ECLI:NL:RBHAA:2010:BN1793

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-700414-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepkwekerijzaak na onvoldoende bewijs van medeplichtigheid

In de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan het kweken van hennep, heeft de rechtbank Haarlem op 7 juli 2010 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, die betrekking hadden op het beschikbaar stellen van een kas voor de teelt van hennepplanten. De rechtbank oordeelde dat het achterwege laten van een onderzoek in de kas lichtzinnig was, maar dat dit niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de kans dat er een hennepplantage aanwezig was. De rechtbank benadrukte dat er 'dubbel opzet' vereist was voor een bewezenverklaring, wat in deze zaak ontbrak.

De tenlastelegging betrof het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten in de periode van 1 december 2008 tot en met 26 mei 2009 in Rijsenhout. De rechtbank constateerde dat er aanwijzingen waren voor betrokkenheid van de verdachte bij de hennepplantage, zoals het feit dat hij in de kas was geweest en dat er een extra slot op de deur was aangebracht. Echter, de verdachte ontkende enige wetenschap van de hennepplantage en had de kas verhuurd aan een medeverdachte. De rechtbank vond de omstandigheden niet overtuigend genoeg om tot een bewezenverklaring te komen, vooral omdat de verdachte elders fulltime werkte en er geen bewijs was dat hij bemoeienis had met de activiteiten in de kas.

De officier van justitie had vrijspraak gevorderd, en de rechtbank volgde dit advies. De beslissing werd genomen na een openbare terechtzitting op 23 juni 2010, waarbij de rechtbank de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bevestigde. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, en de rechtbank verklaarde dat niet was bewezen wat de verdachte was ten laste gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700414-09
Uitspraakdatum: 7 juli 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 juni 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd:
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 december 2008 tot en met 26 mei 2009 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een kas bij een pand gelegen (op een terrein) aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 10.631 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde (telkens) hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl die [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen bovengenoemd(e) feit(en) begaat in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 december 2008 tot en met 26 mei 2009 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen voornoemde kas/pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
De rechtbank overweegt dat het dossier diverse aanwijzingen bevat dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de achter zijn woning in een kas aangetroffen hennepplantage. De rechtbank wijst hierbij op de omstandigheid dat verdachte in de kas is geweest op een moment dat het – volgens de getuige [ge[getuige] – erg stonk in de kas (de rechtbank begrijpt: naar hennep). Voorts is op enig moment een (extra) slot aangebracht op de toegangsdeur en heeft verdachte de sleutel hiervan aan [getuige] gegeven met de toevoeging dat de deur voortaan altijd op slot moest. Dit terwijl de kas niet bij verdachte zelf in gebruik was, maar de kas door verdachte werd verhuurd aan [medeverdachte] en [medeverdachte] het door hem gehuurde gedeelte zelf al kon afsluiten. Ten slotte is de getuige [getuige 2] kort in de kas geweest en zag hij direct dat ‘het foute boel was’ en heeft de vader van verdachte twijfel geuit jegens verdachte (de rechtbank begrijpt: twijfel of er wellicht een hennepplantage in de kas was ingericht). Ook waren de paarden van verdachte, die hij zelf ook verzorgde, nabij de kas gestald.
Hier staat tegenover dat verdachte de wetenschap van de hennepplantage ten enenmale heeft ontkend. Hij heeft de kas verhuurd – tegen een niet exorbitant hoog huurtarief van € 4.000,- per jaar – en niet is gebleken dat hij bemoeienis heeft gehad met wat er in de kas gebeurde, mede gelet op het feit dat verdachte elders fulltime werkzaamheden verrichtte. De vader van verdachte heeft op enig moment de afname van elektriciteit bekeken omdat hij argwaan had, maar deze afname bleek niet extreem hoog te zijn. Verdachte is weliswaar in de kas geweest, maar dit betrof slechts een kort moment in de gang, waarbij hij – naar eigen zeggen – niets heeft geroken. Dat getuige [getuige] daarover anders heeft verklaard, doet daaraan niet af, nu de verklaring van [getuige] geen verankering vindt in overige bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het achterwege laten van een onderzoek in de kas onder de gegeven omstandigheden lichtzinnig, maar dit leidt gelet op de overige omstandigheden niet tot de conclusie dat verdachte zich door het achterwege laten hiervan willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zich in de kas achter zijn huis een hennepplantage bevond en dat verdachte bij dit feit behulpzaam zou zijn door het ter beschikking stellen van die kas.
De rechtbank acht de eerstgenoemde omstandigheden onvoldoende overtuigend om tot een bewezenverklaring te komen, waarbij immers ‘dubbel opzet’ (al dan niet in voorwaardelijke zin) op de in de tenlastelegging omschreven gedragingen vereist is.
De rechtbank is derhalve – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat niet is bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
6. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.D. Stam, voorzitter,
mrs. J.M. Sassenburg en A.M. Hol, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. G. Drenth,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2010.
mrs. Stam en Hol zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.