ECLI:NL:RBHAA:2010:BN5166

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-710041-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag op brom/fietspad

Op 18 september 2008 vond er een verkeersongeval plaats op het Carel Reinierszpad in Haarlem, waarbij de verdachte, als bestuurster van een fiets met haar dochter achterop, linksaf sloeg zonder richting aan te geven en niet achterom te kijken. Dit leidde tot een aanrijding met een bromfietsster, genaamd [slachtoffer], die ernstig gewond raakte met onder andere een gebroken kaak en een kinwond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat resulteerde in schuld volgens artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, maar dit verweer werd verworpen. De officier van justitie eiste een geldboete, maar de rechtbank besloot, gezien het tijdsverloop en het feit dat de verdachte een first offender was, om een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel te geven. De rechtbank benadrukte dat het opleggen van een straf geen strafrechtelijk doel meer diende, gezien de omstandigheden van de zaak en het grote tijdsverloop sinds het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710041-09
Uitspraakdatum: 18 juni 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 juni 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te ([postcode]) [woonplaats], [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair:
zij op of omstreeks 18 september 2008 te Haarlem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een fiets, daarmede rijdende over het middels een bord G12a van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens als zodanig aangeduide brom/fietspad, het Carel Reinierszpad, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden immers toen zij ter hoogte van een doorsteek, naar een naast dat fietspad gelegen parkeerterrein (van de Kennemersporthal) kwam, naar links is afgeslagen teneinde dat parkeerterrein op te rijden, zonder hiertoe richting aan te hebben geven en/of zonder er zich van te hebben vergewist dat ze kon afslaan zonder het overige verkeer op dat brom/fietspad in gevaar te brengen, waarna en/of (mede) waardoor een aanrijding of botsing ontstond tussen haar verdachte en/of haar fiets en een haar op dat brom/fietspad achterop komend/inhalende bromfiets en/of de bestuurster daarvan waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een (op twee plaatsen) gebroken kaak en/of een kinwond en/of een of meer naar achter geslagen/geschoten tanden, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair:
zij op of omstreeks 18 september 2008 te Haarlem als bestuurder van een fiets op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het als zodanig middels een bor G12a van bijlageI van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens aangeduidde brom/fietspad, het Carel Reinierszpad, bij het naar links afslaan, teneinde middels een doorsteek het naast dat fietspad gelegen parkeerterein (van de Kennemersporthal) op te rijden, een bestuurder van een voertuig (bromfiets), die op dezelfde weg zich naast, althans zich links dicht achter haar bevond, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Voorvragen
De verdediging heeft preliminair het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het openbaar ministerie geen en/of onjuiste belangenafweging heeft gemaakt bij het instellen van een vervolging van verdachte. Dit verweer is door de rechtbank ter terechtzitting verworpen, overwegende dat niet is gebleken dat het openbaar ministerie in redelijkheid niet tot vervolging kon overgaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een geldboete van 500 euro bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden1
Op 18 september 2008 reed verdachte als bestuurster van een fiets met haar dochter achterop over het Carel Reinierszpad, te Haarlem. Verdachte rijdt regelmatig over het Carel Reinierszpad en is bekend met de feitelijke situatie ter plaatse. 2 Op zeker moment is verdachte ter hoogte van een doorsteek, naar een naast dat fietspad gelegen parkeerterrein van de Kennemersporthal, links afgeslagen om dat parkeerterrein op te rijden. Verdachte heeft daarbij geen richting aangegeven. 3 Vervolgens is een bromfietsster, genaamd [slachtoffer], die haar op dat moment inhaalde, met haar bromfiets tegen de fiets van verdachte gebotst en ten val gekomen.
Het Carel Reinierszpad is een fiets- en bromfietspad , aangegeven door middel van verkeersbord G12a, conform model bijlage 1 RVV90.4
Het slachtoffer [slachtoffer] wilde verdachte inhalen. Net op het moment dat zij verdachte wilde passeren, sloeg verdachte linksaf. Verdachte had daarbij geen hand of arm uitgestoken. Ook heeft verdachte niet over haar schouder gekeken om te kijken of er iets aankwam. Verdachte had op geen enkele manier richting aangegeven.5 Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij wel achterom heeft gekeken en haar raadsman heeft betoogd dat niet is komen vast te staan dat zij niet achterom heeft gekeken. De rechtbank ziet evenwel geen reden aan de juistheid van de door het slachtoffer, [slachtoffer], en getuige Deudekom afgelegde verklaringen te twijfelen. Beiden hebben verklaard dat verdachte niet alleen geen richting heeft aangegeven, maar dat zij evenmin achterom keek alvorens zij linksaf sloeg. In dit verband weegt de rechtbank mee dat verdachte, indien zij werkelijk achterom zou hebben gekeken, de bromfietsster, die ongeveer 40 kilometer per uur reed6, zou hebben gezien.
Door de aanrijding heeft [slachtoffer] een kinwond, een op twee plaatsen gebroken kaak en losse en naar achteren geslagen tanden in onder en bovenkaak opgelopen. 7 [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op de dag van het ongeval geopereerd is. Voorts heeft zij verklaard dat haar kaken minimaal zes weken op elkaar moesten zitten en dat zij alleen vloeibaar eten kon gebruiken. Op 30 september 2008 kon [slachtoffer] nog steeds niet volledig naar school als gevolg van het ongeval.8
4.2 Bewijsoverweging
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het rijgedrag van verdachte zodanig is geweest dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994).
Verdachte heeft twee verkeersovertredingen gemaakt. Ten eerste heeft zij niet achterom gekeken om zich ervan te vergewissen dat zij veilig kon afslaan en ten tweede heeft zij haar hand niet uitgestoken. In de gegeven omstandigheden, waarbij verdachte met haar dochter achterop op een fietspad reed, is dit verkeersgedrag naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, zodat naar het oordeel van de rechtbak sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Voorts is sprake van zwaar lichamelijk letsel nu bij het slachtoffer sprake was van kinwond, een op twee plaatsen gebroken kaak en losse tanden in onder en bovenkaak.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten gevolge van twee afzonderlijke verkeersfouten, te weten het afslaan zonder richting aan te geven en zonder zich te vergewissen dat zij het overige verkeer op dat brom/fietspad niet in gevaar zou brengen, een verkeersongeval met ernstige gevolgen heeft veroorzaakt en dat daarbij sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
zij op 18 september 2008 te Haarlem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een fiets, daarmede rijdende over het middels een bord G12a van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens als zodanig aangeduide brom/fietspad, het Carel Reinierszpad, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden, immers toen zij ter hoogte van een doorsteek, naar een naast dat fietspad gelegen parkeerterrein (van de Kennemersporthal) kwam, naar links is afgeslagen teneinde dat parkeerterrein op te rijden, zonder hiertoe richting aan te hebben geven en zonder er zich van te hebben vergewist dat ze kon afslaan zonder het overige verkeer op dat brom/fietspad in gevaar te brengen, waardoor een aanrijding of botsing ontstond tussen de fiets van verdachte en een haar op dat brom/fietspad inhalende bromfiets en de bestuurster daarvan, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een op twee plaatsen gebroken kaak en een kinwond en naar achter geslagen tanden werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde is strafbaar en levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht
Bij de beantwoording van de vraag of aan verdachte een straf moet worden opgelegd en zo ja, welke, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als fietser aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld door bij het links afslaan geen richting aan te geven en ook niet achterom te kijken. Door toedoen van verdachte heeft een aanrijding met een haar op dat moment inhalende bromfietsster plaatsgevonden. Hierbij is de bromfietsster ernstig gewond geraakt. Het slachtoffer heeft ondermeer twee breuken in haar onderkaak, een kinwond en loszittende tanden opgelopen. Zij is diezelfde dag in het ziekenhuis opgenomen en geopereerd.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld. Voorts neemt de rechtbank nadrukkelijk het tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde feit in ogenschouw. Het ongeval heeft in september 2008 plaatsgevonden, terwijl verdachte eerst in februari 2010 door het openbaar ministerie is gedagvaard. Dit terwijl er geen duidelijke redenen zijn waarom, deze - niet omvangrijke zaak waarin het eindproces-verbaal is ingekomen bij het openbaar ministerie op 2 februari 2009 - niet eerder aan de rechtbank is voorgelegd dan thans is geschied.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de omstandigheden van het geval en het grote tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde feit, het opleggen van straf - al dan niet in voorwaardelijke vorm - geen strafrechtelijk doel meer dient. De rechtbank acht een schuldig verklaring zonder oplegging van straf of maatregel het meest op zijn plaats en zij zal dan ook zo beslissen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Bepaalt dat aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Cichowski-van der Kleijn, voorzitter,
mrs. M.J.A. Plaisier en P.M. Wamsteker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2010.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
3 De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
4 Proces-verbaal aanrijding, d.d. 29 september 2008, dossierpagina 5.
5 Proces-verbaal verhoor [slachtoffer], d.d. 30 september 28, dossierpagina 10 en proces-verbaal van bevindingen van 9 oktober 2008 inhoudende een relaas van een telefoongesprek met [getuige], dossierpagina 15.
6 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 30 september 208, dossierpagina 9 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2008, inhoudende een relaas van een telefoongesprek met [getuige], dossierpagina 15.
7 Aanvraagformulier medische informatie d.d. 6 oktober 2008, dossierpagina 20 en proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], d.d. 30 september 2008, dossierpagina 10.
8 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], d.d. 30 september 2008, dossierpagina 10.