ECLI:NL:RBHAA:2010:BN0971

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
468458 AO VERZ 10-337
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. Stolp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een arbeidsovereenkomst wegens ernstige misdrijven door werknemer

In deze zaak verzoekt CSU Personeel B.V. de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die werkzaam was binnen het beveiligde gebied van luchthaven Schiphol. De werknemer werd in 2005 aangehouden op verdenking van drugssmokkel en werd in 2010 door de Hoge Raad veroordeeld tot drie jaar en tien maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. CSU heeft de werknemer vanaf zijn aanhouding buiten het beveiligde gebied te werk gesteld, maar verzoekt nu ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair wegens een dringende reden en subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig misdrijf, namelijk het invoeren van cocaïne, en dat dit misdrijf in direct verband staat met zijn functie bij CSU. De rechter overweegt dat CSU zich als goed werkgever heeft gedragen door de uitkomst van de strafprocedure af te wachten voordat zij tot ontbinding overging. De kantonrechter wijst het verweer van de werknemer af, waarin hij stelt dat er geen dringende reden of verandering in omstandigheden is. De rechter concludeert dat de gedragingen van de werknemer een dringende reden opleveren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, en dat de ontbinding op 1 juli 2010 ingaat. De persoonlijke omstandigheden van de werknemer worden niet als voldoende argument gezien om de ontbinding tegen te houden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 468458 / AO VERZ 10-337
datum uitspraak: 30 juni 2010
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CSU PERSONEEL B.V.
te Uden
verzoekster
hierna: CSU
gemachtigde: mr. R.M. Dessaur
tegen
[verweerder]
te [woonplaats]
verweerder
hierna: [verweerder]
gemachtigde: mr. F. Kiliç
De procedure
Op 21 mei 2010 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van CSU. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 23 juni 2010. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van CSU heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
1. CSU is een onderneming die zich bezighoudt met het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden voor diverse opdrachtgevers, waaronder luchthaven Schiphol.
2. [verweerder], 51 jaar oud, is op 7 oktober 1987 bij (de rechtsvoorgangster van) CSU in dienst getreden. Zijn laatste functie was die van meewerkend voorman binnen het beveiligd gebied van luchthaven Schiphol, tegen een salaris van € 1.920,00 bruto per vier weken exclusief vakantiegeld.
3. Op 10 november 2005 heeft CSU vernomen dat [verweerder] op verdenking van betrokkenheid bij de smokkel en invoer van drugs op luchthaven Schiphol in voorlopige hechtenis was genomen.
4. [verweerder] is op 9 mei 2006 op vrije voeten gesteld in afwachting van een mogelijke strafrechtelijke vervolging. Hij heeft zich op 16 mei 2006 bij CSU gemeld.
5. [verweerder] heeft vervolgens vervangende werkzaamheden voor CSU verricht op diverse locaties buiten het beveiligd gebied van Schiphol.
6. Op 21 juli 2006 heeft CSU onder meer het volgende aan [verweerder] geschreven:
“Wij hebben vernomen dat in de tegen u aanhangige strafzaak donderdag 27 juli 2006 uitspraak wordt gedaan. Wij verzoeken u, en zonodig sommeren u daartoe, na bekendmaking van het vonnis direct [...] onze advocaat [...] op de hoogte te stellen van de uitkomst van deze procedure. [...] Voor het geval u een straf wordt opgelegd voor de feiten waar u momenteel van verdacht wordt, laat CSU u hierbij alvast weten dat zij alsdan zich zal (moeten) beraden over maatregelen welke moeten leiden tot een beëindiging van het dienstverband.”
7. Bij brieven van 2 en 8 augustus 2006 heeft CSU [verweerder] wederom verzocht haar op de hoogte te stellen van de stand van zaken in de strafprocedure.
8. Bij arrest van 5 oktober 2007 heeft de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof te Amsterdam een collega van [verweerder] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden in verband met de invoer in Nederland van 10 kilogram cocaïne vanuit Latijns Amerika. Het Gerechtshof heeft daarbij onder meer het volgende overwogen:
“De verdachte [...] beging die feiten onder meer met [verweerder] en [XXX], die evenals verdachte [...] werkzaam waren bij CSU schoonmaakdiensten op Schiphol.”
9. Op 14 december 2007 heeft de gemachtigde van [verweerder] telefonisch aan CSU doen weten dat [verweerder] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep (op 5 oktober 2007) was veroordeeld tot een gevangenisstraf in verband met overtreding van de Opiumwet en dat hij tegen het arrest van het Gerechtshof cassatieberoep had ingesteld.
10. Op 30 maart 2010 heeft de Hoge Raad [verweerder] veroordeeld tot drie jaar en tien maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het verzoek
CSU verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair wegens een dringende reden en subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden.
CSU stelt –samengevat – dat zij, zolang [verweerder] nog slechts als verdachte en niet als dader moest worden aangemerkt, nog geen definitieve maatregelen jegens [verweerder] heeft willen treffen. Zij heeft zich als goed werkgever gedragen door [verweerder] gedurende een lange periode vervangende werkzaamheden aan te bieden. CSU heeft [verweerder] daarbij steeds voorgehouden dat zij na afloop van de strafrechtelijke procedure de arbeidsrelatie met hem nader zou bezien en dat een strafrechtelijke veroordeling zou kunnen leiden tot de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Met het arrest van de Hoge Raad van 30 maart 2010 is onherroepelijk komen vast te staan dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan een zwaar misdrijf dat in direct verband staat met zijn functie bij CSU. [verweerder] heeft immers misbruik gemaakt van zijn positie binnen CSU door mee te werken aan het binnensmokkelen van drugs via zijn werkplek op luchthaven Schiphol. [verweerder] heeft daarmee de belangen van CSU ernstig geschaad. Zijn gedragingen leveren dan ook een dringende reden op zoals bedoeld in artikel 7:685 BW, op grond waarvan de arbeidsovereenkomst direct moet worden beëindigd.
Voorts heeft [verweerder] het vertrouwen van CSU in hem zodanig beschaamd, dat van CSU niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met hem te laten voortbestaan. Dit levert een verandering in de omstandigheden op die ertoe moet leiden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op de kortst mogelijke termijn eindigt. Daarbij is van belang dat [verweerder] de waarheidsvinding heeft gefrustreerd door, in strijd met de afspraken tussen partijen, geen openheid jegens CSU te hebben betracht. Hij is niet bereid geweest om CSU, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, inzicht te verschaffen in het verloop van de strafprocedure. Ook daarvan kan hem een ernstig verwijt worden gemaakt. Omdat de verstoring van de arbeidsrelatie geheel aan [verweerder] te wijten is, is voor toekenning van een vergoeding geen aanleiding.
Het verweer
[verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. [verweerder] voert aan dat geen sprake is van een dringende reden of van een zodanige verandering van de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden.
Vanaf de veroordeling van [verweerder] in 2005 heeft hij zijn werkzaamheden voor CSU ongestoord mogen voortzetten. De stelling van CSU dat de arbeidsovereenkomst van [verweerder] moet worden ontbonden in verband met zijn strafrechtelijke veroordeling, kan daarom thans geen stand meer houden. Indien CSU de arbeidsovereenkomst wegens die veroordeling had willen beëindigen, dan had zij dit jaren eerder moeten doen. Van een verandering in de omstandigheden is, in vergelijking met de situatie in 2005, evenmin sprake. CSU kan [verweerder] elders te werk blijven stellen, zoals zij dit de afgelopen jaren heeft gedaan. Zij heeft, naast Schiphol, veel opdrachtgevers waar [verweerder] inzetbaar is. [verweerder] heeft zich altijd bereid verklaard op welke locatie dan ook zijn werkzaamheden te verrichten.
Daar komt bij dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst [verweerder] onevenredig zwaar treft. [verweerder] en zijn gezin zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van de inkomsten van [verweerder] uit zijn arbeidsovereenkomst met CSU. De positie van [verweerder] op de arbeidsmarkt is, gelet op zijn leeftijd, zijn geringe werkervaring elders, zijn strafblad en zijn beperkte scholing en kennis van de Nederlandse taal, zeer ongunstig. [verweerder] heeft drie thuiswonende kinderen, wier studie hij moet bekostigen, en een hypotheekschuld.
Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding van € 89.840,00 bruto. De mate van verwijtbaarheid van CSU en de persoonlijke omstandigheden van [verweerder], geven volgens [verweerder] aanleiding voor toepassing van de correctiefactor C = 2. De arbeidsovereenkomst dient bovendien niet eerder dan op 1 november 2010 te worden ontbonden.
De beoordeling
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
De kantonrechter stelt vast dat het verzoek geen verband houdt met een opzegverbod.
Hoewel [verweerder] ook in deze procedure het strafvonnis in eerste aanleg noch het arrest van het Gerechtshof heeft overgelegd, is met het arrest van de Hoge Raad van 30 maart 2010 genoegzaam komen vast te staan dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig misdrijf, te weten het invoeren van cocaïne, en dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van zijn functie bij CSU. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren deze gedragingen een dringende reden op voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Het kan CSU niet worden tegengeworpen dat zij de uitkomst van de strafrechtelijke procedure heeft afgewacht, alvorens de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] te verzoeken. Zij heeft zich daarentegen juist als goed werkgeefster gedragen door [verweerder] niet als schuldige aan te merken, voordat zijn schuld onherroepelijk zou zijn vastgesteld.
Wat er ook zij van de persoonlijke omstandigheden van [verweerder], zij vallen in zijn risicosfeer en kunnen niet aan een ontbinding wegens een dringende reden in de weg staan.
De arbeidsovereenkomst zal daarom op grond van een dringende reden worden ontbonden.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking, omdat dit niet tot een andere beslissing leidt.
Vanwege de aard van deze procedure draagt iedere partij de eigen kosten.
De beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2010;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.P. Stolp, bijgestaan door drs. A.J. Verkruisen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.