zaaknummer: AWB 10 - 4351 WMO
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 september 2010
[verzoekster] en [verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde: mr. H.M. de Roo, advocaat te Haarlem,
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.E. van der Kamp advocaat te 's-Gravenhage.
Bij collegebesluit van 6 juni 2010, verzonden op 30 juni 2010, heeft verweerder de op 7 april 2010 in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingediende aanvraag van verzoekers gericht op het verkrijgen van maatschappelijke opvang voor hen en hun kinderen – [naam kind 1], geboren op [geboortedatum] (hierna: [kind 1]) en [naam kind 2], geboren op [geboortedatum] (hierna: [kind 2]) – afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 1 juni 2010 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft ermee ingestemd dat dit bezwaar geacht wordt te zijn gericht tegen het besluit van 6 juni 2010.
Bij besluit van 20 augustus 2010 heeft verweerder het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard. Verzoekers hebben hiertegen bij brief van 26 augustus 2010 beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nr. AWB 10-4350 WMO.
Bij brief van eveneens 26 augustus 2010 hebben verzoekers de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is, gelijktijdig met het verzoek geregistreerd onder nr. AWB 10-4250 WMO, behandeld ter zitting van 30 augustus 2010, waar [verzoekster] (hierna: verzoekster) in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was voor verzoekster ter zitting aanwezig mr. C.E. Cerezo-Weijsenfeld, advocaat te Haarlem.
Aan de zijde van verweerder waren ter zitting aanwezig mr. K. Roos en A.L.P. Baro, beiden werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2.1 Verzoekers verblijven vanaf 11 juni 2005 in Nederland, samen met hun minderjarige dochter [kind 1]. Zij hebben allen de Surinaamse nationaliteit en zijn Nederland binnengereisd op een toeristenvisum. Aanvankelijk had verzoekster het plan om in Nederland te gaan studeren, maar dit is niet doorgegaan. Op [geboortedatum kind 2] is verzoekster bevallen van [kind 2]. Deze dochter is te vroeg geboren en heeft ernstige gezondheidsproblemen.
2.2 Bij beschikking van 12 februari 2010 heeft de staatssecretaris van Justitie aan verzoekster en [kind 2] tot en met 12 augustus 2010 uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Hierdoor hebben zij rechtmatig verblijf in Nederland op grond van artikel 8, onder j, Vw 2000. Inmiddels heeft de staatssecretaris dit uitstel van vertrek verlengd tot 12 februari 2010, mede ten behoeve van [verzoeker] en [kind 1].
2.3 Op 7 april 2010 heeft verzoekster bij verweerder een aanvraag ingediend gericht op verkrijging van maatschappelijke opvang voor haar en haar gezinsleden wegens dreigende dakloosheid. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen.
2.4 Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2010 (reg. nr. AWB 10-2701 WMO) heeft deze verweerder (onder meer) opgedragen om verzoekster en haar gezinsleden, als gezin, toe te laten tot de maatschappelijke opvang tot zes weken na verzending van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar. Ter uitvoering van voornoemde uitspraak heeft verweerder verzoekers en hun twee kinderen – bij gebreke van maatschappelijke opvang voor gezinnen – opvang geboden in het Van der Valkhotel in Haarlem, waar zij op 17 juni 2010 hun intrek hebben genomen. Het gezin verblijft daar in een vierpersoonskamer. Verzoekers ontvangen leefgeld van het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA).
2.5 Op 15 juli 2010 hebben verzoekers verweerder gedagvaard in kort geding. In deze procedure hebben verzoekers gesteld dat de voorzieningenrechter wel aan verweerder de plicht heeft opgelegd om te voorzien in opvang, doch dat deze rechter niet over de feitelijke tenuitvoerlegging van de opgelegde plicht gaat. Verzoekers zijn van mening dat verblijf in het Van der Valkhotel ongeschikt is voor de gezondheid van [kind 2]. Verzoekers hebben derhalve in kort geding gevorderd dat verweerder binnen drie dagen na het te wijzen vonnis aan verzoekers te Haarlem onderdak ter beschikking zal stellen, geschikt voor bewoning door het gehele gezin, waarin [kind 2] niet wordt blootgesteld aan stof, rook, vocht en infectiebronnen. Op 23 juli 2010 is de behandeling van het kort geding aangehouden, om verzoekers in de gelegenheid te stellen te beoordelen of de inmiddels ter beschikking gestelde huisvesting in het asielzoekerscentrum (Azc) te Alkmaar voor verzoekers geschikt is en in verband met een verzoek tot ondertoezichtstelling van beide kinderen van verzoekers. Verzoekers hebben de opvangmogelijkheid in het Azc niet geaccepteerd. Bij brief van 13 augustus 2010 heeft verweerder aan de rechtbank, sector civiel, laten weten dat hij zijn aanvankelijke instemming met aanhouding van het kort geding intrekt. De mondelinge behandeling van het kort geding zal op 8 september 2010 worden hervat.
2.6 In het nu voorliggende verzoek om voorlopige voorziening vragen verzoekers de voorzieningenrechter om verweerder te gelasten verzoekers en hun kinderen toe te laten tot de maatschappelijke opvang in het kader van de Wmo. Zij stellen zich op het standpunt dat de opvang die het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA) hun in het Azc Alkmaar heeft geboden, niet adequaat is, gelet op de gezondheidstoestand van [kind 1] en [kind 2].
2.7 Verweerder stelt zich op het standpunt dat opvang van verzoekers en hun kinderen in het Azc Alkmaar een voor hen toereikende en adequate voorliggende voorziening is, zodat verzoekers en hun kinderen niet in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang in het kader van de Wmo.
2.8 De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
2.9 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.10 De voorzieningenrechter wijst op haar uitspraak van heden in de zaak met registratienummer AWB 10-4250 WMO. Zoals blijkt uit deze uitspraak, loopt de voorziening die is getroffen bij uitspraak van 14 juni 2010 in ieder geval door tot de zevende dag na de datum waarop het COA daadwerkelijk aan verzoekster en haar gezinsleden woonruimte in het Azc Alkmaar beschikbaar heeft gesteld. Gesteld noch gebleken is dat het Azc Alkmaar inmiddels aan verzoekster en haar gezinsleden woonruimte beschikbaar heeft gesteld. Gelet hierop hebben verzoekers nu geen spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening hangende de beroepsprocedure.
2.11 Voor zover verzoekers met het nu voorliggende verzoek om voorlopige voorziening beogen te bereiken dat verweerder hun in het kader van de maatschappelijke opvang een andere opvangplek toewijst dan een vierpersoonskamer in het Van der Valkhotel te Haarlem, dan is hetgeen verzoekers in dit verzoek om voorlopige voorziening vragen gelijk aan hetgeen zij bij de civiele rechter in kort geding hebben gevorderd. In dit verband wijst de voorzieningenrechter op rechtsoverweging 2.7 van de uitspraak van 17 augustus 2010, gedaan in het kader van de zaak met reg. nr. AWB 10-4098 WMO.
2.12 Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe dan ook af.
2.13 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Mateman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2010.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.