ECLI:NL:RBHAA:2010:BN1690

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
170791/HA RK 10-72
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.J. van der Meer
  • H.M. van Dam
  • A.C. Terwiel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve grond voor partijdigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 9 juli 2010 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter in de hoofdzaak, die gepland stond voor 23 juni 2010, niet onbevooroordeeld kon oordelen vanwege de ziekte van verzoeker. Verzoeker had op 22 juni 2010 verzocht om uitstel van de zitting, omdat hij wegens ziekte niet kon verschijnen. De griffier had verzoeker geïnformeerd dat een tweede verzoek om uitstel slechts in bijzondere omstandigheden zou worden gehonoreerd en dat verzoeker een verklaring van zijn huisarts moest overleggen om zijn afwezigheid te onderbouwen.

De rechtbank oordeelde dat het vragen om een medische verklaring door de griffier niet getuigde van enige vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleveren. De rechtbank concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen objectieve grond voor vrees voor partijdigheid opleverden. Het verzoek om wraking werd dan ook afgewezen.

De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de uitspraak definitief is. De rechtbank beval tevens dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 170791/HA RK 10-72
datum beslissing: 9 juli 2010
Op verzoek van: [verzoeker], verzoeker,
1. Procesverloop
1.1. Bij schriftelijk verzoek van 22 juni 2010 heeft verzoeker de wraking verzocht van [de rechter], hierna te noemen: de rechter, in de bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, aanhangige zaken met zaaknummers AWB 08/5975, AWB 08/6596 en AWB 08/7485, deze zaken hierna gezamenlijk te noemen: de hoofdzaak.
1.2. De rechter heeft niet berust in de wraking.
1.3. Verzoeker en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 7 juli 2010. Verzoeker is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De rechter heeft evenmin van de geboden gelegenheid gebruik gemaakt.
2. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat er - naar de rechtbank begrijpt, gelet op de inhoud van de hierna onder 3.3 te noemen brief van de griffier - bij de rechtbank kennelijk twijfel bestaat over de onmogelijkheid van verzoeker wegens ziekte op de zitting van 23 juni 2010 te 10.15 uur aanwezig te zijn en de rechter de schijn tegen heeft onbevooroordeeld te kunnen oordelen over de hoofdzaak, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3. Beoordeling
3.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2. Bij schrijven gedateerd 22 juni 2010 heeft verzoeker de rechtbank verzocht om uitstel van de zitting in de hoofdzaak op 23 juni 2010, met als reden dat hij wegens ziekte niet kan verschijnen en zijn aanwezigheid op de zitting noodzakelijk is.
3.3. De griffier heeft verzoeker vervolgens eveneens op 22 juni 2010 bericht dat het verzoekers tweede verzoek om uitstel is, dat een tweede verzoek om uitstel slechts in bijzondere omstandigheden wordt gehonoreerd en dat indien verzoeker wegens ziekte uitstel wenst, de rechtbank dat slechts kan toestaan indien verzoeker nog diezelfde dag een verklaring van de huisarts aan de griffier doet toekomen, waaruit blijkt dat verzoeker wegens ziekte niet in staat is op de zitting van 23 juni 2010 te 10.15 uur te verschijnen.
3.4. Vervolgens heeft verzoeker in de loop van de middag van diezelfde dag, derhalve daags voor genoemde zitting, het verzoek zoals onder 1.1. omschreven bij de rechtbank ingediend.
3.5. Indien wegens ziekte om uitstel wordt gevraagd, getuigt het niet van enige vooringenomenheid van de rechter in de hoofdzaak als de griffier vraagt om toezending van een verklaring van een arts waaruit blijkt dat klager of diens gemachtigde niet in staat is om ter zitting te verschijnen. Van een omstandigheid, die een zwaarwegende aanwijzing kan geven voor het oordeel dat de rechter in de hoofdzaak jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, is dan ook geen sprake.
3.6. De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren evenmin grond op voor het oordeel dat de bij verzoeker bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter in de hoofdzaak objectief gerechtvaardigd is.
3.7. De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking, zodat de rechtbank het verzoek zal afwijzen.
4. Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek om wraking af;
- beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de wederpartij en de rechter een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
- beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. van der Meer, voorzitter, en mrs. H.M. van Dam en A.C. Terwiel, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2010 in tegenwoordigheid van mr. H.H. Ruis als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.