nemen in de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstak-pensioenfonds af;
- veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds tot en met vandaag worden begroot op € 400,00 aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Dubois en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.