1. Met ingang van 8 november 1999 is [eiser] op basis van een arbeidsovereenkomst bij [gedaagde] in dienst getreden als chauffeur. Het laatstverdiende loon bedroeg € 1.875,01 bruto per 4 weken.
2. Toepasselijk was de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen. Volgens artikel 15 van deze CAO heeft [eiser] bij arbeidsongeschiktheid gedurende de eerste 52 weken recht op 100% loondoorbetaling. Daarna heeft [eiser] alleen nog recht op 100% doorbetaling indien is voldaan aan een aantal aanvullende voorwaarden.
3. In verband met bedrijfseconomische omstandigheden heeft [gedaagde] op 20 mei 2009 een ontslagvergunning voor een aantal van haar werknemers, waaronder [eiser], aangevraagd bij UWV werkbedrijf.
4. Bij brief van 2 juni 2009 heeft UWV werkbedrijf bevestigd dat zij het hiervoor bedoelde verzoek op 25 mei 2009 had ontvangen. [eiser] was toen niet arbeidsongeschikt. Gevraagd werd om nadere informatie. In reactie hierop heeft [gedaagde] op 11 juni 2009 nadere informatie naar UWV werkbedrijf gefaxt en verstuurd. Bij brief van 14 juni 2009 heeft [gedaagde] UWV werkbedrijf laten weten dat de ontslagaanvraag alleen werd gehandhaafd voor [eiser].
5. Bij brief van 25 juni 2009 maakte UWV werkbedrijf melding van onduidelijkheid over de werknemers voor wie een ontslagvergunning werd gevraagd, omdat op de aanvraag slechts de namen van [eiser] en zijn collega [collega] voorkwamen, maar uit verdere correspondentie volgde dat ook ontslag werd aangevraagd voor collega’s [collega's]. Daarom werd gevraagd alsnog de nodige duidelijkheid te verschaffen. Verder werd weer gevraagd om nadere informatie.
6. Vervolgens is [gedaagde] met UWV werkbedrijf gaan bellen. Bij brief van 29 juni 2009 heeft [gedaagde] schriftelijk bevestigd, dat het ontslagverzoek voor [collega] werd ingetrokken.
7. Nadat [gedaagde] weer met UWV werkbedrijf was gaan bellen, kreeg zij van een (andere) beslisambtenaar te horen, dat het praktischer zou zijn als [gedaagde] een nieuw ontslagverzoek zou indienen, deze keer alleen voor [eiser]. Dat heeft [gedaagde] gedaan bij brief van 2 juli 2009, door UWV werkbedrijf ontvangen op 6 juli 2009. [eiser] was op dat moment echter inmiddels volledig arbeidsongeschikt, vanwege een hem op 4 juni 2009 overkomen ongeval.
8. Bij beschikking gedateerd op 2 juli 2009 heeft UWV werkbedrijf beslist dat de ontslagaanvraag van 20 mei 2009 op grond van het bepaalde in artikel 4.5 vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht niet in behandeling werd genomen. Dit vanwege het niet tijdig verstrekken van de nodige informatie. Tegen deze beschikking stond noch staat enig rechtsmiddel open.
9. Vervolgens is de ontslagaanvraag van 2 juli 2009 wel in behandeling genomen, waarna de gevraagde ontslagvergunning op 14 augustus 2009 is verleend. Met gebruikmaking daarvan is de arbeidsovereenkomst op 19 augustus 2009 opgezegd per 14 oktober 2009. [eiser] was op 19 augustus 2009 nog steeds arbeidsongeschikt. Nadien is hij weliswaar kort hersteld geweest, maar vlak daarna is hij weer arbeidsongeschikt geworden (spanningsklachten) welke arbeidsongeschiktheid tot op heden voortduurt.
10. Bij brief van 14 oktober 2009 is namens [eiser] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van deze opzegging, welke brief [gedaagde] evenwel niet heeft bereikt vanwege een onjuiste adressering. Bij brief van 16 oktober 2009, waarvan de ontvangst op 20 oktober 2009 is bevestigd, is (nogmaals) een beroep gedaan op de vernietigbaarheid.
11. Vanaf 1 oktober 2009 is geen loon c.a. meer uitbetaald. Aan [eiser] is met ingang van 14 oktober 2009 een Ziektewetuitkering toegekend, welke thans nog steeds voortduurt.