ECLI:NL:RBHAA:2010:BN4371
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen dwangbevel niet mogelijk na inwerkingtreding Vierde Tranche Awb
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 augustus 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer. De zaak betreft een dwangbevel dat op 9 juni 2010 door de verweerder is uitgevaardigd, waarbij de belanghebbende werd aangesproken op een schuld van € 8.140,37. De belanghebbende heeft op 30 juni 2010 verzet aangetekend tegen dit dwangbevel, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit verzet niet-ontvankelijk is.
De rechtbank overweegt dat met de inwerkingtreding van de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 1 juli 2009, de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen een dwangbevel is komen te vervallen. Dit betekent dat de belanghebbende niet langer de mogelijkheid heeft om tegen het dwangbevel in verzet te komen, ook niet bij de bestuursrechter. De rechtbank wijst erop dat de wetgever heeft gekozen om het verzet te laten opgaan in het executiegeschil, dat aan de civiele rechter is voorbehouden.
De rechtbank concludeert dat de verplichting tot betaling van de geldsom door de belanghebbende is ontstaan na de inwerkingtreding van de Vierde Tranche Awb, waardoor het nieuwe recht van toepassing is. De rechtbank verklaart het ingediende verzetschrift niet-ontvankelijk, en benadrukt dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De beslissing is openbaar uitgesproken en de uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Buiskool, griffier.