RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 466154 / CV EXPL 3640-10
datum uitspraak: 16 september 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. L.M. Seriese
de commanditaire vennootschap Technische Schoonmaak Service Nederland (TSN)
en haar beherend vennoot
de besloten vennootschap Development Company Steur B.V.
te Katwoude
gedaagde partij
hierna te noemen TSN
gemachtigde mr. I. Luijt-Visser
[eiser] heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen TSN (vordering in conventie).
Hierop heeft TSN geantwoord. Daarbij is een tegenvordering ingesteld (vordering in reconventie).
Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt. Voorafgaande daaraan is [eiser] nog in de gelegenheid gesteld te antwoorden op de tegenvordering.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
Na de terechtzitting is nog een brief ontvangen van de gemachtigde van TSN, waarin deze zich verzet tegen het meewegen van een voor haar pas bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ter tafel gekomen verklaring van de vader van [eiser]. De gemachtigde van [eiser] heeft zich op haar beurt weer bij brief verzet tegen het toelaten van deze brief van de gemachtigde van TSN.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, TSN zal veroordelen tot - kort samengevat - loondoorbetaling vanaf 14 tot en met 30 september 2009, met wettelijke verhoging en rente alsmede, zoals de kantonrechter uit het lichaam van de dagvaarding begrijpt, betaling van € 33,80 netto wegens achterstallige declaraties, alles met veroordeling van TSN in de proceskosten.
TSN vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] zal veroordelen aan TSN te betalen het netto equivalent van de somma van € 1.333,95 bruto wegens schadeplichtig ontslag en het netto equivalent van € 333.48 bruto wegens teveel genoten vakantiedagen, met rente en proceskosten.
De verweren strekken tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de respectieve vorderingen.
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan vanaf 1 april 2009, welke arbeidsovereenkomst - na verlenging - van rechtswege, zou aflopen op 30 september 2009. Het laatstverdiende salaris bedroeg € 1.667,44 per vier weken.
2. Op 14 september 2009 is [eiser] door TSN op staande voet ontslagen. [eiser] heeft de vernietigbaarheid daarvan tijdig ingeroepen. Over de periode 15 tot en met 30 september 2009 is geen salaris meer uitbetaald.
De beoordeling van het geschil
De kantonrechter zal de verklaring van de vader van [eiser] reeds buiten beschouwing laten, omdat deze niet relevant is voor de in deze zaak te nemen beslissingen.
Partijen zijn eerst en vooral verdeeld over de vraag, of het ontslag op staande voet terecht is gegeven.
De directe aanleiding voor het ontslag, zoals dit aan [eiser] is kenbaar gemaakt, bestond hierin dat [eiser] op 14 september 2009 te vroeg met werken was begonnen en vervolgens in de middag naar het ziekenhuis is geweest, zonder dit aan TSN mede te delen. Tevens werd in dat verband melding gemaakt van de voorgeschiedenis, te weten herhaalde waarschuwingen voor het zich niet houden aan de voorgeschreven werktijden, het niet dragen van veiligheidsschoenen, het niet voldoende servicegericht werken en het ‘lastig vallen’ van collega’s. Verwezen wordt naar het gezegde: de druppel die de emmer doet overlopen.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan het ontslag op staande voet reeds geen stand houden, omdat de als zodanig benoemde ‘druppel’ juridisch onvoldoende was om de emmer te doen overlopen. Van ongeoorloofde afwezigheid was immers geen sprake. Sterker, [eiser] heeft nog zijn best gedaan om het vanwege zijn ziekenhuisbezoek te verwachten verzuim zoveel mogelijk te beperken, door die dag vroeger te beginnen.
De kantonrechter begrijpt dat partijen al langer niet meer met elkaar overweg konden, dit wegens een blijvend verschil van mening over de wijze en de tijden waarop de werkzaamheden moesten worden uitgevoerd. Het zware middel van een ontslag op staande voet, vlak voor het van rechtswege eindigen van het dienstverband, was onder de gegeven omstandigheden echter niet de juridisch geëigende weg om daaraan een einde te maken. In elk geval deed zich in deze niet het geval voor, waarin van de werkgever in redelijkheid niet meer kon worden gevergd het dienstverband te laten voortduren, al was het maar tot op het ogenblik dat daaraan een rechtsgeldig einde zou komen.
Dat betekent dat het ontslag op staande voet ongeldig is en dat [eiser] recht heeft op uitbetaling van zijn loon over de periode van 15 tot en met 30 september 2009. Dat komt neer op 16/28 x € 1.667,44 = € 952,82 bruto te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. De tegenvordering van TSN, voor zover gegrond op een geldig ontslag op staande voet, is gelet op het voorgaande uiteraard niet toewijsbaar.
Partijen zijn verder verdeeld over de vraag, of [eiser] recht heeft op uitbetaling van € 33,80 netto wegens gedeclareerde onkosten. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend, nu de vordering wat dit onderdeel betreft, mede gelet op de betwisting door TSN, onvoldoende feitelijk onderbouwd is gebleven.
Partijen zijn tenslotte verdeeld over de vraag, of [eiser] gehouden is een bedrag gelijk aan het netto equivalent van
€ 333,48 bruto aan TSN te vergoeden, wegens 3,5 teveel genoten vakantiedagen en 0,5 dag ongeoorloofde afwezigheid. Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Voor wat betreft de gestelde ongeoorloofde afwezigheid op 14 september 2009 moet worden vastgesteld dat daarvan geen sprake was, nu [eiser] die middag naar het ziekenhuis moest, hetgeen - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - niet als ongeoorloofde afwezigheid kan worden aangemerkt, ook al heeft [eiser] dat niet tijdig aan TSN laten weten.
Voor wat betreft de gestelde 3,5 teveel genoten vakantiedagen heeft het volgende te gelden. Ervan uitgaande dat [eiser] inderdaad meer vakantiedagen heeft genoten dan waarop hij recht had, betekent dit bij gebreke van een voldoende wettelijke grondslag nog niet zonder meer, dat hij verplicht kan worden tot vergoeding van deze dagen in geld. Dat zou alleen anders zijn indien hem vooraf op niet mis te verstane wijze zou zijn medegedeeld, dat hij de loonwaarde van deze dagen bij het einde van het dienstverband zou moeten terugbetalen, als hij op dat ogenblik te weinig vakantiedagen mocht hebben opgebouwd. Dat is weliswaar door TSN gesteld, maar door [eiser] betwist en vervolgens niet bewezen, noch voldoende concreet te bewijzen aangeboden. Kortheidshalve wordt verwezen naar Ktg. Zaandam, 31 maart 1994; NJ 1995, 318 en Ktg. Amsterdam 24 februari 1995; Prg 1995, 4304.
Samenvattend moet dus ook dit onderdeel van de tegenvordering worden afgewezen.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
TSN wordt veroordeeld om onder overlegging van een behoorlijke bruto/netto loonspecificatie aan [eiser] te betalen de somma van € 952,82 bruto vermeerderd met de daarover verschuldigde vakantiebijslag en de wettelijke verhoging ex artikel 7.625 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede met de wettelijke rente over de betreffende bedragen, telkens berekend vanaf de dag van hun opeisbaarheid tot de dag dat alles betaald is.
TSN wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 505,45 waarvan € 200,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
De vordering wordt afgewezen.
TSN wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 150,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 september 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.