ECLI:NL:RBHAA:2010:BN5484

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 464571 / CV EXPL 10-3381
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot oproeping van de bewindvoerder in een civiele procedure

In deze zaak heeft UPC Nederland B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die onder bewind was gesteld. De kantonrechter heeft op 9 september 2010 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. UPC vorderde een bedrag van € 549,97, vermeerderd met rente en kosten. Tijdens de procedure bleek dat de gedaagde bij beschikking van 8 maart 2010 onder bewind was gesteld, maar UPC had de bewindvoerder niet opgeroepen, ondanks dat de kantonrechter hen daartoe in de gelegenheid had gesteld. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel UPC aanvankelijk niet op de hoogte was van de bewindvoering, zij alsnog verplicht was om de bewindvoerder in het geding te betrekken. De bewindvoerder is uiteindelijk op eigen initiatief verschenen en heeft geantwoord op de vordering van UPC.

De kantonrechter oordeelde dat UPC ontvankelijk was in haar vordering, ondanks het feit dat de bewindvoerder niet tijdig was opgeroepen. De vordering van UPC werd niet of onvoldoende weersproken door de gedaagde, en de kantonrechter besloot de vordering toe te wijzen. De gedaagde werd veroordeeld om aan UPC te betalen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar verklaard bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moest betalen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de rol van de bewindvoerder in civiele procedures en de verplichting van partijen om deze op de juiste wijze in het geding te betrekken, vooral wanneer er sprake is van een onder bewind gestelde persoon.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 464571 / CV EXPL 10-3381
datum uitspraak: 9 september 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
UPC Nederland B.V.
te Amsterdam
eisende partij
hierna te noemen UPC
gemachtigde deurwaarder F.J.M. van der Meer
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder
[bewindvoerder] te [woonplaats]
De procedure
UPC heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde].
Hierop is [gedaagde] verschenen.
Omdat vervolgens bleek dat [gedaagde] bij beschikking van 8 maart 2010 van deze rechtbank, sector en locatie, onder bewind was gesteld, is UPC bij rolbeschikking van 20 mei 2010 in de gelegenheid gesteld om de bewindvoerder (alsnog) in het geding op te roepen.
Hoewel UPC daaraan geen gevolg heeft gegeven is de bewindvoerder op eigen initiatief in het geding verschenen en is geantwoord op de vordering.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De vordering
UPC vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen aan UPC te betalen de somma van € 549,97 met (verdere) rente en kosten.
De beoordeling van het geschil
Procedureel.
UPC heeft ten onrechte nagelaten de bewindvoerder in het geding op te roepen, nadat zij daartoe in de gelegenheid was gesteld.
Voorop gesteld moet worden dat de wet ervan uitgaat dat de bewindvoerder als formele procespartij in het geding moet worden betrokken. Weliswaar kan UPC, die onbetwist geen kennis droeg van de bewindvoering, niet worden verweten dat zij aanvankelijk [gedaagde] in persoon heeft gedagvaard, maar dat neemt niet weg dat zij gehouden was om de bewindvoerder in het geding op te roepen, nadat de noodzaak daartoe was gebleken.
Omdat de bewindvoerder op de daartoe aangewezen dag alsnog op eigen initiatief in het geding is verschenen, is UPC echter toch ontvankelijk te achten in haar vordering.
Inhoudelijk.
De vordering is niet, althans onvoldoende weersproken en moet daarom worden toegewezen.
Dat [gedaagde] inmiddels is ‘aangemeld’ voor schuldhulpverlening kan daaraan niet afdoen.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Beslissing
[gedaagde] wordt veroordeeld om aan UPC te betalen de somma van € 549,97 met de wettelijke rente over € 424,70 vanaf de dag dat gedagvaard is tot de dag dat alles betaald is.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van UPC tot op heden begroot op € 338,89, waarvan € 100,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 september 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.